Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX0758

Datum uitspraak2006-05-10
Datum gepubliceerd2006-05-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200508538/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 januari 2005 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen wegens het handelen in strijd met de Wet milieubeheer in de inrichting van de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst" op het adres Stakenbergweg 60 te Elspeet afgewezen.


Uitspraak

200508538/1. Datum uitspraak: 10 mei 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 21 januari 2005 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen wegens het handelen in strijd met de Wet milieubeheer in de inrichting van de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst" op het adres Stakenbergweg 60 te Elspeet afgewezen. Bij besluit van 23 augustus 2005, verzonden op 30 augustus 2005, heeft verweerder, voor zover hier van belang, het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op het bovengronds schieten, het besluit van 21 januari 2005 herroepen, en het verzoek om vergoeding van de kosten die verband houden met het maken van bezwaar afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 8 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 3 januari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant en van de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst". Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar appellant, in persoon, bijgestaan door M.M. van der Donk, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. P. Baas, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft. 2.2.    Voor zover appellant aanvoert dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden, overweegt de Afdeling dat een overschrijding van de beslistermijn de rechtmatigheid van het besluit niet aantast. 2.3.    Appellant voert aan dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving ook gegrond had moeten worden verklaard op het punt van de geluidhinder die hij stelt te ondervinden.    Appellant richt zich in zijn verzoek om handhaving tegen het bovengronds schieten in strijd met de Wet milieubeheer. In dat kader wijst hij er op dat hij geluidhinder ondervindt van het bovengronds schieten. Het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving vanwege het bovengronds schieten in strijd met de Wet milieubeheer is gegrond verklaard en er is wat dit aspect betreft, bij besluit van 12 juli 2005, een last onder dwangsom opgelegd. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar omtrent de geluidhinder die hij stelt te ondervinden van het bovengronds schieten. 2.4.    Appellant kan zich niet vinden in de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Hij is van mening dat het besluit van 21 januari 2005 wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. 2.4.1.    Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. 2.4.2.    Bij besluit van 21 januari 2005 heeft verweerder het verzoek om handhaving wegens het handelen in strijd met de Wet milieubeheer afgewezen, gezien de op 8 maart 2001 afgegeven gedoogverklaring voor het bovengronds schieten. Na het nemen van dit besluit heeft verweerder, bij besluit van 31 maart 2005, een nieuwe gedoogverklaring afgegeven voor het bovengronds schieten. Dit besluit is bij uitspraak van de Voorzitter van 7 juli 2005 in zaak no. 200503766/1 geschorst. Naar aanleiding van deze uitspraak is verweerder, bij besluit van 12 juli 2005, overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom voor het zonder vergunning op bovengrondse schietbanen verschieten van hagelpatronen met hagelgeweren. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 januari 2005 gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij is gewezen op het besluit van 12 juli 2005. Hiermee wordt, zo stelt verweerder, tegemoet gekomen aan het verzoek om handhaving.    Gelet op het bovenstaande wordt het besluit van 21 januari 2005 herroepen wegens veranderde feiten en omstandigheden en niet wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Gelet hierop heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de desbetreffende kosten terecht afgewezen. 2.5.    Het beroep is ongegrond. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Heijerman Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2006 255-446.