Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV6540

Datum uitspraak2006-03-08
Datum gepubliceerd2006-03-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers239680 / HA ZA 05-1607
Statusgepubliceerd


Indicatie

Contractenrecht. Uitleg bodemsaneringsovereenkomst SUBAT.


Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 239680 / HA ZA 05-1607 Uitspraak: 8 maart 2006 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de stichting STICHTING UITVOERING BODEM-SANERING AMOVERING TANKSTATIONS “SUBAT”, gevestigd te Rotterdam, eiseres, procureur mr. R.B. Gerretsen, advocaat mr. B.M. Winters, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JACOB SCHAAP HOLDING B.V., gevestigd te Dronten, kantoorhoudende te Lelystad, gedaagde, procureur mr. A.C. van Langen, advocaat mr. J.W. Fanoy te Rotterdam. 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 23 mei 2005 en de door eiseres overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - conclusie van repliek met producties; - conclusie van dupliek. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 Eiseres heeft tot doel - kort gezegd - het saneren van verontreinigingen van de bodem en/of het grondwater onder tankstations, die zijn veroorzaakt door de (normale) werkzaamheden bij het afleveren van motorbrandstoffen aan het wegverkeer. Om dat doel te bereiken sluit eiseres saneringsovereenkomsten met de eigenaren van de grond waarop de sanering betrekking heeft. Eiseres verzorgt en bekostigt, onder in de saneringsovereenkomst bepaalde voorwaarden, de sanering van de bodemverontreiniging. 2.2 Blijkens een onderhandse akte van 8 maart 1994 heeft eiseres met gedaagde een “overeenkomst tot bodemsanering tankstation” gesloten met betrekking tot een verkooppunt van motorbrandstoffen gelegen aan de Installatieweg 41-43 te Dronten, kadastraal bekend gemeente Dronten, sectie A nummer 1571 (hierna: de locatie), zulks onder de voorwaarden en bepalingen als nader omschreven en vermeld in voornoemde akte (hierna: “de saneringsovereenkomst”). Op de saneringsovereenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden tot bodemsanering tankstations van eiseres (hierna: de algemene voorwaarden). 2.3 Artikel 13 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang: “ -Artikel 13 verkoop binnen 10 jaar Indien de Locatie of een gedeelte daarvan door de Eigenaar binnen tien jaar na ondertekening van de Overeenkomst wordt verkocht, dan zal de Eigenaar de Saneringskosten, inclusief de daarmee verband houdende kosten, direct vergoeden nadat de Stichting daarom heeft verzocht e.e.a. voorzover deze kosten niet meer bedragen dan de waardevermeerdering van de Locatie als bedoeld in artikel 14. (…) Met verkoop wordt gelijk gesteld elke handeling die naar het oordeel van de Stichting in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is; (…) Met verkoop wordt ook gelijkgesteld een wijziging in de overwegende zeggenschap in een vennootschap die Eigenaar is van de Locatie. De Eigenaar zal de Stichting uiterlijk ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot verkoop van de Locatie daaromtrent informeren. (…).” 2.4 De waardevermeerdering van de locatie als bedoeld in artikel 14 van de algemene voorwaarden (het verschil tussen de waardeschattingen vóór de sanering en nà de sanering) is getaxeerd op ƒ 111.000,-- (in euro: € 50.370,--). 2.5 Eiseres heeft de locatie gesaneerd en op 19 oktober 2004 aan gedaagde opgeleverd. De aan voormelde sanering verbonden kosten hebben bedragen € 85.754,--. 2.6 Bij brief van 19 oktober 2004 heeft eiseres gedaagde - onder meer - als volgt bericht: “(…) Daar de saneringskosten voor uw Locatie euro 85.754,-- bedragen en deze hoger zijn dan de waardevermeerdering van euro 50.370 (nlg 111.000,--) als vermeld in bovengenoemde Overeenkomst tot Bodemsanering Tankstations, bent u bij verkoop of een daaraan gelijkgestelde transactie, binnen de periode van 10 jaar na de datum van de Overeenkomst, de waardevermeerdering ad euro 50.370,-- aan de Stichting Subat verschuldigd. (…)”. 2.7 Blijkens een notariële akte van 30 december 2002 heeft gedaagde de economische en juridische eigendom van locatie geleverd aan de besloten vennootschap Jacob Schaap Vastgoed B.V. (hierna: “Vastgoed”). 2.8 Eiseres heeft gedaagde bij brieven van 26 oktober 2004, 16 december 2004 en 24 januari 2005 om betaling van een bedrag van € 50.370,--verzocht, maar heeft geen betaling van gedaagde verkregen. 3. De vordering De vordering luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen de som van € 50.370,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft eiseres aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 De verkoop en levering van de locatie op 30 december 2002 door gedaagde aan Vastgoed heeft plaatsgevonden binnen 10 jaar na de datum van ondertekening van de saneringsovereenkomst, zodat gedaagde op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden de waardevermeerdering ten bedrage van € 50.370,-- aan eiseres dient terug te betalen. 3.2 Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, zulks ten titel van vermogensschade als bedoeld in artikel 6: 96 lid 2c BW, welke kosten zij heeft berekend op basis van het incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten op een bedrag van (afgerond) € 3.226,--. 3.3 Gedaagde is tevens wettelijke rente over de beide gevorderde bedragen verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. 4. Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, subsidiair tot matiging van het gevorderde bedrag, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding. Gedaagde heeft daartoe - kort weergegeven - het volgende aangevoerd: 4.1 Artikel 13 van de algemene voorwaarden dient op grond van artikel 6: 233, aanhef en onder a BW aangemerkt te worden als een voor gedaagde onredelijk bezwarend beding en dient vernietigd te worden. Dit beding is gelet op de maatschappelijke positie van partijen (eiseres als zeer deskundige monopolist en saneringsspecialist tegenover het kleine autobedrijf van gedaagde met slechts zeven werknemers en een beperkt verkooppunt van motorbrandstoffen met twee pompen) en gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst en de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, onredelijk bezwarend voor gedaagde. Gedaagde is een kleine ondernemer, zodat sprake is van een reflexwerking van de artikelen 6: 236 sub d BW en/of 6: 237 sub b BW. Het beding van artikel 13 van de algemene voorwaarden is niet voldoende duidelijk geformuleerd. Gedaagde is geenszins een juridisch onderlegde rechtspersoon, die de consequenties van artikel 13 van de algemene voorwaarden voldoende kon inschatten. Eiseres had bij het sluiten van de saneringsovereenkomst daarmee rekening moeten houden. Op basis van de door eiseres vóór de totstandkoming van de saneringsover-eenkomst verstrekte algemene voorwaarden en de toelichting op de algemene voorwaarden heeft gedaagde niet begrepen of hoeven begrijpen, dat de inbreng van de locatie - waarbij in het kader van een interne reorganisatie c.q. herstructurering van het door gedaagde geëxploiteerde bedrijf, de tot het bedrijf van gedaagde behorende onroerende zaken, waaronder de locatie, zijn ondergebracht in de 100% dochteronderneming Vastgoed - door eiseres zou worden aangemerkt als verkoop in de zin van artikel 13 van de algemene voorwaarden. Een dergelijke reorganisatie wordt in het normale maatschappelijk verkeer niet gezien als een verkoop van het bedrijf. De notaris en de accountant die gedaagde hebben bijgestaan bij het overbrengen van de onroerende zaken in Vastgoed, hebben artikel 13 van de algemene voorwaarden evenmin gelezen zoals eiseres dat interpreteert. Voorts is gedaagde van mening dat de betreffende bepaling niet objectief bepaalbaar is, omdat niet duidelijk is wat met “verkoop” in de zin van artikel 13 van de algemene voorwaarden wordt bedoeld. In de algemene voorwaarden zijn geen criteria opgenomen waaraan het begrip “verkoop” kan worden getoetst en artikel 13 van de algemene voorwaarden vermeldt dat (slechts) het oordeel van eiseres bepalend is voor het begrip “verkoop”. 4.2 Eiseres heeft geen belang bij een strikte handhaving van de tien jaren termijn. Deze termijn is vanuit fiscaal oogpunt uitsluitend in het belang van gedaagde opgenomen. Het motief van antispeculatie heeft inmiddels in belangrijke mate aan belang ingeboet, nu de inbreng van de locatie in de besloten vennootschap heeft plaatsgevonden acht jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst. 4.3 Gedaagde heeft artikel 13 van de algemene voorwaarden opgevat als een antispeculatiebeding en aldus begrepen dat met verkoop in de zin van artikel 13 van de algemene voorwaarden wordt bedoeld het realiseren van een waarde-vermeerdering, teneinde dubbele verrijking te voorkomen. Gedaagde heeft geen waardevermeerdering gerealiseerd. Evenmin is sprake van een dubbele verrijking van gedaagde. Gedaagde is feitelijk niet armer of rijker geworden door de inbreng van de locatie in Vastgoed, nu haar vermogen vóór en na de inbreng niet veranderd is. Bovendien lijdt gedaagde een aanzienlijk omzetverlies vanwege de door eiseres voorgeschreven sluiting van het motorbrandstoffenverkooppunt en is ook de goodwill daarvan komen te vervallen, waardoor het gehele bedrijf van gedaagde in waarde is gedaald. 4.4 Gedaagde en Vastgoed vormen een economische en organisatorische eenheid onder gemeenschappelijke leiding en worden beschouwd als een fiscale eenheid. De fiscus, althans de belastingwetgever, beschouwt het overbrengen van onroerende zaken binnen de fiscale eenheid van moeder- en dochtervennoot-schap als een wijziging van de bedrijfsvoering van een onderneming en ziet een dergelijke overbrenging niet als verkoop c.q. vervreemding of een daarmee gelijk stellen handeling. 4.5 Gedaagde is de enig bestuurder en 100% aandeelhoudster van Vastgoed, hetgeen betekent dat Vastgoed zonder de uitdrukkelijke medewerking van gedaagde de locatie niet kan vervreemden. In zoverre is derhalve evenmin een wijziging opgetreden. 4.6 In de gegeven omstandigheden zijn er redenen om de vordering van eiseres te matigen. Artikel 13 van de algemene voorwaarden kan worden aangemerkt als een boetebeding als bedoeld in artikel 6: 91 BW, dat gelet op artikel 6: 94 BW voor matiging in aanmerking komt. Bovendien verzetten de eisen van goede trouw zich er tegen indien de vordering van eiseres volledig zou worden toegewezen, nu gedaagde ongeveer veertien maanden vóór het einde van de tien jaren termijn geheel te goeder trouw de eigendom van de locatie heeft overgedragen aan Vastgoed en zij zelfs aan eiseres heeft voorgesteld de inbreng van de locatie ongedaan te maken door de onroerende zaak terug te leveren aan gedaagde, maar eiseres heeft dit voorstel bij brief van 11 februari 2005 (productie 8 bij conclusie van antwoord) van de hand gewezen. 4.7 Bovengenoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien geven aanleiding om artikel 13 van de algemene voorwaarden op grond van de artikelen 6: 2, lid 2 en 6: 248 lid 2 BW buiten toepassing te laten, althans vormen mede gelet op artikel 6: 109 lid 1 BW voor de rechtbank aanleiding de gevolgen daarvan te matigen. 5. De beoordeling 5.1 De kern van het geschil betreft de vraag of de inbreng van de gesaneerde locatie in een rechtspersoon een handeling oplevert die kan worden gelijkgesteld met “verkoop binnen 10 jaar” in de zin van artikel 13 van de door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden. 5.2 Eiseres stelt dat dit het geval is nu gedaagde door de verkoop en overdracht van de eigendom van de locatie op 30 december 2002 aan een besloten vennoot-schap, aandelen in deze vennootschap heeft verkregen die meer waard zijn geworden door de bodemsanering en dat de waardevermeerdering aldus gerealiseerd is, nu deze inbreng in natura naar economische maatstaven kan worden gewaardeerd. Eiseres stelt verder dat de terugbetalingsregeling in de saneringsovereenkomst in het leven is geroepen om het speculeren in de (in waarde vermeerderde) onroerende zaak tegen te gaan en dat deze bepaling er niet toe strekt gedaagde aan een verplichting te houden, maar voor de fiscus juist een van de essentiële voorwaarden was om de bodemsanering niet als een schenking aan te merken en akkoord te gaan met de gehele SUBAT-operatie. 5.3 Het betoog van gedaagde dat artikel 13 van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6: 233, aanhef en onder a BW moet worden vernietigd, moet worden verworpen. De vraag hoe in een overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 638). In casu heeft als uitgangspunt te gelden dat artikel 13 van de algemene voorwaarden, gezien de terzake onbetwist gebleven stellingen van eiseres en gezien de in voormeld artikel 13 opgenomen bepaling “Met verkoop wordt gelijkgesteld elke handeling die naar het oordeel van de Stichting in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is”, bedoelt te voorkomen dat binnen tien jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst wordt geprofiteerd van de door de sanering gerealiseerde waardevermeerdering van de locatie. Van deze bepaling in de algemene voorwaarden, die naar het oordeel van de rechtbank aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, heeft gedaagde vóór het tot stand komen van de saneringsovereenkomst kunnen kennis nemen, evenals van de “toelichting op algemene voorwaarden tot bodemsanering tankstations” (productie 3 bij conclusie van antwoord). Ook in de vóór het aangaan van de saneringsovereenkomst aan gedaagde ter beschikking gestelde algemene infor-matie over de “werkwijze en stand van zaken Subat” (productie 2 bij conclusie van antwoord) wijst eiseres er op dat de achtergrond van de terugbetalings-regeling is: “te voorkomen dat er belastingheffing (IB/VPB c.q. schenkingsrechten) zou moeten plaatsvinden en te voorkomen dat door sanering door SUBAT onmiddellijk verrijking plaatsvindt. Dit kan grondspeculatie voorkomen. De voorwaarden van SUBAT zijn dusdanig dat ook handelingen die in economisch opzicht met verkoop vergelijkbaar zijn onder de terugbetalingsregeling vallen”. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien, dat aan gedaagde onvoldoende informatie verstrekt zou zijn ten aanzien van de in artikel 13 van de algemene voorwaarden opgenomen terugbetalingsverplichting. De enkele omstandigheid dat eiseres zich het recht heeft voorbehouden te beoordelen of sprake is van verkoop of een daarmee gelijk te stellen handeling, rechtvaardigt niet de conclusie dat het beding in artikel 13 van de algemene voorwaarden voor gedaagde onredelijk bezwarend is. Het criterium: “in economisch opzicht met koop vergelijkbare handeling” is naar het oordeel van de rechtbank voldoende objectief. Opmerking verdient in dit verband dat eiseres geen willekeurige invulling zal mogen geven aan haar oordeel of een handeling in economisch opzicht moet worden gelijkgesteld met “verkoop”. De wijze van formulering van deze bepaling biedt de wederpartijen van eiseres de mogelijkheid om een voorgenomen handeling die mogelijk zou kunnen worden gelijkgesteld met “verkoop” op voorhand ter toetsing aan eiseres voor te leggen. 5.4 Door de verkoop en overdracht van de eigendom van de locatie op 30 december 2002 aan Vastgoed is binnen 10 jaar na het sluiten van de saneringsovereen-komst de eigendom van de locatie uit het vermogen van gedaagde gevloeid en in het vermogen van Vastgoed terechtgekomen. Nu gedaagde in ruil voor deze inbreng van de (waardevermeerdering van de) locatie aandelen in Vastgoed heeft verkregen, heeft eiseres zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat de eigendomsoverdracht zoals die op 30 december 2002 heeft plaatsgevonden kan worden aangemerkt als een koop en verkoop in de zin van artikel 7: 1 BW, dan wel als een handeling die in economisch opzicht daarmee vergelijkbaar is, nu deze overdracht gelet op de artikelen 2: 191 b, eerste lid BW en 2: 204 a BW naar economische maatstaven kan worden gewaardeerd. De stelling van gedaagde dat geen waardevermeerdering is gerealiseerd - in economische zin - moet worden verworpen, omdat vaststaat dat de waarde van de locatie als gevolg van de bodemsanering is vermeerderd, hetgeen na de inbreng tot uitdrukking komt in de waarde van de aandelen in Vastgoed, de nieuwe eigenaresse van de locatie. Hieraan doet niet af dat in boekhoudkundig en/of fiscaal opzicht geen rekening is gehouden met de meerwaarde van de grond, nu de verhouding tussen partijen niet door het voor gedaagde en Vastgoed geldende fiscale regime, maar door de tussen partijen gesloten saneringsovereenkomst wordt beheerst, in het bijzonder artikel 13 van de algemene voorwaarden, dat met verkoop gelijk stelt iedere handeling die in economisch (en niet in fiscaal) opzicht daarmee vergelijkbaar is. 5.5 Eiseres, die met meer dan 2.000 eigenaren van gronden overeenkomsten tot bodemsanering van tankstations heeft afgesloten, heeft ook haar belang bij toepassing van artikel 13 van de algemene voorwaarden voldoende aangetoond. Daarbij gaat het in het bijzonder om haar belang te voorkomen dat de in het kader van de SUBAT-operatie op kosten van eiseres uitgevoerde bodemsanering fiscaal als een schenking wordt beschouwd, alsmede om een consequent beleid te voeren teneinde precedentwerking en/of discriminatie tussen contractanten te voorkomen. De omstandigheid dat gedaagde heeft besloten de locatie in te brengen ruim veertien maanden vóór het verstrijken van de tien jaren termijn dient voor rekening van gedaagde te blijven, nu gesteld noch gebleken is dat gedaagde vooraf met eiseres in overleg is getreden over de consequenties van een eventuele overdracht van de aandelen van gedaagde naar Vastgoed binnen tien jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst. De rechtbank vermag niet in te zien dat de bepaling in artikel 13 van de algemene voorwaarden wegens het ontbreken van een afbouwregeling onredelijk bezwarend is. Gedaagde stelt immers zelf dat het voor haar niet bezwaarlijk zou zijn geweest het verstrijken van de tien jaren termijn af te wachten. 5.6 Het bepaalde in artikel 13 van de algemene voorwaarden brengt mee dat gedaagde na de verkoop en overdracht van de eigendom van de locatie op 30 december 2002 gehouden was het bedrag van de saneringskosten tot maximaal het bedrag van de vastgestelde waardevermeerdering aan eiseres terug te betalen. Nu gedaagde ondanks aanmaning de waardevermeerdering ten bedrage van € 50.370,-- niet aan eiseres heeft voldaan, is zij tekort geschoten in de krachtens artikel 13 van de algemene voorwaarden op haar rustende verplichting, zodat de vordering toewijsbaar is. 5.7 Naar het oordeel van de rechtbank is er geen ruimte voor matiging van de vordering. Artikel 6: 91 BW merkt als boetebeding aan ieder beding dat de schuldenaar die tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis, verplicht een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan. De krachtens artikel 13 van de algemene voorwaarden op gedaagde rustende terugbetalingsverplichting, voldoet niet aan de hiervoor vermelde omschrijving van een boetebeding. De terugbetalingsverplichting strekt niet tot vergoeding van schade en is evenmin bedoeld om contractanten van eiseres aan te sporen tot het nakomen van de saneringsovereenkomst. Het staat die contractanten vrij de locatie te verkopen wanneer hen dat goeddunkt. Artikel 13 van de algemene voorwaarden verbindt daar enkel de voorwaarde aan bij verkoop van de locatie binnen 10 jaar na het sluiten van de saneringsovereenkomst, dat in dat geval de waardevermeerdering tot maximaal het bedrag van de saneringskosten aan eiseres dient te worden terugbetaald. Toetsing van artikel 13 van de algemene voorwaarden aan de aanvaardbaarheid naar eisen van redelijkheid en billijkheid leidt, mede in aanmerking nemende de wederzijdse belangen van partijen, niet tot een ander oordeel. 5.8 De door eiseres gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal in overeenstemming met het rapport Voorwerk II worden begroot op twee punten van het toepasselijk liquidatietarief, derhalve op € 1.788,--. 5.9 Als door gedaagde onweersproken is eveneens toewijsbaar de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente over de onder 5.6 en 5.8 genoemde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. 5.10 Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. 6. De beslissing De rechtbank, veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen het bedrag van € 52.158,-- (zegge: tweeënvijftigduizend eenhonderd- achtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 1.180,-- aan vast recht, op € 71,93 aan overige verschotten en op € 1.788,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 275/1729