Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV7817

Datum uitspraak2006-03-20
Datum gepubliceerd2006-03-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 05/2526
Statusgepubliceerd


Indicatie

Fitness onder begeleiding van fysiotherapeuten vormt belaste prestatie voor de omzetbelasting


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Registratienummer: AWB 05/2526 OB Uitspraakdatum: 20 maart 2006 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen Vof [X], gevestigd en kantoorhoudende te [Z], eiseres, [gemachtigde], en de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder, [gemachtigde]. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiseres voor het vierde kwartaal 2004 een beschikking uitgereikt in de omzetbelasting van nihil en daarmee het verzoek om teruggaaf ingevolge artikel 17 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) afgewezen. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2006 te Arnhem. Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten. 2. De feiten Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil de volgende feiten vast. Eiseres is opgericht bij akte van 8 november 2000, met als vennoten [A], [B] en [C]. Deze vennoten zijn per 1 oktober 2000 een praktijk voor therapeutische fitness aangegaan. De vennoten zijn alledrie fysiotherapeut in de zin van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg en oefenden reeds tezamen een fysiotherapiepraktijk uit. Eiseres heeft tot doel het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening begeleiden van therapeutische fitness in de ruimste betekenis. Uit de brochure blijkt dat het doel van de (para-) medische training is de conditie van het lichaam te vergroten en hierdoor de belastbaarheid te laten toenemen, waardoor klachten sneller zullen verdwijnen, klachten minder snel zullen terugkomen en het vertrouwen in de fysieke mogelijkheden zal toenemen. De trainingen zijn bedoeld voor degenen die: - na fysiotherapeutische behandeling nog niet helemaal op het ‘oude’ conditieniveau zijn teruggekeerd; - bang zijn dat bij zelfstandig trainen en/of sporten hun klachten zullen toenemen of terugkeren; - na een operatie of ziekbed weer op een verantwoorde wijze hun conditie willen opbouwen; - na een blessure terug willen komen op het juiste prestatieniveau (sporters); - door leeftijd, klachten of werk niet of nauwelijks aan voldoende beweging toekomen; - mét klachten toch actief willen trainen en bewegen; - zonder klachten op een verantwoorde manier willen trainen. Voordat wordt begonnen met trainingen vinden een intakegesprek en conditietest plaats. Vervolgens wordt een trainingsprogramma opgesteld geheel gebaseerd op de mogelijkheden en doelen van betrokkene. Eiseres heeft betreffende het vierde kwartaal 2004 een aangifte omzetbelasting ingediend en daarbij een verzoek ingediend om teruggaaf ingevolge artikel 17 van de Wet OB. Verweerder heeft de omzetbelasting vastgesteld op nihil en de gevraagde teruggaaf geweigerd. 3. Het geschil Het geschil spitst zich toe op de vraag of ten aanzien van de fitnessactiviteiten de vrijstelling van omzetbelasting ingevolge artikel 11, eerste lid, letter g, van de Wet OB van toepassing is. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de fitnessactiviteiten belaste prestaties zijn waardoor aanspraak kan worden gemaakt op aftrek van voorbelasting. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de fitnessactiviteiten de vorengenoemde vrijstelling van toepassing is. 4. Beoordeling van het geschil Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet OB - voor zover hier van belang - zijn van de belasting vrijgesteld de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Het beroep van fysiotherapeut is geregeld in de Wet BIG. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wet BIG wordt tot het gebied van de deskundigheid van de fysiotherapeut gerekend het verrichten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven handelingen op het gebied van de fysiotherapie, voor zover zij liggen op het gebied van de geneeskunst en het verrichten ervan geschiedt op grond van een door een arts afgegeven verwijzing die aan de bij de maatregel te stellen eisen voldoet. Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wet BIG wordt mede tot het gebied van de deskundigheid van de fysiotherapeut gerekend het verrichten van handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheidstoestand te bevorderen of te bewaken, welke overeenkomen met de krachtens het eerste lid omschreven handelingen, doch niet liggende op het gebied van de geneeskunst. In artikel 5, eerste lid, van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut (Stb. 1997, 516) is bepaald - voor zover hier van belang - dat de tot het gebied van de deskundigheid van de fysiotherapeut te rekenen handelingen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet BIG bestaan uit het behandelen van de patiënt door het toepassen van fysiotherapeutische methoden, strekkende tot het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen of beperkingen van het steun- en bewegingsapparaat en de daarbij betrokken organen en regelsystemen, alsmede het normaliseren van het houdings- en bewegingsvermogen. In artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van dit Besluit is bepaald dat de fysiotherapeutische methoden omvatten bewegingstherapie, waaronder wordt verstaan het door de fysiotherapeut uitvoeren van bewegingen aan de patiënt of doen uitvoeren van bewegingen door de patiënt. Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 22 juni 2004, VN 2004/33.22, dat ziet op de reikwijdte van de vrijstelling voor fysiotherapeuten, volgt dat groepsbehandelingen door fysiotherapeuten aan patiënten met een bepaalde ziekte of gebrek, of aan bejaarden die met gebreken kampen of aan personen met een sportblessure zijn aan te merken als fysiotherapeutische handelingen in de zin van artikel 29, tweede lid, van de Wet BIG. De handelingen door een fysiotherapeut moeten namelijk rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en ertoe strekken zijn gezondheidstoestand te bevorderen of te bewaken. Dit betekent dat elke persoon, ook binnen de groepsbehandeling, wordt behandeld voor zijn of haar specifieke stoornis of beperking. Groepstrainingen door een fysiotherapeut bestaande uit het geven van gymnastiek of fitness (anders dan aan personen in een specifieke hoedanigheid ter bewaking en/of bevordering van hun gezondheid) c.q. het optreden als sportinstructeur in een sportschool worden niet als werkzaamheden die tot het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut behoren gerekend. De fysiotherapeut verricht deze handelingen niet als zodanig, omdat de deelnemers aan de trainingen niet individueel worden behandeld na een onderzoek met betrekking tot hun bewegend functioneren en geen sprake is van behandelen met fysiotherapeutische methoden. Uit de brochure van eiseres blijkt dat de trainingen zijn bedoeld om op een gewenst conditie/prestatieniveau te komen. Uit deze brochure blijkt derhalve niet dat de trainingen zijn bedoeld als een behandeling voor een specifieke stoornis of beperking. Uit de omschrijving van de doelgroep blijkt evenmin dat de trainingen zijn bedoeld voor personen met een specifieke stoornis of beperking. Uit deze omschrijving blijkt daarentegen dat de trainingen onder meer zijn bedoeld als een vervolg op een fysiotherapeutische behandeling. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter g, van de Wet OB derhalve niet van toepassing op deze fitnessactiviteiten. Hieraan doet niet af dat aan de trainingen een uitgebreide intake en het afnemen van een conditietest voorafgaan, nu een dergelijke intake niet ongebruikelijk is bij andere sportscholen. Het enkele feit dat de trainingen plaatsvinden onder begeleiding van een fysiotherapeut leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu uit vorengenoemd Besluit van 22 juni 2004 juist volgt dat fysiotherapeuten ook groepstrainingen kunnen geven die als niet-vrijgestelde prestaties moeten worden aangemerkt. Uit het vorenstaande volgt dat de uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd en de teruggaaf dient te worden vastgesteld op € 1. 5. Proceskosten In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322 (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - stelt de onderhavige beschikking teruggaaf omzetbelasting vast op € 1 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. drs. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, mr. V.M. van Daalen-Mannarts en mr. J.H.M. Delnooz-Engels, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier, op 20 maart 2006. De griffier De voorzitter Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.