Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV7271

Datum uitspraak2006-03-14
Datum gepubliceerd2006-03-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810593-05 en 15.630200-05 (tul)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in een tijdsbestek van enkele dagen, zijn (ex-)vriendin drie keer mishandeld alsmede haar bedreigd. Tevens heeft hij haar in die periode twee keer wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd, door haar tegen haar uitdrukkelijke wil in op straat beet te pakken, haar zijn auto in te duwen en mee te nemen naar zijn woning in Haarlem, alsmede door haar in zijn woning met tie-rips vast te binden en haar aan het bed vast te ketenen.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummers : 14.810593-05 15.630200-05 (tul) Datum uitspraak: 14 maart 2006 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, gedetineerd in PI Noord Holland Noord – HvB Zwaag te Zwaag. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2006. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank - het ten laste gelegde zal bewezen verklaren - de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - de tenuitvoerlegging zal gelasten van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij vonnis van 30 juni 2005 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem; - hetgeen door de verdachte en mr. F.F. van Halderen, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat 1. hij in of omstreeks de periode van 19 november 2005 tot en met 20 november 2005 in de gemeente Heerhugowaard en/of elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers is/heeft hij verdachte, met dat opzet * met zijn auto, achter de fietster, waarbij die [slachtoffer] achterop zat, aangereden en/of * die [slachtoffer] (met kracht) bij haar arm(en), althans haar lichaam, beetgepakt en/of * die [slachtoffer] toegevoegd dat ze mee moest en/of * de opmerkingen van die [slachtoffer] dat ze niet mee wilde en dat ze met rust gelaten wilde worden genegeerd en/of * die [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) meegevoerd naar zijn, verdachtes, auto en/of * die [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) in zijn, verdachtes, auto geduwd en/of * die [slachtoffer] meegenomen (naar zijn, verdachtes, woning in [woonplaats verdachte]); 2. hij op of omstreeks 26 september 2005 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen (met kracht) met een riem heeft geslagen tegen haar armen en/of haar benen, althans haar lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. hij op of omstreeks 03 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of haar arm heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij op of omstreeks 03 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte, met dat opzet * de handen van die [slachtoffer] met tie-ribs geboeid en/of * die [slachtoffer] met tie-ribs aan een bed vastgeketend en/of * die [slachtoffer] aan het bed vastgeketend gehouden; 5. hij op of omstreeks 04 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] (in de badkamer van verdachtes woning aan de [adres verdachte]) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 6. hij op of omstreeks 04 november 2005 in Nederland (tijdens een autorit tussen de gemeenten [woonplaats verdachte] en Rotterdam en vice versa) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 7. hij op of omstreeks 05 november 2005 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met zijn auto) die (fietsende) [slachtoffer] afgesneden en/of klemgereden en/of (toen die [slachtoffer] in tegenovergestelde richting weg wilde fietsen) (zeer hard) (achteruit) achter die [slachtoffer] aangereden en/of vlak langs die [slachtoffer] gereden en/of die [slachtoffer] (opnieuw) afgesneden en/of klemgereden en/of die [slachtoffer] de woorden toegevoegd "Je bent nog niet van me af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. is ten laste gelegd. Weliswaar is hiervan aangifte gedaan, maar deze aangifte wordt onvoldoende ondersteund door overig bewijs. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. hij in de periode van 19 november 2005 tot en met 20 november 2005 in de gemeente Heerhugowaard en elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte, met dat opzet * met zijn auto, achter de fiets, waarbij die [slachtoffer] achterop zat, aan gereden en * die [slachtoffer] met kracht bij haar arm(en) beetgepakt en * die [slachtoffer] toegevoegd dat ze mee moest en * de opmerkingen van die [slachtoffer] dat ze niet mee wilde en dat ze met rust gelaten wilde worden, genegeerd en * die [slachtoffer] (met kracht) meermalen meegevoerd naar zijn, verdachtes, auto en * die [slachtoffer] (met kracht) meermalen in zijn, verdachtes, auto geduwd en * die [slachtoffer] meegenomen naar zijn, verdachtes, woning in [woonplaats verdachte]; 3. hij op 3 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) met kracht tegen haar hoofd en haar arm heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij op 3 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte, met dat opzet * de handen van die [slachtoffer] met tie-rips geboeid en * die [slachtoffer] met tie-ribs aan een bed vastgeketend en * die [slachtoffer] aan het bed vastgeketend gehouden; 5. hij op 4 november 2005 in de gemeente [woonplaats verdachte] in de badkamer van verdachtes woning aan de [adres verdachte] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], tegen haar lichaam heeft geslagen en gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 6. hij op 4 november 2005 in Nederland (tijdens een autorit tussen de gemeenten [woonplaats verdachte] en Rotterdam vice versa) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht tegen haar hoofd en elders tegen haar lichaam heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 7. hij op 5 november 2005 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn auto die fietsende [slachtoffer] afgesneden en klemgereden en toen die [slachtoffer] in tegenovergestelde richting weg wilde fietsen hard achteruit achter die [slachtoffer] aan gereden en vlak langs die [slachtoffer] gereden en die [slachtoffer] opnieuw afgesneden en klemgereden en die [slachtoffer] de woorden toegevoegd "Je bent nog niet van me af". Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 5. BEWIJSVERWEREN Ten aanzien van feit 1 De raadsman heeft ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken aangezien geen sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat [slachtoffer] vrijwillig met verdachte is meegegaan. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zich in het dossier verklaringen bevinden van (onafhankelijke) getuigen, te weten een verklaring van [getuige 1]] (G1 pagina 3 e.v.) alsmede een verklaring van [getuige 2] en [getuige 3] (G4 pagina 1 e.v.), op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel komt dat [slachtoffer] niet vrijwillig met verdachte is meegegaan. De verklaring van verdachte dat hij en [slachtoffer] voor [getuige 1]] de suggestie van onvrijwilligheid wilden wekken omdat [getuige 1]] tegen de relatie van verdachte en [slachtoffer] is, acht de rechtbank gelet op deze getuigenverklaringen volstrekt ongeloofwaardig. Daar komt nog bij dat uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting is gebleken dat hij niet met [slachtoffer] had afgesproken, maar dat hij haar min of meer toevallig is tegengekomen. Van enige gelegenheid vooraf om een dergelijk toneelstukje samen te bedenken, was geen sprake. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat voor het geval er wel sprake van vrijheidsberoving zou zijn geweest, deze te kort heeft geduurd en dat derhalve geen sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. In dit verband heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer] vrijwel onmiddellijk nadat zij bij verdachte in de auto zat, heeft gebeld met onder andere [getuige 1]], en dat daaruit zou blijken dat de vrijheidsberoving niet (meer) wederrechtelijk was. Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte [slachtoffer], nadat hij haar in Heerhugowaard tegen haar zin in zijn auto had geduwd, heeft meegenomen naar zijn woning in [woonplaats verdachte]. Tijdens deze autorit had [slachtoffer] niet de mogelijkheid de auto te verlaten, zodat moet worden aangenomen dat zij in ieder geval gedurende die tijd wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd gehouden. De omstandigheid dat zij zich op een gegeven moment mogelijk niet meer heeft verzet tegen de vrijheidsberoving, maakt de vrijheidsberoving op zich niet onvrijwillig. Hoewel niet duidelijk is op welk moment de wederrechtelijke vrijheidsberoving is opgehouden, heeft de wederrechtelijke vrijheidsberoving naar het oordeel van de rechtbank ook voortgeduurd in de woning van verdachte. De rechtbank grondt dit oordeel op hetgeen zich in de loop van de nacht van 19 op 20 november 2005 heeft voorgedaan. Naar aanleiding van de melding van wederrechtelijke vrijheidsberoving, heeft de politie een zoekactie ingesteld naar verdachte en [slachtoffer]. Verdachte is om 00:43 uur gebeld door een verbalisant. Verdachte heeft toen een valse identiteit aangenomen en de locatie waar hij op dat moment verbleef niet willen noemen (M 114-115). In de daarop volgende gesprekken met [slachtoffer] en verdachte, is aan de politie voorgewend dat zij op het punt stonden naar een feest in Schagen te gaan, terwijl daarvan in het geheel geen sprake was. Ook aan het uitdrukkelijke verzoek aan [slachtoffer] om zich te melden bij het politiebureau te Alkmaar is geen gehoor gegeven (M 76 e.v.). Gelet op vorengeschetste omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij met [slachtoffer] alleen wilde zijn en daarom voornoemde verzinsels aan de politie heeft verteld, legt de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde. Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] bij Rechter-Commissaris heeft verklaard dat zij de aangiften met betrekking tot de feiten 2 tot en met 6 had verzonnen. Desalniettemin acht de rechtbank de aangiftes betrouwbaar en geloofwaardig. Bij deze afweging heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen door de verbalisant, de moeder van aangeefster en haar zus is verklaard omtrent de wijze waarop de aangiftes zijn gedaan en de gemoedstoestand waarin [slachtoffer] verkeerde. Bovendien worden de aangiftes ondersteund door de verwondingen die bij haar zijn geconstateerd (scheve neus en blauwe plekken) alsmede door de telefoongesprekken tussen verdachte en [slachtoffer]. 6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: 1. wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden 3. mishandeling 4. wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden 5. mishandeling 6. mishandeling 7. bedreiging met zware mishandeling 7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8. MOTIVERING VAN DE STRAF. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte is gedetineerd geweest voor vergelijkbare feiten als de onderhavige. Nog tijdens zijn dagdetentie, heeft verdachte in een tijdsbestek van enkele dagen zijn (ex-)vriendin een tweetal malen wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd, haar een keer bedreigd en haar een drietal malen mishandeld. Verdachte heeft in zijn woning zijn (ex-)vriendin met tie-rips vastgebonden en haar aan bed vastgeketend. Tevens heeft verdachte zijn (ex-)vriendin op straat beetgepakt en tegen haar gezegd dat ze met verdachte moest meekomen. Ondanks dat zij op dat moment had aangegeven dat zij niet met verdachte mee wilde, heeft verdachte haar tot twee maal toe in zijn auto geduwd en meegenomen naar zijn woning in [woonplaats verdachte]. Uit de opgenomen gesprekken tussen verdachte en zijn (ex-)vriendin blijkt dat zij in ieder geval een aantal van deze gebeurtenissen als zeer vernederend heeft ervaren. Verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Tevens heeft hij voor het slachtoffer een bedreigende situatie doen ontstaan. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 21 november 2005, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 februari 2006 van H. Trompert als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland. Op grond van de inhoud van vorengenoemd voorlichtingsrapport ziet de rechtbank aanleiding een deel van de vrijheidsbenemende straf in voorwaardelijke vorm op te leggen met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde, zoals hierna zal worden vermeld. Weliswaar heeft verdachte reeds eerder gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraffen met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd gekregen en is daarvan telkenmale de tenuitvoerlegging gelast, maar nu kennelijk de noodzakelijke hulpverlening voor verdachte door zijn recidive nog steeds niet is opgestart, zal de rechtbank verdachte nog een laatste kans bieden. 9. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Haarlem van 30 juni 2005 in de zaak met parketnummer 15.630200-05 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 20 juli 2005 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 15 juli 2005 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog niet geëindigd. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straffen te worden gelast. De rechtbank zal echter niet de gehele voorwaardelijke straf ten uitvoerleggen en merkt daarover het volgende op. Ingevolge artikel 14a, lid 2 (oud), van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold tot 1 februari 2006, kan de rechter, ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan een jaar en ten hoogste drie jaren, bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste een derde, niet ten uitvoer zal worden gelegd. Bij genoemd vonnis van 30 juni 2005 heeft de rechtbank Haarlem verdachte veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf van meer dan een jaar, te weten, voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit voorwaardelijke strafdeel gaat het wettelijke maximum van een derde te boven. Gelet hierop zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. 10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 282, 285, 300, van het Wetboek van Strafrecht. De last tot tenuitvoerlegging is gegrond op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht. 11. BESLISSING De rechtbank: ? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. ? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 (zes en dertig) maanden. Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien deze aanwijzing inhoudt het volgen en voltooien van een (ambulante) behandeling bij De Waag. Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. ? Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Haarlem in de zaak met parketnummer 15.630200-05 aldus, dat van die straf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, wordt ten uitvoer gelegd. Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Klerk, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. G.W.A. Lamsvelt, rechters, in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2006.