Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW7804

Datum uitspraak2006-04-24
Datum gepubliceerd2006-05-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1773 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet gegrond.


Uitspraak

05/1773 NABW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 februari 2005, 03/942 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College) Datum uitspraak: 24 april 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 november 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 29 november 2005 heeft appellant verzet gedaan. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 3 april 2006, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 29 november 2005 berust hierop, dat appellant het in hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de bij de brief van de griffier van de Raad van 10 augustus 2005 gestelde termijn van drie maanden heeft voldaan, en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad stelt vast dat de brief van 10 augustus 2005 niet aangetekend is verzonden. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat deze brief appellant niet heeft bereikt. Appellant heeft in de drie maanden na 10 augustus 2005 ook geen contact met de Raad opgenomen. In die omstandigheden dient het verzet gegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 29 november 2005 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De griffier van de Raad zal, bij aangetekende brief, aan appellant een nieuwe termijn van drie maanden stellen voor de betaling van het griffierecht. Van door appellant in het kader van de verzetprocedure gemaakte proceskosten is de Raad ten slotte niet gebleken. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet gegrond. Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 april 2006. (get.) T.G.M. Simons. (get.) A.H. Polderman-Eelderink.