
Jurisprudentie
AW4358
Datum uitspraak2006-04-18
Datum gepubliceerd2006-04-28
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/132 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-04-28
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/132 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening bijstandsuitkering i.v.m. inkomsten uit arbeid. Terugvordering onverschuldigd betaalde bijstand.
Uitspraak
05/132 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 26 november 2004, 04/143 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (hierna: College)
Datum uitspraak: 18 april 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G. Bosch, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend en vervolgens bij brief van 4 oktober 2005 een nader standpunt ingenomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2006. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Kraaikamp, werkzaam bij de gemeente Soest.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden en de van toepassing zijnde algemeen verbindende voorschriften verwijst de Raad, gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van het College van 15 december 2003, inhoudende de herziening van het recht op bijstand van appellante over de periode van 5 juni 2000 tot en met 12 augustus 2000 tot een bedrag van € 1.648,72 en de terugvordering van de over die periode ten onrechte gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.196,45, ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante de in eerste aanleg aangevoerde en door de rechtbank verworpen gronden herhaald.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen voor zover het de herziening betreft. Dit betekent dat ook de Raad appellante niet volgt in haar stellingname dat zij in de in geding zijnde periode geen werkzaamheden heeft verricht bij de Stichting [naam Stichting 1] en evenmin in de stellingname dat (de) inkomsten uit de werkzaamheden bij de [naam Stichting 2] niet aan haar maar aan de gemeente Soest zijn uitbetaald. De Raad voegt aan het door de rechtbank overwogene nog toe, dat het College bij het verweerschrift in hoger beroep nadere bewijsstukken heeft overgelegd die de juistheid van het standpunt van het College inzake de herziening ondersteunen. Appellante heeft daarop niet gereageerd. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet ook de Raad geen gronden voor het oordeel dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan van herziening had moeten worden afgezien.
Bij de brief van 4 oktober 2005 heeft het College gemotiveerd aangegeven dat het bedrag van de terugvordering moet worden gesteld op € 1.809,95 in plaats van op € 2.196,45. Ter zitting is verklaard dat het College voornemens is het besluit van 15 december 2003 in zoverre te wijzigen. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het bedrag van de terugvordering verder zou moeten worden verminderd.
De Raad ziet in het voorgaande aanleiding om, met vernietiging van de aangevallen uitspraak, het beroep gegrond te verklaren en het besluit van 15 december 2003 te vernietigen voor zover het de terugvordering betreft. Het College dient met inachtneming van deze uitspraak in zoverre opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen.
De Raad ziet ten slotte aanleiding om het College te veroordelen in de proceskosten van appellante, begroot op € 644,-- in beroep en € 322,-- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 15 december 2003 voor zover betrekking hebbende op de terugvordering;
Bepaalt dat het College met inachtneming van deze uitspraak in zoverre een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 966,--, te betalen door de gemeente Soest aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de gemeente Soest aan appellante het betaalde griffierecht van in totaal € 133,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 april 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.