
Jurisprudentie
AV6402
Datum uitspraak2006-03-22
Datum gepubliceerd2006-03-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 05/2760
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-03-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 05/2760
Statusgepubliceerd
Indicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Parkeervergunning dient op voorgeschreven wijze zichtbaar en leesbaar achter de voorruit te zijn geplaatst.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 05/2760
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 22 maart 2006
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 5 september 2005, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag parkeerbelastingen met aanslagnummer [nummer] ongegrond is verklaard en deze naheffingsaanslag is gehandhaafd.
1.2 Het beroep is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 maart 2006, waar beide partijen met voorafgaande kennisgeving niet zijn verschenen.
Overwegingen
2.1 Eiseres is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van ? 46,75, berekend over de parkeerduur van één uur (? 0,75) en vermeerderd met ? 46,00 aan naheffingskosten, wegens het parkeren van haar auto (zwarte Opel met kenteken [kenteken]) in een betaald parkeergebied op de Rotskruiper in Nieuwegein op 30 juni 2005 om 13.39 uur zonder zichtbaar kaartje uit de parkeerautomaat. Het tegen deze naheffingsaanslag door eiseres ingediende bezwaar heeft verweerder bij de thans bestreden uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
2.2 Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Parkeerbelastingverordening 2005 (Verordening) wordt onder de naam parkeerbelastingen een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Op grond van artikel 4 van de Verordening zijn de maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 8 van de Verordening bepaalt dat de kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de verordening ? 46,- bedragen.
Op grond van de Tarieventabel bij de Verordening en de daarbij behorende overzichtskaart tariefzones is de Rotskruiper gelegen in het gebied betaald parkeren, zone D2, waar een tarief geldt van ? 0,75 per uur voor een parkeertijd van maximaal 1 uur.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit betaald parkeren 2005 is, indien wordt geparkeerd bij parkeerapparatuur met een geldige parkeervergunning, de aangifte pas voltooid nadat deze parkeervergunning op de juiste wijze zichtbaar en leesbaar op het dashboard van het geparkeerde voertuig is gelegd, dan wel op andere wijze zichtbaar en leesbaar in of op het voertuig is aangebracht bij het ontbreken van een dashboard.
2.3 Het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij voert aan dat zij weliswaar de parkeervergunning niet achter de voorruit had geplaatst, maar dat zij deze wel op de voorstoel van haar auto had liggen en dat de parkeercontroleurs aan wie zij tijdens het bekeuren de parkeervergunning heeft getoond, haar adviseerden om in bezwaar te gaan, omdat de computergegevens op dat moment niet meer verwijderd konden worden. De controleurs gaven haar daarbij aan dat zij dan haar geld wel terug zou krijgen. Eiseres merkt verder op dat de parkeervergunning weliswaar eigendom is van haar werkgever, maar dat deze individueel per werknemer wordt afgegeven en dat zij dan ook getekend heeft voor het nummer van de parkeervergunning.
2.4 De rechtbank stelt vast dat aan het gebruik van de parkeervergunning voorwaarden zijn verbonden die aan de vergunninghouder schriftelijk kenbaar worden gemaakt, waaronder de voorwaarde dat de vergunning duidelijk zichtbaar en leesbaar achter de voorruit van het motorvoertuig moet zijn aangebracht. Parkeren in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt geacht te zijn parkeren zonder vergunning. Daarbij is er voorts op gewezen dat indien de controleurs de vergunning niet of niet duidelijk leesbaar achter de voorruit aantreffen, een naheffingsaanslag of beschikking zal worden opgelegd.
2.5 De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres erkent dat zij de parkeervergunning niet op de voorgeschreven wijze zichtbaar en leesbaar achter de voorruit op het dashboard van haar auto heeft geplaatst. Gelet daarop is niet voldaan aan de voorschriften verbonden aan de vergunning en is geen sprake van parkeren met die vergunning. De omstandigheid dat eiseres direct tijdens het bekeuren de vergunning aan de parkeercontroleurs alsnog heeft getoond, maakt dat niet anders. In dat verband treft eveneens het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel geen doel. Daargelaten de vraag of uitspraken van een parkeercontroleur kunnen worden aangemerkt als door het beslissingsbevoegde orgaan gedane rechtens te honoreren toezeggingen, heeft de rechtbank in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat ten tijde van de bekeuring toezeggingen in de door haar bedoelde zin zijn gedaan.
2.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en op juiste gronden een naheffingsaanslag heeft opgelegd. De aangevoerde gronden kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2006.
De griffier: De rechter:
mr. M.S.D. de Weerd mr. M.H.F. van Vugt
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.