Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW7505

Datum uitspraak2006-05-03
Datum gepubliceerd2006-05-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers191475 / HA ZA 05-503
Statusgepubliceerd


Indicatie

In deze zaak komt de rechtbank tot de conclusie dat Movir met het stellen van de voorwaarde dat de zwangerschapsuitkering pas twee jaar na het sluiten van de verzekering kan worden uitgekeerd, geen onderscheid maakt op grond van geslacht ingevolge de AWGB.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 191475 / HA ZA 05-503 Vonnis van 3 mei 2006 in de zaak van [eiseres], wonende […], eiseres, procureur mr. F.G. Kuiper, tegen de naamloze vennootschap MOVIR N.V., gevestigd te Nieuwegein, gedaagde, procureur mr. B.F. Keulen, advocaat mr. drs. I.B.Th van Groningen. Partijen worden in dit vonnis verder aangeduid als [eiseres] en Movir. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de conclusie van antwoord - de conclusie van repliek - de conclusie van dupliek. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiseres] heeft bij Movir een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. Het betreft een langlopende (L-) verzekering. 2.2. In de van toepassing zijnde voorwaarden van verzekering, hierna: de voorwaarden, is onder meer het volgende bepaald: “ Artikel 2 – Begripsomschrijving arbeidsongeschiktheid 2.1. Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor ten minste 25% beperkt is om de werkzaamheden verbonden aan het in de polis omschreven beroep te verrichten. […] 3.5. Extra dekking: Zwangerschapsuitkering (artikel 3.5 alleen geldig voor de L-verzekering) 3.5.1. De vrouwelijke verzekerde heeft in verband met haar bevalling recht op een aanvulling op de zwangerschapsuitkering die zij uit hoofde van de sociale verzekeringswetgeving ontvangt, mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd. 3.5.2. Indien de bevalling plaatsvindt na ten minste 32 weken zwangerschap, wordt de uitkering verstrekt gedurende ten hoogste zestien weken. […] 3.5.4. De hoogte van de uitkering is gelijk aan de verzekerde daguitkering, met een maximum van het verzekerd dagbedrag zoals dat gold twee jaar voor de vermoedelijke bevallingsdatum; de uitkering uit hoofde van de sociale verzekeringswetgeving wordt daarop in mindering gebracht. […] 3.5.6. Bij samenloop van een zwangerschapsuitkering met een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt de zwangerschapsuitkering slechts uitgekeerd indien en voor zover deze het bedrag van de vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid overtreft.” 2.3. Bij [eiseres] is een vermoedelijke bevallingsdatum gesteld op 24 juni 2004. Movir heeft [eiseres] een zwangerschapsuitkering geweigerd om reden dat zij op de vermoedelijke bevallingsdatum nog niet twee jaar aaneengesloten bij Movir tegen de geldelijke gevolgen van eventuele arbeidsongeschiktheid was verzekerd. 2.4. In artikel 1 en artikel 7 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, hierna: de AWGB, is onder meer het volgende bepaald: Artikel 1 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. […] b. direct onderscheid: onderscheid tussen personen op grond van […] geslacht, […]; 2. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap. Artikel 7 1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten […], indien dit geschiedt: a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf; […]. 2.5. De commissie gelijke behandeling (CGB) heeft onder meer in de zaak met nummer 2004-44, in welke procedure Movir partij was, geoordeeld dat het hanteren van een wachttijd van twee jaar voor een zwangerschapsuitkering in strijd is met artikel 7 lid 1 onderdeel a in samenhang met artikel 1 AWGB. 3. Het geschil 3.1. [eiseres] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad a. voor recht verklaart dat de in de voorwaarden van verzekering door Movir opgenomen bepaling “mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum tenminste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd” nietig is; b. Movir veroordeelt aan haar een zwangerschapsuitkering te voldoen van € 231,-- per dag, over een periode van zestien weken, onder aftrek van de uitkering uit hoofde van de sociale verzekeringswetgeving, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum van algehele voldoening; c. Movir te veroordelen in de kosten. 3.2. Movir voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of de in artikel 3.5.1. van de voorwaarden opgenomen zinsnede “mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum tenminste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering is verzekerd” in strijd is met de AWGB op grond van het maken van verboden onderscheid naar geslacht en derhalve nietig is. 4.2. [eiseres] stelt dat de betreffende voorwaarde in strijd is met de artikelen 1 en 7 lid 1 onder a van de AWGB en dat uit artikel 9 AWGB volgt dat deze nietig is hetgeen betekent dat recht bestaat op een zwangerschapsuitkering ingevolge de verzekeringsovereenkomst. Zij beroept zich daarbij op rechtspraak van de CGB en in het bijzonder op de zaken met nummer 1997-87 en 2004-44.Verder betwist zij dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid en een uitkering in verband met de bevalling en stelt zij dat haar arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Movir de geldelijke gevolgen dekt van eventuele arbeidsongeschiktheid waarbij tevens een uitkering is verzekerd ingeval van haar zwangerschap en bevalling. [eiseres] heeft verder gesteld dat Movir jegens vrouwelijke verzekerden een verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht door een wachttijd van twee jaar te hanteren voor een zwangerschapsuitkering in de langlopende arbeidsongeschiktheidsuitkering. 4.3. Movir heeft aangevoerd dat er geen sprake is van verboden onderscheid in de zin van de AWGB. Artikel 3.5.1. van de voorwaarden beoogt misbruik van de zwangerschapsuitkering, waarbij men zich voor een relatief korte periode rond de zwangerschap verzekert, te voorkomen. De zwangerschapsuitkering is een sommenuitkering en dient te worden onderscheiden van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zwangerschap is niet een situatie waarin zowel mannen als vrouwen kunnen verkeren. Het onderscheid waarin zwangere vrouwen als hier een voordeel toevalt, is op grond van artikel 2 lid 2 AWGB juncto artikel 1, onder b en i van het Besluit Gelijke behandeling toegestaan. De uitspraken van de CGB zijn volgens Movir niet inzichtelijk althans onjuist en hebben geen rechtskracht. 4.4. De rechtbank overweegt het volgende. Uit artikel 1 en 7 van de AWGB volgt dat het maken van onderscheid op grond van geslacht bij het aanbieden van een dienst in de uitoefening van een beroep of bedrijf verboden is. De rechtbank stelt vast dat het aanbieden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering door Movir als verzekeraar in dit geval geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en derhalve valt onder de reikwijdte van artikel 7 AWGB. 4.5. De in artikel 3.5.1. van de voorwaarden opgenomen voorwaarde voor de zwangerschapsuitkering, inhoudende dat de verzekerde ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd, geldt niet voor de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis. De vraag is of deze voorwaarde voor het recht op een zwangerschapsuitkering leidt tot verboden onderscheid op grond van geslacht als bedoeld in de AWGB. 4.6. Voor de beoordeling van deze vraag is van belang of het recht op uitkering bij zwangerschap moet worden onderscheiden van het recht op uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Indien dit immers twee te onderscheiden producten zijn, zoals Movir heeft betoogd, zal de beoordeling of er verboden onderscheid wordt gemaakt op grond van geslacht, voor het recht op uitkering bij zwangerschap afzonderlijk dienen te worden beoordeeld. 4.7. De rechtbank stelt vast dat in artikel 2.1 van de voorwaarden is bepaald dat uitsluitend sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis indien er in directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor tenminste 25% beperkt is om de werkzaamheden te verrichten. In dat geval is er ingevolge het bepaalde in artikel 3.1. tot en met 3.4. van de voorwaarden recht op een uitkering. Daarnaast volgt uit artikel 3.5.1. en 3.5.2. van de voorwaarden dat aan vrouwelijke verzekerden bij zwangerschap en bevalling gedurende ten hoogste zestien weken een uitkering wordt verstrekt indien de bevalling plaatsvindt na ten minste 32 weken zwangerschap. Deze zwangerschapsuitkering is opgenomen onder de titel: “extra dekking”. Dit recht op uitkering ontstaat ongeacht of de verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van de polis. Artikel 3.5.6. bepaalt verder dat bij samenloop van de zwangerschapsuitkering en die wegens arbeidsongeschiktheid de zwangerschapsuitkering slechts en ten hoogste wordt uitgekeerd voor zover deze die wegens arbeidsongeschiktheid overtreft. Hieruit moet worden afgeleid dat de verzekerde – indien en voor zover er sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis in verband met zwangerschap - aanspraak heeft op uitkering op grond van artikel 3.1. tot en met 4 van de voorwaarden. 4.8. Een en ander leidt tot de slotsom dat het recht op uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis en het recht op uitkering wegens zwangerschap en bevalling van elkaar te onderscheiden uitkeringen zijn die getoetst worden aan eigen voorwaarden en die dekking bieden tegen risico’s van geheel verschillende aard. De beoordeling van de vraag of in strijd met de AWGB een verboden onderscheid op grond van geslacht wordt gemaakt, zal dan ook voor ieder van deze risico’s afzonderlijk moeten plaats vinden. 4.9. Gelet op het voorgaande spitst het debat zich toe tot de vraag of de in 3.5 van de voorwaarden van verzekering opgenomen extra dekking, die ziet op een uitkering in verband met zwangerschap zonder dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, strijdig is met de artikelen 1 en 7 onder a van de AWBG. Bij de beoordeling hiervan is van belang dat het risico van zwangerschap zich louter bij vrouwen voordoet en de in de voorwaarden als extra dekking geboden zwangerschapsuitkering derhalve uitsluitend aan vrouwen wordt aangeboden. De voorwaarde in artikel 3.5.1 dat de verzekerde voor het recht op deze uitkering ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir verzekerd moet zijn kan alleen vrouwen treffen en voor zover er in genoemd artikel onderscheid tussen personen wordt gemaakt, is dit een onderscheid tussen vrouwen onderling. Binnen de op zichzelf staande dekking van dit risico wordt geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt. Nu Movir de zwangerschapsuitkering in de voorwaarden van verzekering aanbiedt als extra dekking, los van die bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, is het stellen van specifieke voorwaarden hieraan gelet op het feit dat dit risico zich uitsluitend bij vrouwen voordoet geen verboden onderscheid op grond van geslacht. 4.10. Ten aanzien van het beroep van [eiseres] op jurisprudentie van de CGB stelt de rechtbank voorop dat zij zich onafhankelijk hiervan een oordeel dient te vormen. Daarbij is in de genoemde uitspraken van de CGB geen sprake van dezelfde feiten en omstandigheden zodat het kan zijn dat de CGB in de door haar beoordeelde zaken mede daardoor tot een ander oordeel komt. Dit laatste geldt tevens ten aanzien van jurisprudentie van het HvJ EG, welke steeds tegen de achtergrond van een arbeidsrelatie tot stand is gekomen welke in dit geval ontbreekt. 4.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Movir met het stellen van de voorwaarde aan de zwangerschapsuitkering, dat eerst nadat de verzekering twee jaar loopt zal worden uitgekeerd, geen onderscheid maakt op grond van geslacht ingevolge de AWGB. Deze voorwaarde is derhalve niet nietig. Hetgeen partijen voor het overige hebben gesteld behoeft gelet op dit oordeel geen nadere bespreking 4.12. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van Movir worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op: - vast recht EUR 244,-- -salaris procureur EUR 904,-- Totaal EUR 1.148,-- 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vordering af; 5.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure begroot op EUR 1.148,--; 5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, mr. P.W.M. de Wolf en mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.?