Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2301

Datum uitspraak2006-04-19
Datum gepubliceerd2006-04-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507633/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft bij besluit van 5 juli 2005, kenmerk DGWM/2005/9957, een vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet verleend aan het Hoogheemraadschap van Delfland voor het verbreden en verdiepen van het Oranjekanaal, deeltraject noord, kadastraal bekend gemeente 's-Gravenzande, sectie O, nrs. 993, 995 en 1404, gemeente Hoek van Holland, sectie A, nrs. 639, 952,1244 en 1246, gemeente Hoek van Holland, sectie E, nrs. 320, 322 en 323, en gemeente Naaldwijk, sectie F, nr. 947.


Uitspraak

200507633/1. Datum uitspraak: 19 april 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Verweerder heeft bij besluit van 5 juli 2005, kenmerk DGWM/2005/9957, een vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet verleend aan het Hoogheemraadschap van Delfland voor het verbreden en verdiepen van het Oranjekanaal, deeltraject noord, kadastraal bekend gemeente 's-Gravenzande, sectie O, nrs. 993, 995 en 1404, gemeente Hoek van Holland, sectie A, nrs. 639, 952,1244 en 1246, gemeente Hoek van Holland, sectie E, nrs. 320, 322 en 323, en gemeente Naaldwijk, sectie F, nr. 947. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2005, beroep ingesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland en het college van burgemeester en wethouders van Westland zijn tot het geding toegelaten. Verweerder heeft binnen de hem gestelde termijn geen verweerschrift ingediend. Voor afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van verweerder. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar [appellant A] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. ir. H.C.A.M. Vermeulen, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het Hoogheemraadschap van Delfland, vertegenwoordigd door mr. drs. A.J. Bakkes. Het college van burgemeester en wethouders van Westland is niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Het standpunt van appellanten 2.2.    Appellanten voeren in beroep geen bezwaren aan tegen de bij het bestreden besluit verleende vergunning, maar zij wijzen op een meningsverschil dat zij hebben met Tennet B.V. over een erfdienstbaarheid (recht van overpad) voor het bereiken van een electriciteitsmast op het perceel van appellanten. Het standpunt van verweerder 2.3.    Verweerder heeft bij zijn besluit de gevraagde vergunning verleend en heeft daarbij overwogen dat bij afweging van alle bij de ontgronding betrokken belangen er geen zwaarwegende redenen zijn op grond waarvan de ontgrondingsvergunning zou moeten worden geweigerd. Wettelijk kader 2.4.    Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet, zoals deze wet luidde vóór 1 juli 2005 (hierna: de wet), is het verboden zonder vergunning te ontgronden. Een vergunning wordt ingevolge artikel 10, zevende lid, van de wet verleend na afweging van alle in artikel 3, tweede lid, van de wet bedoelde belangen. In artikel 3, tweede lid, van de wet is bepaald dat aan een vergunning voorschriften kunnen worden verbonden ter bescherming van alle bij een ontgronding betrokken belangen alsmede ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken. Ingevolge artikel 3, zesde lid, van de wet kan een weigering, intrekking of wijziging van een vergunning geschieden op grond van strijd met de in het tweede lid bedoelde belangen. Het oordeel van de Afdeling 2.5.    Ter zitting heeft [appellant A] toegelicht dat de bezwaren van appellanten betrekking hebben op de wijziging van de bestemming van het fietspad dat over het perceel van appellanten loopt, welk perceel zij na de ontgronding willen omheinen. Naar de stelling van appellanten moet de doeleinden-omschrijving van deze bestemming worden aangevuld met de zinsnede 'tevens onderhoudspad voor (electriciteits)masten 27 en 28'. Appellanten vrezen dat Tennet B.V. zich anders zal beroepen op het recht van overpad. Dit bezwaar ziet niet op een bij de ontgronding betrokken belang. Derhalve kan hetgeen appellanten hebben aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra    w.g. Nolles Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006 291-517.