
Jurisprudentie
AW2193
Datum uitspraak2006-04-05
Datum gepubliceerd2006-04-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2588 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2588 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege ontbreken belang.
Uitspraak
05/2588 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 maart 2005, 04/2705 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 april 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Heek, werkzaam bij SRK Rechtsbijstandverzekering te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2006. Voor appellant is verschenen mr. I.T. Martens, kantoorgenoot van mr. Heek. Het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.H. Nuyens, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Bij besluit van 12 mei 2004 heeft het Uwv de door appellant aangevraagde WW-uitkering blijvend geheel geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid in de zin van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder a, van de WW. Dit besluit is gehandhaafd bij het bestreden besluit van 30 september 2004.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Ter zitting van de Raad is vast komen te staan dat 1 juni 2004 de eerste werkloosheidsdag van appellant was. De arbeidsovereenkomst tussen appellant en Global Paint Products B.V. was bij beschikking van de kantonrechter van 28 april 2004 weliswaar reeds met ingang van 1 mei 2004 ontbonden, maar op grond van artikel 16, derde lid, van de WW en artikel 7:762 van het Burgerlijk Wetboek ontstond het recht op een WW-uitkering pas op 1 juni 2004. Ter zitting van de Raad is voorts vast komen te staan dat appellant die met ingang van 1 juni 2004 in dienst is getreden van een nieuwe werkgever, sedertdien niet meer werkloos is geworden. De Raad concludeert hieruit dat het WW-recht is geëindigd op 1 juni 2004 en dat de situatie van een mogelijke herleving niet aan de orde is. Van enig belang van appellant bij een uitspraak van de Raad op zijn hoger beroep is dan ook geen sprake.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Raad ziet in het gegeven dat het Uwv zowel in zijn besluit van 12 mei 2004 als in zijn bestreden besluit van 30 september 2004 ten onrechte heeft nagelaten de eerste werkloosheidsdag vast te stellen aanleiding het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten welke appellant in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 644,--. Om dezelfde reden ziet de Raad aanleiding om te bepalen dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 644,--;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 103,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen als voorzitter en B.M. van Dun en J. Riphagen als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 april 2006.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) L. Karssenberg.