Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW9816

Datum uitspraak2006-02-17
Datum gepubliceerd2006-05-08
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers253520
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikelen 1:377a BW, 1:377f BW, 8 EVRM, 7 IVRK en 1:377b BW. verzoek vaststelling omgangsregeling tussen biologische ouders en minderjarigen/ verzoek vaststelling informatie- en consultatieregeling/ beslissing: niet ontvankelijk


Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE Sector familie- en jeugdrecht Enkelvoudige Kamer Omgang rekestnummer : FA RK 05-6384 zaaknummer : 253520 datum beschikking : 17 februari 2006 BESCHIKKING op het op 7 november 2005 ingekomen verzoek van: [voornaam] [achternaam], de biologische moeder, wonende te ’[woonplaats], procureur: mr. G.D. Haytink, en [voornaam] [achternaam], de biologische vader, wonende te ’[woonplaats], procureur: mr. G.D. Haytink. Als belanghebbenden worden aangemerkt: [voornaam] [achternaam], de adoptiefmoeder, wonende te [woonplaats], procureur: mr. S.L.A. Verburgt, en [voornamen] [achternaam], de adoptiefvader wonende te [woonplaats], procureur: mr. S.L.A. Verburgt. PROCEDURE De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder: - het verzoekschrift; - het verweerschrift. Op 20 januari 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de biologische ouders met hun procureur en de adoptiefouders met hun procureur. Van de zijde van de biologische ouders zijn pleitnotities overgelegd. BEOORDELING Uit de biologische moeder zijn geboren de minderjarigen: - [A.], geboren op [geboortedatum] 1996 te [woonplaats], en - [B.], geboren op [geboortedatum] 1998 te ’[woonplaats]. De minderjarigen zijn niet door de biologische vader erkend. Kort na de geboorte van beide minderjarigen heeft de biologische moeder hen afgestaan ter adoptie. Bij beschikking d.d. 27 augustus 1997 is de biologische moeder ontheven van het ouderlijk gezag over de minderjarige [A.]. Bij deze beschikking is de adoptiefmoeder benoemd tot haar voogdes. Bij beschikking d.d. 28 september 1998 is de adoptie van [A.] door de adoptiefouders uitgesproken, waarbij gekozen is voor de geslachtsnaam [achternaam]. Tevens is bij beschikking d.d. 28 september 1998 de voornaam van genoemde minderjarige gewijzigd in [A.]. Bij beschikking d.d. 11 november 1998 is de biologische moeder ontheven van het ouderlijk gezag over de minderjarige [B.]. Bij deze beschikking is de adoptiefvader benoemd tot haar voogd. Bij beschikking d.d. 15 maart 2000 is de adoptie van [B.] door de adoptiefouders uitgesproken, waarbij gekozen is voor de geslachtsnaam [achternaam]. Tevens is bij beschikking d.d. 15 maart 2000 de voornaam van genoemde minderjarige gewijzigd in [B.] Het verzoek van de biologische ouders strekt tot: Primair - vaststelling van een omgangsregeling tussen de biologische ouders en de minderjarigen van één weekend per twee weken en gedurende de helft van de vakanties, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen omgangsregeling; - vaststelling van een informatie- en consultatieplicht inzake gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van de minderjarigen en te bepalen dat de adoptiefouders tenminste éénmaal per kwartaal een recente en goed gelijkende kleurenfoto van de minderjarigen naar de biologische ouders opsturen, alsmede een verslag omtrent de ontwikkelingen van de minderjarigen; Subsidiair - vaststelling van eenzelfde omgangsregeling tussen de biologische moeder en de minderjarigen; - vaststelling van eenzelfde informatie- en consultatieplicht ten behoeve van de biologische moeder; een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De biologische ouders voeren ter onderbouwing van het verzoek het volgende aan. Zij achten het in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen dat zij hun biologische ouders leren kennen. Zij beroepen zich voor wat betreft de biologische moeder op artikel 1:377a BW en voor wat betreft de biologische vader op artikel 1:377f BW. Voorts beroepen zij zich op artikel 8 EVRM en artikel 7 IVRK. Daarnaast stellen de biologische ouders dat de adoptiefouders de informatiewisseling hebben gestopt, nadat zij te kennen hebben gegeven dat zij omgang willen met de minderjarigen. Om deze reden wensen zij op grond van artikel 1:377b BW op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen van de minderjarigen en zo mogelijk te worden geconsulteerd in belangrijke aangelegenheden. De adoptiefouders voeren verweer en verzoeken primair de biologische ouders c.q. de biologische moeder in hun (haar) verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, en subsidiair het verzoek af te wijzen. Zij stellen hiertoe primair dat de biologische ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Mocht de rechtbank oordelen dat de biologische ouders toch ontvankelijk zijn, dan stellen zij subsidiair dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat een omgangsregeling dan wel een informatie- en consultatieregeling niet in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank overweegt als volgt. De biologische ouders beroepen zich op de artikelen 1:377a BW, 1:377f BW, 8 EVRM, 7 IVRK en 1:377b BW. De adoptiefouders stellen zich primair op het standpunt dat de biologische ouders op grond van deze artikelen niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Artikel 1:377a BW Ingevolge artikel 1:377a BW hebben de minderjarige en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. Met 'ouder’ wordt bedoeld diegene die van rechtswege of door erkenning of na gerechtelijke vaststelling conform artikel 1:297 BW het juridisch ouderschap heeft verkregen. Dit betekent dat het recht alleen bestaat voor het kind en de ouder die tot elkaar in familierechtelijke betrekking staan en tussen wie sprake is (geweest) van family life. Ingevolge artikel 1:229 lid 2 BW houdt in geval van adoptie de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde, zijn oorspronkelijke ouders en hun bloedverwanten op te bestaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu de familierechtelijke betrekking tussen de biologische moeder en de minderjarigen door de adoptie heeft opgehouden te bestaan, zij niet de juridische ouder is van de minderjarigen. Op grond van artikel 1:377a BW kan de rechtbank de biologische moeder derhalve niet ontvangen in haar verzoek. Artikel 1:377f BW Ingevolge artikel 1:377f BW kan de rechter op verzoek een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. Op grond van dit artikel kunnen ook anderen dan de juridische ouders de rechter verzoeken een omgangsregeling vast te stellen. Voorwaarde is dat die ander in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. Voor de niet-juridische ouder betekent dit dat hij behalve het biologisch ouderschap ook bijkomende omstandigheden moet stellen, waaruit voortvloeit dat er tussen hem en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat of een band die kan worden aangemerkt als family life in de zin van artikel 8 EVRM. Daargelaten dat op grond van de stukken gerede twijfel kan bestaan of [ voornaam] [achternaam] daadwerkelijk de biologische vader van de minderjarigen is, is de rechtbank van oordeel dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de biologische ouders en de minderjarigen, nu de biologische moeder vlak na de geboorte de minderjarigen heeft afgestaan ter adoptie. Voorts hebben de biologische ouders ook na de adoptie geen family life opgebouwd met de minderjarigen, aangezien zij geen enkel contact hebben gehad met hen en er ook niet eerder sprake is geweest van getoonde belangstelling of (financiële) zorg voor de minderjarigen. De minderjarigen groeien op in het gezin van de adoptiefouders en worden door hen verzorgd. Op grond van deze concrete feitelijke omstandigheden blijkt volgens de rechtbank dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de biologische ouders en de minderjarigen, om welke reden de rechtbank hen op grond van artikel 1:377f BW niet kan ontvangen in hun verzoek. Artikel 8 EVRM Nu de rechtbank van oordeel is dat van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de biologische ouders en de minderjarigen geen sprake is, kunnen zij ook geen beroep doen op het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, en zijn zij derhalve ook op grond van dit artikel niet-ontvankelijk in hun verzoek. Artikel 7 IVRK Ingevolge artikel 7 IVRK heeft de minderjarige vanaf de geboorte het recht zijn ouders te kennen. De rechtbank is van mening dat tegenover het recht van de minderjarige om zijn (biologische) ouders te kennen geen recht van de ouders op omgang met de minderjarige staat. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de biologische ouders op grond van dit artikel niet kunnen worden ontvangen in hun verzoek. Artikel 1:377b BW Ingevolge artikel 1:377b BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen wordt met ‘ouder’ bedoeld diegene die de juridische vader of moeder van de minderjarige is. Biologisch ouderschap alleen is onvoldoende. Het recht op informatie maakt ook onderdeel uit van het recht van ouders op eerbiediging van het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Nu de biologische moeder zoals eerder overwogen niet de juridische ouder is en er ook geen sprake is van family life tussen de biologische vader c.q. moeder en de minderjarigen, is de rechtbank van oordeel dat zij ook niet kunnen worden ontvangen in hun verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de biologische ouders niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek. BESLISSING De rechtbank: verklaart de biologische ouders niet-ontvankelijk in hun verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling, alsmede in hun verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling. Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kok, kinderrechter, bijgestaan door mr. J.M.A.L. de Backer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2006.