Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2128

Datum uitspraak2006-02-15
Datum gepubliceerd2006-04-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers134795
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevoegdheidsincident.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 134795 / HA ZA 05-2235 Vonnis in incident van 22 maart 2006 in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KONIJN ECO BAGGERTECHNIEK B.V., gevestigd te Ouderkerk aan den IJssel, 2. de vennootschap onder firma VIS BAGGERWERKEN V.O.F., gevestigd te Ouderkerk aan den IJssel, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VIS BAGGERWERKEN OUDERKERK A/D IJSSEL B.V., gevestigd te Ouderkerk aan den IJssel, eiseressen in de hoofdzaak, eiseressen in het voegingsincident, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam, tegen 1. de rechtspersoon naar Zwitsers recht INEGO A.G., gevestigd te Weesen, Zwitserland, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AANNEMINGSBEDRIJF GELUK B.V., gevestigd te Doetinchem, gedaagden in de hoofdzaak, verweersters in het voegingsincident, procureur mr. F.J. Boom., advocaat mr E.C.M. Wagemakers te Breda, Partijen zullen hierna Konijn c.s. en Inego en Geluk worden genoemd. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het incidentele vonnis van 15 februari 2006, - de incidentele antwoordconclusie in het voegingsincident van Geluk, - de incidentele antwoordconclusie in het voegingsincident van Inego. Ten slotte is vonnis bepaald in het voegingsincident. Het geschil in de hoofdzaak en in het voegingsincident 2.1 Verwezen wordt naar het vonnis van 15 februari 2006 voor het geschil in de hoofdzaak. Konijn c.s. hebben in de inleidende dagvaarding en vervolgens bij incidentele conclusie voeging gevorderd van de onderhavige procedure met een procedure tussen Geluk als eiseres en Konijn Ecobaggertechniek BV als gedaagde die onder rolnummer 05-2094 voor deze rechtbank aanhangig is. Geluk en Inego hebben daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. 3. De beoordeling van het geschil in het voegingsincident Volgens Geluk en Inego gaan de beide procedures niet over hetzelfde onderwerp en zijn die in het perspectief van Inego niet tussen dezelfde partijen aanhangig, terwijl zij evenmin verknocht zijn. Hetzelfde onderwerp moet opgevat worden als dezelfde rechtsbetrekking. Daarvan is hier geen sprake. In de procedure met rolnummer 05-2094 vordert Geluk betaling van een factuur terzake van demobilisatie van materieel dat Geluk voor in opdracht van Konijn c.s. uitgevoerde baggerwerkzaamheden heeft gebruikt. Konijn c.s. betwisten de verschuldigdheid van het terzake daarvan gevorderde bedrag met een beroep op een bepaling uit de Algemene Voorwaarden. In de onderhavige procedure vorderen Konijn c.s. schadevergoeding van Geluk en Inego wegens het verbreken van een samenwerkingsovereenkomst door Geluk en het profiteren daarvan door Inego. Beide kwesties in geschil staan juridisch en feitelijk als zodanig los van elkaar. Ook van verknochtheid die tot voeging moet leiden met het oog op consistentie van uitspraken is geen sprake. Ondertussen valt niet te ontkennen dat er een zekere samenhang tussen de beide procedures bestaat in die zin dat dezelfde baggerwerkzaamheden in Kufstein in Oostenrijk daarin een rol spelen. Voor een officiële voeging is dat te weinig. Het neemt niet weg dat de rechtbank uit oogpunt van proceseconomie ernaar zal streven een eventuele comparitie na antwoord in beide zaken gecombineerd op één zitting te houden. De vordering in het incident zal dus worden afgewezen, met veroordeling van Konijn c.s. in de kosten. 4. De beslissing De rechtbank, in het voegingsincident wijst de vordering af; veroordeelt Konijn c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Geluk en Inego bepaald op € 452,- voor salaris procureur; in de hoofdzaak verwijst de zaak naar de rol van 3 mei 2006 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Inego en Geluk; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr R.J.B. Boonekamp en uitgesproken in het openbaar op woensdag 22 maart 2006.