Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV6538

Datum uitspraak2006-03-08
Datum gepubliceerd2006-03-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers228843 / HA ZA 04-3321
Statusgepubliceerd


Indicatie

Contractenrecht. Uitleg bodemsaneringsovereenkomst SUBAT


Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 228843 / HA ZA 04-3321 Uitspraak: 8 maart 2006 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de stichting STICHTING UITVOERING BODEM-SANERING AMOVERING TANKSTATIONS “SUBAT”, gevestigd te Rotterdam, eiseres, procureur mr. R.B. Gerretsen, advocaat mr. B.M. Winters, - tegen - [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. J. Mikes, advocaat mr. J.M. van Koeveringe-Dekker te Middelburg. 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 17 november 2004 en de door eiseres overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - conclusie van repliek; - conclusie van dupliek. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 Eiseres heeft tot doel - kort gezegd - het saneren van verontreinigingen van de bodem en/of het grondwater onder tankstations, die zijn veroorzaakt door de (normale) werkzaamheden bij het afleveren van motorbrandstoffen aan het wegverkeer. Om dat doel te bereiken sluit eiseres saneringsovereenkomsten met de eigenaren van de grond waarop de sanering betrekking heeft. Eiseres verzorgt en bekostigt, onder in de saneringsovereenkomst bepaalde voorwaarden, de sanering van de bodemverontreiniging. 2.2 Blijkens een onderhandse akte van 9 februari 1994 heeft eiseres met gedaagde een “overeenkomst tot bodemsanering tankstation” gesloten met betrekking tot een verkooppunt van motorbrandstoffen gelegen aan de [straat] te [gemeente], kadastraal bekend […] (hierna: de locatie), zulks onder de voorwaarden en bepalingen als nader omschreven en vermeld in voornoemde akte (hierna: “de saneringsovereenkomst”). Op de saneringsovereenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden tot bodemsanering tankstations van eiseres (hierna de algemene voorwaarden). 2.3 Artikel 13 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang: “ -Artikel 13 verkoop binnen 10 jaar Indien de Locatie of een gedeelte daarvan door de Eigenaar binnen tien jaar na ondertekening van de Overeenkomst wordt verkocht, dan zal de Eigenaar de Saneringskosten, inclusief de daarmee verband houdende kosten, direct vergoeden nadat de Stichting daarom heeft verzocht e.e.a. voorzover deze kosten niet meer bedragen dan de waardevermeerdering van de Locatie als bedoeld in artikel 14. (…) Met verkoop wordt gelijk gesteld elke handeling die naar het oordeel van de Stichting in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is; (…) Met verkoop wordt ook gelijkgesteld een wijziging in de overwegende zeggenschap in een vennootschap die Eigenaar is van de Locatie. De Eigenaar zal de Stichting uiterlijk ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot verkoop van de Locatie daaromtrent informeren. (…).” 2.4 De waardevermeerdering van de locatie als bedoeld in artikel 14 van de algemene voorwaarden (het verschil tussen de waardeschattingen vóór de sanering en nà de sanering) is getaxeerd op ƒ 122.000,-- (in euro: € 55.361,19). 2.5 Eiseres heeft de locatie gesaneerd en op 2 augustus 1999 aan gedaagde opgeleverd. De aan voormelde sanering verbonden kosten hebben bedragen ƒ 109.975,-- (in euro: € 49.904,48). 2.6 Bij brief van 2 augustus 1999 heeft eiseres gedaagde - onder meer - als volgt bericht: “(…) U dient de Stichting te informeren indien u binnen 10 jaar na het afsluiten van de Overeenkomst, m.a.w. tot 10 jaar na 09-02-94, wenst te verkopen of wel een transaktie wenst te verrichten gelijkgesteld aan verkoop. De waardevermeerdering of, indien deze lager zijn, de saneringskosten dienen dan volledig aan de Stichting te worden betaald. Daar de saneringskosten voor uw Locatie ƒ 109.975,== bedragen dient u bij verkoop dit bedrag met de Stichting af te rekenen. Indien u daadwerkelijk voornemens bent de Locatie te verkopen of een transaktie wenst uit te voeren gelijkgesteld aan verkoop, verzoeken wij u met ons contact op te nemen voor het exacte bedrag. (…)” 2.7 Gedaagde heeft op 28 mei 2003 de locatie ingebracht in de op die datum opgerichte besloten vennootschap [X], dit ter voldoening aan de verplichting tot volstorting van de aandelen in deze vennootschap. Gedaagde en zijn echtgenote zijn van deze vennootschap de enig aandeelhouders. 2.8 Eiseres heeft gedaagde bij brieven van 26 februari 2004, 1 juni 2004 en 22 juli 2004 om betaling van een bedrag van € 49.904,-- verzocht, maar heeft geen betaling van gedaagde verkregen. 3. De vordering De vordering luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen de som van € 49.904,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft eiseres aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 De inbreng van de locatie op 28 mei 2003 door gedaagde in de besloten vennootschap [X] heeft plaatsgevonden binnen tien jaar na de datum van ondertekening van de saneringsovereenkomst, zodat gedaagde op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden de saneringskosten ten bedrage van € 49.904,-- aan eiseres dient te vergoeden, nu deze inbreng gezien moet worden als verkoop van die locatie dan wel als een handeling die in economisch opzicht daaraan gelijk te stellen valt. 3.2 Gedaagde is de wettelijke rente verschuldigd over het gevorderde bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. 4. Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, subsidiair tot matiging van het gevorderde bedrag, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding. Gedaagde heeft daartoe - kort weergegeven - het volgende aangevoerd: 4.1 Artikel 13 van de algemene voorwaarden dient op grond van artikel 6: 233, aanhef en onder a BW aangemerkt te worden als een voor gedaagde onredelijk bezwarend beding en dient vernietigd te worden. Dit beding is gelet op de maatschappelijke positie van partijen (eiseres als zeer deskundige monopolist en saneringsspecialist tegenover het kleine autobedrijf van gedaagde met slechts drie werknemers en een beperkt motorbrandstoffen-verkooppunt met twee pompen) en gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst en de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, onredelijk bezwarend voor gedaagde. Gedaagde is een kleine ondernemer, zodat sprake is van een reflexwerking van de artikelen 6: 236 sub d BW en/of 6: 237 sub b BW. Het beding van artikel 13 van de algemene voorwaarden is niet voldoende duidelijk geformuleerd. Op basis van de door eiseres vóór de totstandkoming van de saneringsovereenkomst verstrekte inlichtingen is niet duidelijk, dat inbreng van de locatie in een besloten vennootschap door eiseres zou worden aangemerkt als verkoop in de zin van artikel 13 van de algemene voorwaarden. Eiseres had gedaagde vóór het sluiten van de saneringsovereenkomst moeten wijzen op de consequenties van een dergelijke inbreng. De fiscus althans de belastingwetgever ziet de inbreng van een vennootschap onder firma in een besloten vennootschap, waarvan de oprichters in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming, niet als een economische verkoop van een onderneming. Verder is gedaagde van mening dat de betreffende bepaling niet objectief bepaalbaar is, omdat niet duidelijk is wat met “verkoop” in de zin van artikel 13 van de algemene voorwaarden wordt bedoeld. In de algemene voorwaarden zijn geen criteria opgenomen waaraan het begrip “verkoop” kan worden getoetst en artikel 13 van de algemene voorwaarden vermeldt dat (slechts) het oordeel van eiseres bepalend is voor het begrip “verkoop”. 4.2 Gedaagde is door de enkele bodemsanering niet verrijkt. Gedaagde heeft ook aanzienlijke omzetverliezen (en daarmee ook inkomstenderving) geleden vanwege de door eiseres voorgeschreven sluiting van het motorbrandstoffen-verkooppunt, terwijl ook de waarde van het bedrijf van gedaagde is gedaald, omdat de goodwill van het tankstation is komen te vervallen. Door de geruisloze inbreng van de locatie in de besloten vennootschap wordt geen wijziging gebracht in de feitelijke situatie. Na de inbreng behoort de locatie nog steeds (namelijk nu via de aandelen van de vennootschap) tot het vermogen van gedaagde, die feitelijk niet armer of rijker is geworden door de inbreng. 4.3 In de gegeven omstandigheden zijn er redenen om de vordering van eiseres te matigen en het is bovendien in strijd met de redelijkheid en billijkheid, indien de vordering volledig zou worden toegewezen. Artikel 13 van de algemene voorwaarden kan gelijkgesteld worden met een boetebeding, dat gelet op artikel 6: 94 BW voor matiging in aanmerking komt. Gelet op de artikelen 6: 2 BW en 6: 248 lid 2 BW dient artikel 13 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tussen partijen buiten toepassing te worden gelaten. Eiseres heeft geen belang bij een strikte handhaving van genoemde tien jaren termijn. Deze termijn is uitsluitend in het belang van gedaagde opgenomen. Het motief van antispeculatie heeft inmiddels in belangrijke mate aan belang ingeboet, nu de inbreng van de locatie in de besloten vennootschap heeft plaatsgevonden zeven en een halve maand vóór het verstrijken van de in artikel 13 genoemde tien jaren termijn. Artikel 13 van de algemene voorwaarden is wegens het ontbreken van een afbouwregeling onredelijk bezwarend. 5. De beoordeling 5.1 De kern van het geschil betreft de vraag of de inbreng van de gesaneerde locatie in een rechtspersoon een handeling oplevert die kan worden gelijkgesteld met “verkoop binnen 10 jaar” in de zin van artikel 13 van de door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden. 5.2 Eiseres stelt dat dit het geval is nu gedaagde door de inbreng van de locatie op 28 mei 2003 in een besloten vennootschap, aandelen in deze vennootschap heeft verkregen die meer waard zijn geworden door de bodemsanering en dat de waardevermeerdering aldus gerealiseerd is, nu deze inbreng in natura naar economische maatstaven kan worden gewaardeerd. Eiseres stelt verder dat de terugbetalingsregeling in het leven is geroepen om het “speculeren in de (in waarde vermeerderde) onroerende zaak” tegen te gaan en dat deze bepaling er niet toe strekt gedaagde aan een verplichting te houden, maar voor de fiscus juist een van de essentiële voorwaarden was om de bodemsanering niet als een schenking aan te merken en akkoord te gaan met de gehele SUBAT-operatie. 5.3 Het betoog van gedaagde dat artikel 13 van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6: 233, aanhef en onder a BW moet worden vernietigd moet worden verworpen. De vraag hoe in een overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 638). In casu heeft als uitgangspunt te gelden dat artikel 13 van de algemene voorwaarden, gezien de terzake onbetwist gebleven stellingen van eiseres en gezien de in voormeld artikel 13 opgenomen bepaling “Met verkoop wordt gelijkgesteld elke handeling die naar het oordeel van de Stichting in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is”, bedoelt te voorkomen dat binnen tien jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst wordt geprofiteerd van de door de sanering gerealiseerde waardevermeerdering van de locatie. Van deze bepaling in de algemene voorwaarden, die naar het oordeel van de rechtbank aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, heeft gedaagde vóór het tot stand komen van de saneringsovereenkomst kunnen kennis nemen. Ook in de vóór het aangaan van de saneringsovereenkomst aan gedaagde ter beschikking gestelde algemene informatie over de “werkwijze en stand van zaken Subat” (productie 1 bij conclusie van antwoord) wijst eiseres er op dat de achtergrond van de terugbetalingsregeling is: “te voorkomen dat er belastingheffing (IB/VPB c.q. schenkingsrechten) zou moeten plaatsvinden en te voorkomen dat door sanering door SUBAT onmiddellijk verrijking plaatsvindt. Dit kan grondspeculatie voorkomen. De voorwaarden van SUBAT zijn dusdanig dat ook handelingen die in economisch opzicht met verkoop vergelijkbaar zijn onder de terugbetalingsregeling vallen”. Voorts heeft eiseres bij de hiervoor onder 2.6 vermelde brief van 2 augustus 1999 gedaagde er nog op gewezen dat hij de waardevermeerdering, of indien deze lager zijn, de saneringskosten aan haar dient terug te betalen indien hij binnen 10 jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst de locatie wenst te verkopen dan wel een transactie wenst te verrichten gelijkgesteld aan verkoop. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien, dat aan gedaagde onvoldoende informatie zou zijn verstrekt ten aanzien van de in artikel 13 van de algemene voorwaarden opgenomen terugbetalingsverplichting. De enkele omstandigheid dat eiseres zich het recht heeft voorbehouden te beoordelen of sprake is van verkoop of een daarmee gelijk te stellen handeling, rechtvaardigt niet de conclusie dat het beding in artikel 13 van de algemene voorwaarden voor gedaagde onredelijk bezwarend is. Het criterium: “in economisch opzicht met koop vergelijkbare handeling” is naar het oordeel van de rechtbank voldoende objectief. Opmerking verdient in dit verband dat eiseres geen willekeurige invulling zal mogen geven aan haar oordeel of een handeling in economisch opzicht moet worden gelijkgesteld met “verkoop”. De wijze van formulering van deze bepaling biedt de wederpartijen van eiseres de mogelijkheid om een voorgenomen handeling die mogelijk zou kunnen worden gelijkgesteld met “verkoop” op voorhand ter toetsing aan eiseres voor te leggen. 5.4 Door de overdracht van de eigendom van de locatie op 28 mei 2003 aan de besloten vennootschap [X] is de eigendom van de locatie binnen 10 jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst uit het (privé)vermogen van gedaagde gevloeid en in het vermogen van die vennootschap terechtgekomen, en wel ter voldoening aan de verplichting van gedaagde tot volstorting van de bij de oprichting van die vennootschap geplaatste aandelen. Nu gedaagde (evenals zijn echtgenote) in ruil voor deze inbreng van de (waardevermeerdering van de) locatie aandelen heeft verkregen in de besloten vennootschap [X], heeft eiseres zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat de eigendomsoverdracht zoals die op 28 mei 2003 heeft plaatsgevonden kan worden aangemerkt als een koop en verkoop in de zin van artikel 7: 1 BW, dan wel als een handeling die in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is, nu deze inbreng in natura gelet op de artikelen 2: 191 b, eerste lid BW en 2: 204 a BW naar economische maatstaven kan worden gewaardeerd. De stelling van gedaagde dat geen waardevermeerdering is gerealiseerd - in economische zin - moet worden verworpen, omdat tussen partijen vaststaat dat de waarde van de locatie als gevolg van de bodemsanering is vermeerderd, hetgeen na de inbreng tot uitdrukking komt in de waarde van de aandelen in de besloten vennootschap [X], de nieuwe eigenaresse van de locatie. Hieraan doet niet af dat in boekhoudkundig en/of fiscaal opzicht geen rekening is gehouden met de meerwaarde van de grond, nu de verhouding tussen partijen niet door het voor gedaagde en [X] geldende fiscale regime, maar door de tussen partijen gesloten sanerings-overeenkomst wordt beheerst, in het bijzonder artikel 13 van de algemene voorwaarden, dat met verkoop gelijk stelt iedere handeling die in economisch (en niet in fiscaal) opzicht daarmee vergelijkbaar is. 5.5 Eiseres, die met meer dan 2.000 eigenaren van gronden overeenkomsten tot bodemsanering van tankstations heeft afgesloten, heeft ook haar belang bij toepassing van artikel 13 van de algemene voorwaarden voldoende aangetoond. Daarbij gaat het in het bijzonder om haar belang te voorkomen dat de in het kader van de SUBAT-operatie op kosten van eiseres uitgevoerde bodemsanering fiscaal als een schenking wordt beschouwd, alsmede om een consequent beleid te voeren teneinde precedentwerking en/of discriminatie tussen contractanten te voorkomen. De omstandigheid dat gedaagde ervoor gekozen heeft de locatie in te brengen zeveneneenhalve maand vóór het verstrijken van de tien jaren termijn, dient voor rekening van gedaagde te blijven, nu gesteld noch gebleken is dat gedaagde met eiseres in overleg is getreden over de financiële consequenties van de door hem gewenste inbreng van de locatie binnen tien jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst. De rechtbank vermag niet in te zien dat de bepaling in artikel 13 van de algemene voorwaarden wegens het ontbreken van een afbouwregeling onredelijk bezwarend is. Gedaagde stelt immers zelf dat het voor hem niet bezwaarlijk zou zijn geweest het verstrijken van de tien jaren termijn af te wachten. 5.6 Het bepaalde in artikel 13 van de algemene voorwaarden brengt mee, nu de saneringskosten lager zijn dan de waardevermeerdering van de locatie, dat gedaagde na inbreng van de locatie in de besloten vennootschap gehouden was de saneringskosten aan eiseres terug te betalen. Nu gedaagde ondanks aanmaning de saneringskosten ten bedrage van ƒ 109.975,-- (in euro: € 49.904,--) niet aan eiseres heeft voldaan, is hij is tekort geschoten in de krachtens artikel 13 van de algemene voorwaarden op hem rustende verplichting, zodat de vordering toewijsbaar is. De wettelijke rente over dit bedrag is - zoals gevorderd - toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding. 5.7 Naar het oordeel van de rechtbank is er geen ruimte voor matiging van de vordering. Artikel 6: 91 BW merkt als boetebeding aan ieder beding dat de schuldenaar die tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis verplicht een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan. De krachtens artikel 13 van de algemene voorwaarden op gedaagde rustende terugbetalingsverplichting voldoet niet aan de hiervoor vermelde omschrijving van een boetebeding. De terugbetalingsverplichting strekt immers niet tot vergoeding van schade en is evenmin bedoeld om contractanten van eiseres aan te sporen tot het nakomen van de saneringsovereenkomst. Het staat die contractanten vrij de locatie te verkopen wanneer hen dat goeddunkt. Artikel 13 van de algemene voorwaarden verbindt daar enkel de voorwaarde aan dat bij verkoop van de locatie binnen 10 jaar na het sluiten van de sanerings-overeenkomst, de waardevermeerdering tot maximaal het bedrag van de saneringskosten aan eiseres dient te worden terugbetaald. Toetsing van artikel 13 van de algemene voorwaarden aan de aanvaardbaarheid naar eisen van redelijkheid en billijkheid leidt, mede ook gelet op het hiervoor onder 5.5 vermelde belang van eiseres om precedentwerking en/of discriminatie tussen contractanten te voorkomen, niet tot een ander oordeel. 5.8 Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. 6. De beslissing De rechtbank, veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen het bedrag van € 49.904,-- (zegge: negenenveertigduizend negenhonderdvier euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2004 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 1.100,-- aan vast recht, op € 70,40 aan overige verschotten en op € 1.788,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 275/1729