Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV5053

Datum uitspraak2006-03-15
Datum gepubliceerd2006-03-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506782/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 februari 2005, het bestemmingsplan "Siebengewald -1e herziening" (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200506782/1. Datum uitspraak: 15 maart 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 februari 2005, het bestemmingsplan "Siebengewald -1e herziening" (hierna: het plan) vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 juli 2005, kenmerk 2005/29776, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 27 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. I.M.D. Vossen, ambtenaar der provincie, en de gemeenteraad van Bergen, vertegenwoordigd door drs. H.M. Arts-Erwich, zijn verschenen. Appellant is niet verschenen. 2.    Overwegingen Overgangsrecht 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Toetsingskader 2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het bestreden besluit 2.3.    Verweerder acht het bouwvlak binnen het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden (W)" betreffende het perceel tussen de woningen Gochsedijk 102 en 106 te Siebengewald in strijd met het recht en heeft daaraan goedkeuring onthouden. De projectie van een woning op dit perceel binnen de zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), acht hij in strijd met artikel 76, eerste lid van de Wgh, omdat geen akoestisch onderzoek is verricht. Daardoor bestond ten tijde van de vaststelling van het plan geen inzicht in het antwoord op de vraag of de geluidsbelasting van de gevel van de voorziene woning binnen die zone voldoet aan de waarde die ingevolge artikel 82 van de Wgh als de ten hoogste toelaatbare wordt aangemerkt. Het standpunt van appellant 2.4.    Appellant stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het bouwvlak. Hij wijst erop dat hij vóór de vaststelling van het plan beschikte over de resultaten van het vereiste akoestisch onderzoek. Voor zover verweerder niet over deze resultaten beschikte ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, stelt appellant dat verweerder zijn besluit na ontvangst van het onderzoeksrapport had moeten intrekken. Vaststelling van de feiten 2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.5.1.    Het perceel ligt binnen de bebouwde kom van Siebengewald aan de Gochsedijk. Deze weg heeft twee rijstroken. De maximaal toegestane rijsnelheid op deze weg bedraagt ter plaatse 50 km/uur. 2.5.2.    Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de Wgh bevindt zich langs een weg in stedelijk gebied die uit een of twee rijstroken bestaat een zone die aan weerszijden van de weg een breedte heeft van 200 meter. Ingevolge het tweede lid van dit artikel geldt het eerste lid niet voor: a. wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; b. wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Ingevolge het derde lid van dit artikel geldt het eerste lid evenmin voor wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. 2.5.3.    Ingevolge artikel 77 van de Wgh wordt - voor zover hier van belang - bij het voorbereiden van de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar: a. de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidoverdracht beperken; b (..). 2.5.4.    Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen binnen die zone de waarden in acht genomen, die - voor zover hier van belang - ingevolge artikel 82 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wgh - voor zover hier van belang - is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 50 dB(A). Ingevolge artikel 76, tweede lid, van de Wgh worden, in afwijking van het eerste lid van dit artikel, bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover: a. gedeputeerde staten met toepassing van artikel 83 voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden hebben vastgesteld. Gedeputeerde staten nemen - voor zover hier van belang -  ingevolge het derde lid van dit artikel bij hun beslissing over de goedkeuring van een bestemmingsplan of de herziening hiervan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, de waarden in acht, die ingevolge de artikelen 82 en 83 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. 2.5.5.    Het adviesbureau HMB-groep te Maasbree heeft aan appellant op 17 juni 2004 desgevraagd het rapport "Berekening gevelgeluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai" met betrekking tot de voorziene woning op het perceel uitgebracht. Appellant heeft dat onderzoeksrapport bij brief van 17 juli 2005 aan verweerder toegezonden. Het oordeel van de Afdeling 2.6.    Tussen partijen is niet in geding dat zich ten aanzien van de Gochsedijk ter plaatse van het perceel niet één van de in artikel 74, tweede of derde lid, genoemde uitzonderingssituaties voordoet en dat de voorziene woning binnen 200 meter van die weg is voorzien. Verweerder stelt derhalve terecht dat de woning in de zone van een weg ligt als bedoeld in artikel 74 van de Wgh. 2.6.1. Voorts staat vast dat bij de voorbereiding van de herziening van het bestemmingsplan vanwege het college van burgemeester en wethouders geen akoestisch onderzoek is ingesteld als vereist in artikel 77 van de Wgh. Verweerder heeft aan dit gebrek terecht de gevolgtrekking verbonden dat ten tijde van het besluit tot vaststelling van het plan geen inzicht bestond in het antwoord op de vraag of de geluidsbelasting vanwege de Gochsedijk op de gevel van de voorziene woning voldeed aan de in artikel 76 gelezen in samenhang met artikel 82 van de Wgh gestelde grenswaarde. De omstandigheden dat appellant wel in het bezit was van de resultaten van een ter zake doend akoestisch onderzoek en dat hij deze na het bestreden besluit aan verweerder heeft toegezonden, kunnen niet leiden tot het oordeel dat de gemeenteraad dat inzicht bij de vaststelling van het plan had, nu de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan niet over de resultaten van het onderzoek beschikte. 2.6.2. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan in zoverre in strijd is met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft onthouden aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.6.3.    Overigens merkt de Afdeling ter voorlichting van appellant op dat hiermee niet is uitgesloten dat appellant op het perceel de door hem gewenste woning kan realiseren. Hoewel verweerder ter zitting heeft gewezen op enkele gebreken en onjuistheden in het namens appellant opgestelde akoestisch rapport, heeft hij daarbij verklaard dat hij desgevraagd bereid is een hogere waarde als bedoeld in artikel 83 van de Wgh vast te stellen, indien en voorzover uit een verbeterd akoestisch rapport blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Gochsedijk op de gevel van de voorziene woning minder bedraagt dan 65 dB(A). 2.7    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat. w.g. Van Ettekoven    w.g. Nolles Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2006 291-516.