Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2300

Datum uitspraak2006-04-19
Datum gepubliceerd2006-04-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200508095/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad van Oldenzaal, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2004, het bestemmingsplan "Twents Carmel College afdeling praktijkonderwijs" (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200508095/1. Datum uitspraak: 19 april 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Vereniging Buurtbelangen Het Hooiland", gevestigd te Oldenzaal, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad van Oldenzaal, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2004, het bestemmingsplan "Twents Carmel College afdeling praktijkonderwijs" (hierna: het plan) vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 juli 2005, kenmerk RWB/2005/687, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 18 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 oktober 2005. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Het College van Bestuur van de Stichting Carmel College is op haar verzoek als partij tot het geding toegelaten. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door R. Lotgerink, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Haan, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van Oldenzaal, vertegenwoordigd door J.J.M. Oude Avenhuis, ambtenaar der gemeente, en het College van Bestuur van de Stichting Carmelcollege, vertegenwoordigd door [directeur] en [adjunct-directeur]. 2.    Overwegingen Overgangsrecht 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Toetsingskader 2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.          De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het plan 2.3.    Het plan voorziet in de verplaatsing van de afdeling praktijkonderwijs van het Twents Carmel College naar het meest noordelijke veld van de plaatselijke voetbalvereniging Quik '20 aan de Primulastraat en Leliestraat te Oldenzaal. Het standpunt van appellante 2.4.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Appellante verwacht een toename van de verkeers- en geluidsoverlast in de Primulastraat en Leliestraat en daardoor een verslechtering van de woon- en leefsituatie van omwonenden en een waardevermindering van hun bezittingen. De vanwege de gemeente gepresenteerde verkeersremmende maatregelen acht zij niet relevant. Tevens vreest zij voor een toename van de parkeerproblematiek en de overlast van (school)jeugd. Ook vreest appellante voor verkeers- en geluidsoverlast door exploitatie van de sporthal in de avonduren. Daarnaast stelt appellante dat het groene karakter van de buurt ernstig wordt aangetast door het plan. Voorts stelt appellante dat de buurtbewoners onvoldoende en in een laat stadium zijn betrokken bij de voorbereiding van het plan. Tenslotte merkt zij op dat vanwege de gemeente geen onderzoeksgegevens naar alternatieve locaties zijn gepresenteerd, terwijl de buurtbewoners in staat zijn om passende alternatieven aan te dragen. Het bestreden besluit 2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een onaanvaardbare verslechtering van de woonomgeving of aantasting van de groenstructuur in de buurt. Daarbij merkt hij op dat wonen in bestaand stedelijk gebied een bepaalde mate van overlast met zich brengt. De toename van het aantal verkeersbewegingen acht verweerder marginaal, omdat de school ongeveer dertig medewerkers heeft. Nu bij de school twintig parkeerplaatsen worden gerealiseerd, voorziet verweerder ook hierin geen problemen. De eventuele overlast van (school)jeugd acht hij niet van belang voor de planologische aanvaardbaarheid van het plan. Verweerder is verder van mening dat aan de vaststelling van het plan een zorgvuldige belangenafweging is vooraf gegaan en dat aan de wettelijke voorbereidingseisen is voldaan. Hij stelt tevens dat alternatieven pas aan de orde komen wanneer een voorgelegd plan planologisch onaanvaardbaar is. Tenslotte wijst verweerder op de mogelijkheid om een verzoek tot planschadevergoeding in te dienen. Vaststelling van de feiten 2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.7.    Het plan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Uitbreiding Sportpark Vondersweijde, 38e wijziging Oldenzaal 1964". In dat bestemmingsplan was het plangebied bestemd voor sportdoeleinden. Het plangebied is in het onderhavige plan bestemd voor "maatschappelijke dienstverlening" en "groen". 2.8.    De op de plankaart voor "maatschappelijke dienstverlening" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften bestemd voor instellingen op medisch, therapeutisch, educatief of sociaal-cultureel gebied dan wel op het gebied van sport, met bijbehorende bebouwing, waaronder een fietsenstalling, voorzieningen ten behoeve van waterbergend vermogen en overige (onbebouwde) terreinen. De op de plankaart voor "groen" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften bestemd voor: a)   groenstroken, paden, uitritten, bermen met beplanting, water, speelvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van waterbergend vermogen; b)   parkeren, uitsluitend daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangeduid; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en (on)bebouwde terreinen. 2.9.    Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied tussen het centrum van Oldenzaal en de woonwijk De Thij. Aan de noordzijde van het plangebied, aan de Korenbloemstraat, bevindt zich één woning, welke door middel van een groensingel is afgescheiden van het plangebied. Aan de zuidzijde bevinden zich de sportvelden van voetbalclub Quick '20. De plantoelichting vermeldt dat vanwege deze situering de noordgevel van de school grotendeels uit een dichte wand zal bestaan en de entree, parkeerplaats, fietsenstalling en het plein van de school aan de zuidzijde van het plangebied zijn voorzien. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de, ter plaatse verdiepte, provinciale rondweg (N342). Aan deze zijde zijn blijkens de plankaart de buitenactiviteiten voorzien. Aan de oostzijde liggen de Leliestraat en Primulastraat, waar een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt. Deze straten vervullen een ontsluitingsfunctie voor de buurt Glinde-Hooiland en een centrumverbinding voor de buurten Graven Es en De Thij. De Primulastraat is een relatief brede straat. In de plantoelichting wordt als uitgangspunt voor de inrichting van het terrein genoemd dat de groensingels aan de noord- en westzijde van het plangebied behouden blijven, alsmede het grasveld met bomen aan de zijde van de Leliestraat. Blijkens de brief van het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal van 20 september 2004 is naar aanleiding van de inspraakreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan onder meer besloten om ter plaatse van de hoofdingang van het sportpark en de in-/uitrit van de school snelheidsremmende voorzieningen te realiseren. 2.10.    Volgens de zogenoemde Verkeersmilieukaart, die is gebaseerd op gemeentelijke tellingen, bedraagt de verkeersintensiteit bij het plangebied ongeveer 3000 auto's en 1500 (brom)fietsen per dag. De voorziene school heeft ongeveer 30 medewerkers en biedt plaats aan 150 leerlingen. Op basis van deze gegevens wordt een toename van 15 auto's, 20 tot 30 bromfietsen en 100 tot 120 fietsen per dag verwacht. Bij exploitatie van de sporthal in de avonduren worden 24 autobewegingen in de avond verwacht. Volgens de plantoelichting biedt het plangebied ruimte voor 20 parkeer-plaatsen op het eigen terrein van de school. Het oordeel van de Afdeling 2.11.    Niet in geschil is dat behoefte bestaat de huidige locatie van het Twents Carmel College te verplaatsen. Uit de stukken is gebleken dat de procedure tot vaststelling van het plan aan de wettelijke vereisten voldoet. De stelling van appellante dat buurtbewoners onvoldoende en niet tijdig in de besluitvorming zijn betrokken kan reeds daarom niet slagen. Overigens is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat, voorafgaande aan de inspraak over het voorontwerp-bestemmingsplan, de omwonenden van het plangebied schriftelijk geïnformeerd zijn en twee informatiebijeenkomsten hebben plaatsgevonden, waar de omwonenden voor zijn uitgenodigd en waar appellante is verschenen. Gezien de hiervoor onder 2.10 vermelde verkeersberekeningen, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van het aantal verkeersbewegingen ter plaatse door het plan marginaal is. Verweerder behoefde ook geen toename van parkeerproblemen aan te nemen, nu binnen het plangebied meer parkeerplaatsen zijn voorzien dan het aantal dat op basis van deze berekeningen nodig is. Gesteld noch gebleken is dat deze berekeningen onjuistheden of anderszins gebreken bevatten. Voorts overweegt de Afdeling dat een eventuele toename van overlast van de (school)jeugd onzeker is en zo nodig door het treffen van maatregelen kan worden tegengegaan. De Afdeling is mitsdien van oordeel dat niet kan worden gesproken van een onaanvaardbare aantasting van de woon- en leefomgeving. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat ter zitting is bevestigd dat vanwege de gemeente bij de hoofdingang van het sportpark en de in-/uitrit van de school verkeersremmende maatregelen zullen worden getroffen en dat het in 2.9 genoemde groen behouden blijft. Tevens is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat wordt gestreefd naar een ontsluiting van de buurt De Graven Es op de provinciale rondweg. Ten slotte kan het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich gezien het bovenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. 2.12.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Verweerder heeft derhalve terecht goedkeuring verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. 2.13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra    w.g. Nolles Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006 291-516.