
Jurisprudentie
AW2425
Datum uitspraak2006-03-30
Datum gepubliceerd2006-04-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4050 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4050 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering tot herziening WUV-besluit ten voordele. Geen ziekten en gebreken die in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/4050 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 19 mei 2005, kenmerk JZ/M70/2005, heeft verweerster ten aanzien van eiseres toepassing gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Eiseres heeft tegen dit besluit bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift, zoals aangevuld bij schrijven van 30 januari 2006 heeft eiseres aangegeven waarom zij zich niet met het bestreden besluit kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 16 februari 2006. Aldaar is eiseres niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, die is geboren [in] 1931 in het voormalige Nederlands-Indiƫ, heeft in 1998 bij verweerster een aanvraag ingediend om toekenning van een periodieke uitkering op grond van de Wet. Deze aanvraag is afgewezen bij besluit van verweerster van 26 oktober 1998. Daarbij is aanvaard dat eiseres vervolgde is in de zin van de Wet, maar dat zij niet in aanmerking komt voor een periodieke uitkering omdat bij haar geen ziekten en gebreken aanwezig zijn, die in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd. Een door eiseres tegen genoemd besluit ingediend bezwaar is bij verweersters besluit van 15 februari 1999 ongegrond verklaard. Verweerster heeft daarbij in het bijzonder overwogen dat de bij eiseres aanwezige longklachten gediagnosticeerd zijn als allergische astma bronchiale, hetgeen wil zeggen dat de astma samenhangt met exogene (allergische) prikkels, waarbij een zekere erfelijke aanleg als oorzaak voor de longklachten aanwezig is. Tegen laatst genoemd besluit heeft eiseres geen beroep ingesteld.
In oktober 2004 heeft eiseres zich andermaal tot verweerster gewend met een verzoek om toekenning van een periodieke uitkering. Deze aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 4 maart 2005. Deze afwijzing is na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit. Daarbij is overwogen dat er geen aanleiding is om de beoordeling van onder meer de longklachten te herzien en dat de bij eiseres aanwezige rechter knieklachten niet in verband staan met de vervolging maar berusten op artrose, hetgeen een constitutionele aandoening is die degeneratief van aard is.
Eiseres kan zich met deze opvatting van verweerster niet verenigen. Naar haar oordeel zijn haar longklachten het gevolg van een tijdens de Japanse internering doorgemaakt longontsteking en zijn haar knieklachten het gevolg van het harde werken tijdens de gevangenschap.
De Raad overweegt als volgt.
Naar uit het vorenstaande blijkt, bevat het bestreden besluit ten aanzien van de longklachten een weigering van verweerster een eerder door haar gegeven oordeel in het voordeel van eiseres te herzien.
Ingevolge artikel 61, tweede lid, van de Wet is verweerster bevoegd op daartoe door af vanwege de betrokkene gedane aanvraag een door haar gegeven besluit in het voordeel van de betrokkene te herzien. Deze bevoegdheid is discretionair van aard, hetgeen betekent dat de Raad het bestreden besluit slechts met terughoudendheid kan toetsen.
De Raad stelt vast dat verweerster eerder in overeenstemming met de van de behandelend longarts C.R. Apap, verbonden aan het Westeinde ziekenhuis te Den Haag, verkregen informatie heeft geoordeeld dat de bij eiseres aanwezige longklachten berusten op een allergische astma bronchiale met positieve uitslagen op diverse allergietesten. In de onderhavige procedure zijn geen medische gegevens voorhanden gekomen die aanleiding zouden moeten geven tot wijziging van dit standpunt. Een relatie tussen de thans aanwezige longklachten en een in het Jappenkamp doorgemaakte longontsteking, zoals eiseres die zelf ziet, ziet de Raad uit de medische stukken niet naar voren komen. Verweerster heeft derhalve terecht geen aanleiding gezien haar eerdere standpunt omtrent de oorzaak van de longklachten van eiseres te herzien.
Met betrekking tot de bij eiseres aanwezige knieklachten heeft geen eerdere beoordeling door verweerster plaatsgevonden. De Raad heeft derhalve te beoordelen of verweerster op goede gronden een verband tussen deze klachten en de vervolging niet aanwezig heeft geoordeeld. Verweerster heeft zich blijkens het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch advies op het standpunt gesteld dat de knieklachten van eiseres berusten op artrose, hetgeen een leeftijdgebonden degeneratieve aandoening is. Bij dit oordeel is de diagnose gevolgd die naar voren komt uit een rapport van de radioloog F.W.H. Brouwer alsmede uit informatie van behandelend orthopedisch chirurg
dr. M.J.M. Driessen. De Raad heeft in de gedingstukken van medische aard geen aanknopingspunten gevonden voor een ander standpunt dan door verweerster ingenomen. De door eiseres genoemde oorzaak voor haar knieklachten, het harde werken tijdens de internering, wordt op geen enkele wijze medisch ondersteund.
Dit betekent dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard moet worden.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2006.
(get.) H.R. Geerling-Brouwer.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
21.02