Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2332

Datum uitspraak2006-04-10
Datum gepubliceerd2006-04-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2006\001
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof heeft moeten vaststellen dat de Van der Hoevenkliniek in zijn behandelaanpak betrokkene geen volwaardige kans heeft gegeven om te laten zien dat hij met externe omstandigheden en de spanningen die dit met zich meebrengt kan omgaan. In het licht van de rapportages van het PBC en externe deskundigen en de omstandigheid dat zich in de afgelopen tijd geen incidenten hebben voorgedaan, ligt het in de rede dat op korte termijn een zorgvuldig opgebouwd resocialisatietraject wordt ingezet. Aangezien een langdurig resocialisatietraject noodzakelijk is, is verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren is geïndiceerd. Het hof vraagt zich daarbij overigens wel af of voortzetting van de behandeling in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek aangewezen is, nu de behandeling in deze kliniek vrij snel in een impasse is geraakt en naar het zich laat aanzien nog steeds is.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM TBS 2006 Beslissing d.d. 10 april 2006 De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van [terbeschikkinggestelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijvende in [verblijfplaats]. Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 21 oktober 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar. Overwegingen: Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken en mede op grond van hetgeen de getuige-deskundige ter zitting heeft verklaard. Het verzoek tot aanhouding om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat het hiervoor nog te vroeg is. Het risico van recidive wordt nog onverminderd hoog geacht. Betrokkene is naar het oordeel van het hof voor een resocialisatietraject vooralsnog aangewezen op begeleiding en behandeling vanuit een kliniek. Uit de advisering volgt dat betrokkene lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van misbruik van middelen, welke thans in remissie is. De kans op een gewelddadige recidive wordt door de kliniek hoog ingeschat. Ook psychiater Kaiser en psycholoog Geurkink achten de kans op recidive hoog. Gelet op het thans nog bestaande recidivegevaar is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Het Pieter Baan Centrum heeft in het rapport van 23 september 2004 evenwel geadviseerd betrokkene een zodanig resocialisatietraject in te laten gaan dat hij geleidelijk aan beter leert omgaan met externe omstandigheden. Het resocialisatietraject dient te beginnen met een fase waarin met betrokkene, terwijl hij nog in de kliniek verblijft, voorbereidingen voor de volgende transmurale fase worden getroffen. Psychiater Kaiser geeft in haar rapport aan dat betrokkene een lang resocialisatieproces met zeer geleidelijke uitbreiding van de vrijheden dient te ondergaan. Psycholoog Geurkink ziet eveneens aanknopingspunten om zeer voorzichtig met resocialisatie te beginnen. Het hof heeft moeten vaststellen dat de Van der Hoeven-kliniek in zijn behandelaanpak betrokkene geen volwaardige kans heeft gegeven om te laten zien dat hij met externe omstandigheden en de spanningen die dit met zich meebrengt kan omgaan. In het licht van bovengenoemde rapportages en de omstandigheid dat zich in de afgelopen tijd geen incidenten hebben voorgedaan, ligt het in de rede dat op korte termijn een zorgvuldig opgebouwd resocialisatietraject wordt ingezet, waarbij onder meer getoetst dient te worden hoe betrokkene met meer vrijheden omgaat. Aangezien een langdurig resocialisatietraject noodzakelijk is, is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren is geïndiceerd. Het hof vraagt zich daarbij overigens wel af of voortzetting van de behandeling in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek aangewezen is, nu de behandeling in deze kliniek vrij snel in een impasse is geraakt en naar het zich laat aanzien nog steeds is. Beslissing: Het hof: Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Zutphen van 21 oktober 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde. Wijst af het verzoek tot aanhouding. Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar. Aldus gedaan door mr Vegter als voorzitter, mrs Roessingh-Bakels en Van der Herberg als raadsheren, en drs Van Iersel en drs Raes als raden, in tegenwoordigheid van mr Van Ek als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2006. De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.