Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW4070

Datum uitspraak2006-03-14
Datum gepubliceerd2006-04-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers300435 CV 05-6198
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Kantonzaak. Kantonrechter schuift het door de besteller van goederen aangelegde rookgordijn van mogelijke achtermannen open: besteller persoonlijk aansprakelijk voor betaling.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD sector kanton – locatie Zwolle zaaknr.: 300435 CV 05-6198 datum : 14 maart 2006 Vonnis in de zaak van: [OPPOSANT], wonende te [woonplaats], opposant, verder te noemen: “[opposant]”, gemachtigde mr. S.H. Baas, advocaat te Meppel, tegen [GEOPPOSEERDE], gevestigd te [vestigings plaats], geopposeerde, verder te noemen: “[geopposeerde]”, gemachtigde Inter Europe Incasso b.v. te Ter Apel, rolgemachtigde J. Busscher, gerechtsdeurwaarder te Steenwijk. De procedure De kantonrechter heeft kennisgenomen van: - de oorspronkelijke dagvaarding d.d. 16 september 2005, - het verstekvonnis d.d. 18 oktober 2005, gewezen onder nr. 290554 CV 05-4501, - de dagvaarding in het verzet d.d. 16 november 2005, - het antwoord in oppositie van [geopposeerde] en - de repliek in oppositie van [opposant]. Het geschil De vordering van [opposant] strekt ertoe dat hij bij vonnis wordt ontheven van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij vonnis van de kantonrechter te Zwolle, gewezen op 18 oktober 2005 tussen [geopposeerde] als eiseres en [opposant] als gedaagde, en dat [geopposeerde] alsnog niet ontvankelijk wordt verklaard althans dat haar vordering wordt afgewezen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het verzet. Daartegen heeft [geopposeerde] verweer gevoerd met conclusie dat [opposant] tot kwaad opposant wordt verklaard onder afwijzing van diens vordering, met veroordeling van [opposant] in de kosten van de procedure. De beoordeling 1. Tussen partijen staat vast dat [opposant] in januari 2004 bij [geopposeerde] een aantal goederen heeft besteld en dat hij zich daarbij heeft geafficheerd als “sales manager” in dienst bij de besloten vennootschap Duitse Bouw Systemen b.v., zaakdoende te Meppel. Voorts staat vast [geopposeerde] bij facturen van 29 januari 2004 en 5 februari 2004 in totaal een bedrag van € 4.292,13 (waarbij de BTW is verlegd) aan voormelde vennootschap in rekening heeft gebracht en dat [geopposeerde] van die vennootschap geen betaling heeft ontvangen. 2. Voorts staat vast dat [opposant] tijdens een bezoek aan [geopposeerde] op 3 mei 2004 op een exemplaar van de factuur van 29 januari 2004 een handtekening heeft geplaatst onder de door [geopposeerde] bijgeschreven tekst: “Diese Rechnungen wird von [opposant] einem Projekt übernommen und bezahlt.” Onomstreden is dat met “diese Rechnungen” niet alleen de factuur van 29 januari 2004 doch ook die van 5 februari 2004 werd bedoeld. 3.1 Die toezegging van [opposant] dient te worden aangemerkt als een borgstelling in de zin van titel 7.14 van het Burgerlijk Wetboek. [opposant] heeft zich immers jegens [geopposeerde], de schuldopposant ter zake, verbonden tot betaling, aldus tot nakoming van de verbintenis, die voormelde vennootschap Duitse Bouw Systemen b.v., aldus een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover [geopposeerde] heeft. 3.2 In voormelde tekst is geen aanwijzing te vinden dat [opposant] zich daarbij heeft willen verbinden voor de vennootschap naar buitenlands recht “Emsregio Entwicklungs- & Immobilien GmbH”, zoals hij thans aanvoert. Dit is te minder aannemelijk nu [opposant] geen deugdelijke verklaring heeft gegeven waarom die vennootschap bereid zou zijn om zonder enige tegenprestatie een vordering te voldoen voor een andere vennootschap, waarvan [opposant] zelf stelt dat tussen die vennootschappen geen enkele band bestaat of heeft bestaan. Zoals [opposant] zelf bij zijn verzet-dagvaarding stelt, is het niet logisch dat een ander zich garant zou stellen voor de betalingsver-plichtingen van de vennootschap Duitse Bouw Systemen b.v. 3.3 Anders dan [opposant] betoogt, heeft hij dan ook zichzelf als borg jegens [geopposeerde] gesteld. Dat hij zulks zonder toestemming van en/of medeondertekening door zijn echtgenote heeft gedaan, zoals bij brief van 3 juni 2005 van [opposant]’ gemachtigde is betoogd, maakt dat niet anders. Voor zover [opposant] veronderstelt dat hij daarmee de vernietiging van die borgstelling heeft ingeroepen, is dat onjuist, aangezien dat beroep krachtens het bepaalde in artikel 1:89 lid 1 BW niet aan hem doch aan zijn echtgenote toekomt. 3.4 Gesteld noch gebleken is dat die borgstelling voor het overige niet zou voldoen aan de daaraan ingevolge titel 7:14 BW te stellen voorwaarden. Nu uit de stellingen van [opposant] zelf volgt dat de besloten vennootschap Duitse Bouw Systemen b.v. geen bestaande vennootschap betreft althans een handelsnaam zou zijn van de commanditaire vennootschap Duitse Bouwsystemen Nederland C.V., welke vennootschap volgens [opposant] “door ene [RM] zou zijn leeggetrokken”, volgt daaruit dat [geopposeerde] (hoofd)schuldenaar in de nakoming van haar verbintenis tot betaling van de overeengekomen prijs is tekort geschoten, zodat [geopposeerde] [opposant] als borg kon aanspreken. 3.5 Aangezien [opposant] geen afzonderlijke verweren tegen de van hem gevorderde hoofdsom heeft opgeworpen, is die hoofdsom voor toewijzing te zijner laste toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor de door [geopposeerde] gevorderde wettelijke rente, het door haar vanaf 1 mei 2005 tot 16 september 2005 berekende bedrag van € 128,00 daaronder begrepen. Wat betreft de door [geopposeerde] gestelde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 600,00 geldt dat in voldoende mate is gebleken dat de gemachtigde van [geopposeerde] als buitengerechtelijk aan te merken incassowerkzaamheden heeft verricht, zodat die gevorderde vergoeding, gelet op enerzijds de omvang van de verschuldigde hoofdsom met de daarop verschenen rente en anderzijds de door de kantonrechters gebruikte staffel voor dergelijke kosten, als passend moet worden beschouwd. 3.6 Een en ander leidt ertoe dat op goede grond bij verstek een bedrag van € 5.000 te gunste van [geopposeerde] en ten laste van [opposant] is toegewezen en dat het vonnis van 18 oktober 2005 dient te worden bekrachtigd. 4. Aan het voorgaande voegt de kantonrechter het volgende toe. 4.1 Uit de borgstelling volgt dat op zichzelf al niet kan worden aangenomen dat de band tussen de vennootschap Duitse Bouw Systemen b.v. en [opposant] slechts een reguliere band is geweest tussen een werkgever en een werknemer. 4.2 Tegen een dergelijke reguliere band pleit voorts dat [opposant] weinig helder is geweest over het moment dat hij bij die vennootschap ontslag zou hebben genomen, dat die vennootschap in de door [opposant] aan [geopposeerde] geschetste vorm van een besloten vennootschap niet heeft bestaan en er evenmin een band is gebleken met het door [opposant] - voor die vennootschap - gestelde adres te Meppel. 4.3 Tot slot pleit daartegen dat [opposant] volgens [geopposeerde] tijdens diens bezoek aan haar op 3 mei 2004 en het project “Spieksee” heeft voorgewend voor zichzelf begonnen te zijn en dat [opposant] over zijn hoedanigheid op 3 mei 2004 een telkens wisselende stelling heeft ingenomen. [opposant] heeft immers bij brief van 3 juni 2005 aan (de gemachtigde van) [geopposeerde] laten weten dat hij op dat moment werkzaam was voor “Olfa Haus Nederland C.V.”, wat bij brief van 8 juni 2005 is bijgesteld tot “Duitse Bouwsystemen C.V.” terwijl vervolgens in de verzetdagvaarding “Emsregio Entwicklungs- & Immobilien GmbH” is genoemd en bij repliek in oppositie nog de mogelijkheid is opengelaten dat [opposant] toen werkzaam was voor “DBS Nederland C.V.”. 4.4 Voorts is van belang dat [opposant] geen enkele informatie heeft gegeven inzake onder wiens leiding hij voor de respectieve vennootschappen zou hebben gewerkt en dat hij degene is geweest die het contact met [geopposeerde] heeft onderhouden. 4.5 De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat [opposant] door het noemen van verschillende vennootschappen en verschillende (handels)namen en het voorwenden van een niet bestaande vennootschap als [geopposeerde] contractuele wederpartij heeft getracht daaromtrent een rookgordijn op te trekken. Nu vast staat dat [opposant] de opdrachten tot levering van de zaken, zoals die in rekening zijn gebracht bij de facturen van 29 en 5 februari 2004, heeft gegeven, dient hij in te staan voor de aan [geopposeerde] voorgespiegelde volmacht. Nu de aan [geopposeerde] voorgewende rechtspersoon niet bestaat en heeft bestaan, heeft [opposant] [geopposeerde] financieel te brengen in de toestand alsof hij een wel bestaande rechtspersoon had vertegenwoordigd die de overeengekomen tegenprestatie zou verrichten. Ook op deze grond wordt derhalve het verweer van [opposant] tegen de vordering van [geopposeerde] verworpen. 5. [opposant] zal met de kosten van deze verzetprocedure worden belast. De beslissing De kantonrechter: - bekrachtigt het verstekvonnis van 18 oktober 2005, zoals gewezen tussen [geopposeerde] als opposantes en [opposant] als geopposeerde onder nr. 290554 CV 05-4501; - veroordeelt [opposant] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [geopposeerde] begroot op € 200,00 voor salaris gemachtigde; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.