
Jurisprudentie
AW9232
Datum uitspraak2006-04-19
Datum gepubliceerd2006-05-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/1789 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/1789 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering ziekengeld. Geschiktheid eigen werk. Juiste maatstaf? Zorgvuldigheid.
Uitspraak
04/1789 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 februari 2004, 03/1320 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 april 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Koolhoven, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2006. Appellant is, met kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.M.A. Clerx.
II. OVERWEGINGEN
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als betonijzervlechter. Met ingang van 4 november 2002 is hem een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Appellant heeft zich op 3 februari 2003 ziekgemeld met klachten van overspannenheid en nek- en schouderklachten. Een verzekeringsarts heeft hem op 1 mei 2003 op het spreekuur gezien en heeft hem met ingang van 5 mei 2003 hersteld verklaard. Dienovereenkomstig heeft het Uwv hem bij besluit van 5 mei 2003 meegedeeld dat hij met ingang van 5 mei 2003 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW).
Het Uwv heeft het bezwaar van appellant bij besluit van 2 juli 2003 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat hij per 5 mei 2003 ongeschikt is om zijn werk als betonijzervlechter te verrichten. Volgens appellant heeft het Uwv een onjuiste maatstaf met betrekking tot zijn arbeid aangelegd en ook overigens zijn arbeidsongeschiktheid op een onzorgvuldige wijze beoordeeld.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich daarmee. Ook naar het oordeel van de Raad is niet gebleken dat het Uwv van een onjuiste maatstaf met betrekking tot de arbeid is uitgegaan, terwijl de Raad evenmin is gebleken dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In hoger beroep heeft appellant geen nadere medische stukken in geding gebracht die aanleiding kunnen geven voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit, zodat het hoger beroep niet kan slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.W.P. van der Hoeven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.
MK