Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW0480

Datum uitspraak2006-04-11
Datum gepubliceerd2006-04-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/073008-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak opzettelijk nalaten tijdig en/of volledig de sociale dienst inlichten. Met betrekking tot het onder 1 omschreven niet vermelden van een (extra) bankrekening is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte doelbewust en opzettelijk het hebben van deze bankrekening tegenover de Sociale Dienst heeft verzwegen.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/073008-04 datum uitspraak: 11 april 2006 op tegenspraak raadsvrouw: mr. H.G.E. Klatter vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2006. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd: dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene Bijstandswet, in elk geval bij of krachtens de Algemene Bijstandswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig de Dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente [gemeente] in te lichten, althans ervan op de hoogte te stellen dat verdachte - werkzaamheden had verricht (ten behoeve van de [rechtspersoon]) en/of inkomsten (daaruit) had genoten en/of renteinkomsten en/of schenkingen en/of andere inkomsten, had genoten, en/of - een of meer (extra) bankrekeningen had (bekend onder nummer 82.79.75.961 (ASN)) en/of - samen met een of meer andere bestuurders (beschikkings)bevoegd was met betrekking tot een of meer bankrekeningen op naam van de [rechtspersoon] en/of [rechtspersoon]/[rechtspersoon] (bekend onder [nummer1] en/of [nummer2] en/of [nummer3] en/of [nummer4] en/of [nummer5] en/of [nummer6]), en/of - dat verdachte op het woonadres aan de [adres] samenwoonde met [persoon] en/of met [persoon] een gezamenlijke huishouding voerde, althans dat verdachte op een ander woonadres, te weten [adres], woonde, althans zijn hoofdverblijf had; art 227b Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of water en/of electriciteit, wetende dat die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door [persoon] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans in wier woning op bovengenoemd adres verdachte zijn hoofdverblijf had, - door een misdrijf, te weten het opzettelijk nalaten de bij of krachtens de Algemene Bijstandswet verplichte en/of benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Sociale Zaken en Werk van de Gemeente [gemeente], in elk geval door enig misdrijf, was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken; art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 9 december 2003 te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [adres] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of water en/of electriciteit, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die woning en/of die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, welke door [persoon] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans in wier woning op bovengenoemd adres verdachte zijn hoofdverblijf had - door een misdrijf, te weten het opzettelijk nalaten de bij of krachtens de Algemene Bijstandswet verplichte en/of benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Sociale Zaken en Werk van de Gemeente [gemeente], in elk geval door enig misdrijf, was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) uit de opbrengst van enig goed voordeel getrokken terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht Vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij ten aanzien van feit 1, dat zij met name niet bewezen acht dat verdachte schenkingen heeft ontvangen, werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de [rechtspersoon] en daaruit inkomsten heeft genoten en samenwoonde [persoon]. Gelet op dit laatste kan derhalve de onder 2 ten laste gelegde opzetheling of schuldheling evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Met betrekking tot het onder 1 omschreven niet vermelden van een (extra) bankrekening is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte doelbewust en opzettelijk het hebben van deze bankrekening tegenover de sociale dienst heeft verzwegen. Hierbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het ging om spaargeld, gespaard van de door verdachte ontvangen uitkering van de Sociale Dienst. In haar overwegingen heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van verdachte en de verklaring die hij op dit punt heeft afgelegd ter terechtzitting. Beslissing De rechtbank: Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, N.R. Boonstra en A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 april 2006.