Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW7329

Datum uitspraak2006-05-03
Datum gepubliceerd2006-05-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200504807/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) geweigerd vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) te verlenen voor de vestiging van een speelautomatenhal in het pand [locatie].


Uitspraak

200504807/1. Datum uitspraak: 3 mei 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2457 van de rechtbank Arnhem van 26 april 2005 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Culemborg. 1.    Procesverloop Bij besluit van 20 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) geweigerd vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) te verlenen voor de vestiging van een speelautomatenhal in het pand [locatie]. Bij besluit van 19 augustus 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het bovenvermelde besluit geen betrekking had op de panden Markt 31 en Zandstraat 16 in Culemborg. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 april 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 31 mei 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 12 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. A.H.M. Smits, advocaat te Rosmalen, en het college, vertegenwoordigd door W.A.M. van Zwam, ambtenaar van de gemeente, en bijgestaan door mr. M.J. de Groot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Amutron B.V." (hierna: Amutron), vertegenwoordigd door mr. J.L. Vissers, advocaat te Den Bosch. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. In dit geval is de bevoegdheid gedelegeerd aan het college.       Ingevolge artikel 30b, eerste lid, van de Wet op de kansspelen is het verboden, behoudens het in titel VA bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben (…).     Ingevolge artikel 2, eerste en tweede lid, van de door de gemeenteraad van Culemborg vastgestelde Verordening Speelautomatenhallen is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren en kan de burgemeester voor maximaal één speelautomatenhal vergunning verlenen. 2.2.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college aan de weigering vrijstelling te verlenen geen belangenafweging ten grondslag heeft gelegd en dat de enkele omstandigheid dat reeds aan Amutron een, door appellante aangevochten, speelautomatenhalvergunning was verleend, die weigering niet kan dragen.     2.3.    Ten tijde van het besluit van 19 augustus 2004 was aan Amutron een ingevolge de Verordening Speelautomatenhallen van de gemeente Culemborg vereiste vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal verleend (hierna: speelautomatenhalvergunning). Appellante was een zodanige vergunning geweigerd. Deze weigering is tot in hoogste instantie in stand gebleven. 2.4.    De rechtbank heeft overwogen dat slechts wanneer sprake zou zijn van evidente onjuistheid van de aan Amutron verleende speelautomatenhalvergunning er aanleiding zou kunnen bestaan om niet uit te gaan van de rechtsgeldigheid daarvan. De rechtbank heeft aldus geen onjuist criterium aangelegd en terecht overwogen dat van bedoelde evidente onjuistheid geen sprake is. Ingevolge de Verordening Speelautomatenhal kan binnen het gebied slechts één speelautomatenhalvergunning worden verleend. Gegeven de aan Amutron verleende speelautomatenhalvergunning is er derhalve geen ruimte zodanige vergunning aan appellante te verlenen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college onder die omstandigheden reeds om die reden terecht vrijstelling heeft geweigerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval voor een nadere belangenafweging, anders dan appellante stelt, dan ook geen plaats was. 2.5.     Het beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g. van Buuren    w.g. Langeveld Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006 317-459.