Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV7758

Datum uitspraak2006-01-04
Datum gepubliceerd2006-03-30
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers93032 / HA ZA 04-63
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onrechtmatige daad. Gezag van gewijsde vonnis strafrechter. Artikel 236 Rv. Vordering terzake immateriële schade.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht Enkelvoudige handelskamer Zaaknr/rolnr: 93032 / HA ZA 04-63 Uitspraak: 04 januari 2006 V O N N I S in de zaak, aanhangig tussen: [de man], wonende te [plaats], eiser in conventie, verweerder in reconventie procureur mr. H. Polat, en [de vrouw], wonende te [plaats], gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. E.A.M. Claassen (onttrokken), Partijen zullen in het navolgende respectievelijk worden aangeduid als de man en de vrouw. PROCESGANG Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen, dat op 26 mei 2004 is uitgesproken. Daarna heeft de man een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Ter uitvoering van het tussenvonnis heeft op 15 september 2004 een comparitie van partijen plaatsgehad. Tijdens deze comparitie hebben partijen ten aanzien van de vordering in conventie een schikking getroffen. Ten aanzien van de in reconventie gevorderde schadevergoeding zijn partijen overeengekomen de procedure aan te houden voor mediation. Bij rolbericht van 30 maart 2005 heeft de procureur van de vrouw zich onttrokken. Op verzoek van de man is vervolgens vonnis bepaald. MOTIVERING In conventie In de procedure in conventie hebben partijen een schikking getroffen als verwoord in het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 15 september 2004. De man moet derhalve geacht worden niet langere een belang te hebben als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek, zodat deze vordering zal worden afgewezen. In reconventie Conclusies van partijen De vrouw heeft gevorderd in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de man zal veroordelen om aan de vrouw te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een geldsom van EUR 90.879,36, vermeerderd met wettelijke rente, met compensatie van de proceskosten. De man heeft daartegen verweer gevoerd, met conclusie de vordering van de vrouw in reconventie niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. Vaststaande feiten: 1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, dan wel op grond van de onbetwiste inhoud van overgelegde producties het navolgende vast. 1.1 Partijen zijn op [datum] 1984 in de gemeente [plaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ontbonden op [datum] 2003 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking d.d. [datum] 2003. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren: [A], geboren op [datum] 1986 te [plaats], [B], geboren op [datum] 1987 te [plaats], [C], geboren op [datum] 1989 te [plaats], [D], geboren op [datum] 1990 te [plaats], [E], geboren op [datum] 1992 te [plaats], [F], geboren op [datum] 1995 te [plaats], 1.2. In verband met gewelddadigheden van de man jegens de vrouw is de man strafrechtelijk veroordeeld tot een geldboete van EUR 250,= alsmede tot betaling van een schadevergoeding van EUR 700,= aan de vrouw. Standpunten van partijen: 2. Het standpunt van de vrouw komt op het navolgende neer: 2.1. De man heeft gepoogd de vrouw van het leven te beroven, in het bijzijn van de kinderen. Als gevolg hiervan heeft zij immateriële schade geleden. Zowel de vrouw als de kinderen zijn door een hel gegaan. Medische en psychologische hulp moest worden ingeroepen, voor zowel de vrouw als de kinderen. De immateriële schade bedraagt EUR 73.200,= 2.2. Ter zake van de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap heeft de vrouw nog een bedrag van EUR 17.479,36 van de man te vorderen. 3. Het standpunt van de man komt op het navolgende neer: 3.1. De door de vrouw gevorderde immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu de man te dier zake reeds door de strafrechter is veroordeeld tot een geldboete alsmede een schadevergoeding van EUR 700,=. Beoordeling 4.1. Ten aanzien van het door de vrouw gevorderde bedrag van EUR 17.479,36 geldt, dat partijen met betrekking tot de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap een schikking hebben getroffen als verwoord in het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 15 september 2004. 4.2. Met het oog daarop moet de vrouw geacht worden niet langer een belang te hebben als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek, zodat deze vordering voor zover dient te worden afgewezen. 4.3. De rechtbank begrijpt het verweer van de man als een beroep op het gezag van gewijsde van het vonnis van de strafrechter, als bepaald in artikel 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 4.4. De vrouw heeft daartegen niets meer ingebracht, zodat de rechtbank het beroep van de man in deze zal honoreren. 4.5. Afgezien daarvan acht de rechtbank het gevorderde bedrag aan immateriële schade van EUR 73.200,= - hetgeen naar verhouding tot de strafrechtelijke afdoening een astronomisch bedrag is - volstrekt onvoldoende onderbouwd. Het heeft geen pas om een dergelijk bedrag enkel en alleen te onderbouwen met een verwijzing naar enkele kennelijk door de vrouw zelf geschreven epistels. De advocaat van de vrouw heeft zelfs niet de moeite genomen om te omschrijven wat er feitelijk is gebeurd noch wat daarvan precies de gevolgen zijn geweest. In conventie en reconventie Op grond van voorgaande overwegingen zal de rechtbank alle vorderingen afwijzen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd als hierna vermeld, nu partijen gewezen echtelieden zijn en deze procedure uit de scheiding voortvloeit. BESLISSING De rechtbank: In conventie en reconventie: Wijst alle vorderingen af; Compenseert de proceskosten aldus, dat beide partijen ieder hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op woensdag 04 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.