Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW7370

Datum uitspraak2006-05-03
Datum gepubliceerd2006-05-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506964/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende (hierna: het college), voor zover hier van belang, appellante gelast het hekwerk op haar perceel kadastraal bekend gemeente Heeze, sectie C, nummer 3286, binnen zes weken na verzenddatum terug te brengen naar een hoogte van 1 meter op straffe van toepassing van bestuursdwang in de vorm van verwijdering van het hekwerk op kosten van appellante.


Uitspraak

200506964/1. Datum uitspraak: 3 mei 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting "Stichting HADO", gevestigd te Eindhoven, appellante, tegen de uitspraak in zaak no. Awb 04/2901 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juli 2005 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende. 1.    Procesverloop Bij besluit van 27 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende (hierna: het college), voor zover hier van belang, appellante gelast het hekwerk op haar perceel kadastraal bekend gemeente Heeze, sectie C, nummer 3286, binnen zes weken na verzenddatum terug te brengen naar een hoogte van 1 meter op straffe van toepassing van bestuursdwang in de vorm van verwijdering van het hekwerk op kosten van appellante. Bij besluit van 21 september 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 juli 2005, verzonden op 28 juli 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 11 oktober 2005 heeft het college van antwoord gediend. Bij brief van 8 november 2005 heeft appellante nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [voorzitter] van appellante, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Chalh, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.    Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.    Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van het college (bouwvergunning).    Ingevolge artikel 43, eerste lid, onder j, van de Woningwet, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, is in afwijking van artikel 40, eerste lid, voorts geen bouwvergunning vereist voor het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding waarvan de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2 m, met dien verstande dat van een erf- of terreinafscheiding die vóór de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, de hoogte niet meer mag zijn dan 1 m, mits wordt gebouwd overeenkomstig de bij of krachtens de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften. 2.2.    In de eerste plaats dient te worden bezien of appellante het hekwerk in strijd met een wettelijk voorschrift heeft geplaatst. Appellante betoogt in dat verband dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het hekwerk moet voldoen aan de voorwaarden in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb), nu dit nog niet gold ten tijde van de plaatsing van het hekwerk in 1996. De Afdeling overweegt het volgende. 2.3.    De rechtbank is er met het college aan voorbij gegaan dat voor het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding, gelet op het bepaalde in artikel 43, eerste lid, onder j, van de Woningwet, zoals dat artikel gold ten tijde van de plaatsing van het hekwerk, geen bouwvergunning was vereist voor zover het vóór de voorgevelrooilijn niet hoger is dan één meter en daarachter niet hoger dan twee meter. Anders dan het college ter zitting heeft betoogd, kunnen de ter zake geldende bestemmingsplanvoorschriften geen afbreuk doen aan deze bepaling. Voorts is ter zitting van de zijde van het college bevestigd dat het hekwerk voor een voorgevelrooilijn is gesitueerd en niet hoger is dan twee meter. Dit leidt tot de slotsom dat voor het plaatsen van het hekwerk destijds geen bouwvergunning was vereist, zodat het college niet bevoegd was tot handhavend optreden. Het betoog van appellante slaagt derhalve. 2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient alsnog gegrond te worden verklaard. De bestreden beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het primaire besluit van 27 november 2003 moet worden herroepen. 2.5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juli 2005, AWB 04/2901; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende van 21 september 2004, briefnummer ROV_Br_41421, kenmerk H3 76156; V.    herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende van 27 november 2003, briefnummer ROV_Br_31564; VI.    gelast dat de gemeente Heeze-Leende aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 687,00 (zegge: zeshonderdzevenentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat. w.g. Van Dijk    w.g. Van Meurs-Heuvel Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006 47-477.