Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW9701

Datum uitspraak2006-05-04
Datum gepubliceerd2006-05-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers902.683/03
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rb. verklaart zich onbevoegd om van de vordering tot verlenging van de pij-maatregel kennis te nemen. Aan betrokkene is door het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen tbr opgelegd, waarvan de tenuitvoerlegging in Nederland plaatsvindt. Er bestaat geen regelgeving waaraan de rechtbank deze bevoegdheid zou kunnen ontlenen;.derhalve evenmin aan artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, nu in deze bepaling enkel gesproken wordt over de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging in het gehele Koninkrijk van een vonnis gewezen door - in het onderhavige geval - de rechter in de Nederlandse Antillen. Een vordering tot verlenging van de duur van de maatregel zoals die nu voorligt, valt, naar het oordeel van de rechtbank, niet onder de reikwijdte van voornoemde bepaling.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Strafraadkamer Parketnummer : 902.683/03 Bvs-nummer : 06/129 De rechtbank heeft te beslissen op een door de officier van justitie in dit arrondissement op 31 maart 2006 ter griffie ingediende vordering, strekkende tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van: [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verblijvende in het jongerenhuis Harreveld te Harreveld, nader te noemen betrokkene, met een termijn van twee jaren. De maatregel van terbeschikkingstelling van de Regering is opgelegd bij vonnis van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 22 april 2004. Deze maatregel wordt ten uitvoer gelegd in Nederland en de termijn van de maatregel is gaan lopen op 7 mei 2004. De vordering is achter gesloten deuren behandeld door de raadkamer op 20 april 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder een verlengingsadvies d.d. 23 maart 2006 van drs. L. Hüning, gedragsdeskundige. Motivering Er bestaat geen regelgeving waaraan de rechtbank haar bevoegdheid zou kunnen ontlenen om van de vordering kennis te nemen. Deze bevoegdheid kan derhalve evenmin worden ontleend aan artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, nu in deze bepaling enkel gesproken wordt over de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging in het gehele Koninkrijk van een vonnis gewezen door – in het onderhavige geval – de rechter in de Nederlandse Antillen. Een vordering tot verlenging van de duur van de opgelegde maatregel zoals die nu voorligt, valt, naar het oordeel van de rechtbank, niet onder de reikwijdte van voornoemde bepaling. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat a) het nog maar de vraag is of het gerecht in de Nederlandse Antillen wel bevoegd is dan wel of het openbaar ministerie aldaar in zodanige vordering zou kunnen worden ontvangen, nu het thans geldende Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen niet voorziet in verlenging van de onderhavige maatregel, en b) de rechtbank niet is gebleken van beletselen tegen voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Beslissing Verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. Deze beschikking is gegeven door mr. De Bie, voorzitter tevens plv. kinderrechter, en mrs. Knoop en Doll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2006 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.