Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX0884

Datum uitspraak2006-04-18
Datum gepubliceerd2006-05-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2005/914
Statusgepubliceerd


Indicatie

Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat sprake is van zodanige overlast dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toewijsbaar zijn. Er is geen sprake van een overlast die van zo bijzondere aard of geringe betekenis is, dat zij deze ontbinding niet rechtvaardigt. In het midden kan derhalve blijven of in de woning in (hard) drugs worden gebruikt en/of verhandeld en of [appellant] een exemplaar van de huissleutel aan derden heeft gegeven. [appellant] heeft voorts onvoldoende onderbouwd dat hij zich heeft ingespannen om overlast te voorkomen.


Uitspraak

18 april 2006 vijfde civiele kamer rolnummer 2005/914 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Arrest in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, procureur: mr. J.L. Zegelink, tegen: de stichting Stichting Portaal, gevestigd te Baarn, geïntimeerde, procureur: mr. J.E. Brands. 1 Het geding in eerste aanleg Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem) van 18 april 2005 en 27 juni 2005, gewezen tussen appellant (hierna te noemen: [appellant]) als gedaagde en geïntimeerde (hierna te noemen: Portaal) als eiseres; van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 [appellant] heeft bij exploot van 29 augustus 2005 Portaal aangezegd van het vonnis van 27 juni 2005 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Portaal voor dit hof. 2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] acht grieven (een “algemene“ grief en zeven grieven genummerd 1 tot en met 7) tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, Portaal alsnog in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel die vorderingen alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Portaal in alle schade, op te maken bij staat en te vereffenen bij wet, die hij bij executie van het bestreden vonnis zal lijden en met veroordeling van Portaal in de kosten van beide instanties. 2.3 Bij memorie van antwoord heeft Portaal de grieven bestreden en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis van 27 juni 2005 zal bekrachtigen, zo nodig onder verbetering van gronden, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep. 2.4 Ter zitting van 17 februari 2006 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. D.W. Peters, advocaat te Elst, en Portaal door mr. J.E. Brands, advocaat te Arnhem; mr. Peters heeft daarbij pleitnotities in het geding gebracht. Voorts waren aanwezig [appellant] in persoon en [X.], als woonadviseur werkzaam bij Portaal. Ter griffie van het hof zijn op 14 februari 2006 van mr. Brands ontvangen twee brieven van 13 respectievelijk 14 februari 2006, beide met bijlagen, met afschrift aan de procureur van [appellant]. Ter zitting deelde de advocaat van [appellant] mee die afschriften te hebben ontvangen. 2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. 3 De vaststaande feiten De kantonrechter heeft in het vonnis van 27 juni 2005 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of onvoldoende is weersproken, kunnen hieraan de volgende feiten worden toegevoegd. [appellant] heeft Portaal bij exploot van 29 augustus 2005 in kort geding gedagvaard, waarbij is gevorderd Portaal te gebieden de executie van het vonnis van 27 juni 2005 te staken totdat in hoogste instantie zal zijn beslist op de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De zaak is doorgehaald op de rol, nadat Portaal had toegezegd de ontruiming van de woning, waartoe [appellant] in het bestreden vonnis is veroordeeld, op te schorten totdat het hof in hoger beroep zou hebben beslist. 4 De motivering van de beslissing in hoger beroep 4.1 De algemene grief en de grieven één tot en met drie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Beoordeeld dient te worden of - kort gezegd - sprake is van een ernstige en structurele vorm van aan [appellant] toe te rekenen overlast als gevolg van (nachtelijk) bezoek bij de door [appellant] bewoonde woning, welke overlast ook na december 2004 nog voortduurt, die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. 4.2 Bij deze beoordeling neemt het hof het volgende in overweging: - [appellant] heeft erkend dat het in het verleden is voorgekomen dat (ex) druggebruikers en prostituees ’s nachts bij hem aan de deur kwamen en daarbij schreeuwden, op de deur bonkten en met de brievenbus klepperden. Dat buurtbewoners hierdoor overlast ondervonden, blijkt uit de door Portaal overgelegde verklaringen van de buurtbewoners [...] van 4 maart 2004, [...] van 9 maart 2004, en [...] van 8 maart 2004. - Portaal heeft [appellant] daarop in maart 2004 aangesproken in verband met deze overlast. Zij heeft toen aangegeven de overlast onaanvaardbaar te achten. Partijen hebben toen afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een brief van Portaal aan [appellant] van 24 maart 2004. - Ook nadien hebben buurtbewoners bij Portaal geklaagd over overlast. Verwezen wordt naar onder meer de door Portaal overgelegde verklaringen van [...] van 11 mei 2004 en [...] van 13 december 2004. Deze nieuwe klachten zijn voor Portaal aanleiding geweest tot het uitbrengen van de dagvaarding, die heeft geleid tot het bestreden vonnis. – Op 13 juni 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant], [X.] voornoemd en een medewerker van de politie. Toen zijn opnieuw afspraken gemaakt om overlast te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in een brief van Portaal aan [appellant] van 13 juni 2005. – Ook na 13 juni 2005 is sprake geweest van overlast. Dit blijkt naar het oordeel van het hof voldoende uit de inhoud van de door Portaal overgelegde verklaring van [...] van 17 januari 2006, de anoniem gemaakte verklaring van 12 februari 2006 en de sfeerrapportages van de gebiedsagent over de periode van 13 juni tot en met 4 september 2005 en van 4 december 2005 tot en met 31 januari 2006. Het betreft niet alleen geluidsoverlast door (nachtelijke) bezoekers van [appellant], maar ook door de hond van [appellant], die aanslaat als er ’s nachts mensen aan de deur staan en jankt als hij (’s nachts) wordt buitengesloten. Deze overlast wordt als extra storend ervaren, doordat de woningen aan de [adres] vrij stil zijn gelegen boven een parkeergarage en alleen via een trap bereikbaar zijn. Hierdoor is de ligging te vergelijken met die aan een pleintje. Dat de verklaring van [...] met terughoudendheid zou moeten worden bezien, is door [appellant] wel gesteld, maar onvoldoende toegelicht. De enkele opmerking, indien gemaakt, dat de buurt [appellant] weg wil krijgen, maakt niet dat de - gedetailleerde - verklaring van [...] onjuist of ongeloofwaardig zou zijn. – [appellant] heeft ter gelegenheid van de pleidooien aangegeven ook in de toekomst gebruiksters van verdovende middelen, die zich ’s nachts bij hem melden, te zullen opvangen. 4.3 Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat sprake is van zodanige overlast dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toewijsbaar zijn. Er is geen sprake van een overlast die van zo bijzondere aard of geringe betekenis is, dat zij deze ontbinding niet rechtvaardigt. In het midden kan derhalve blijven of in de woning in (hard) drugs worden gebruikt en/of verhandeld en of [appellant] een exemplaar van de huissleutel aan derden heeft gegeven. 4.4 [appellant] heeft voorts onvoldoende onderbouwd dat hij zich heeft ingespannen om overlast te voorkomen. Hij heeft integendeel een door hem op basis van de op 13 juni 2005 gemaakte afspraken vervaardigd en aan zijn voordeur bevestigd bord, waarop stond aangegeven dat bezoekers ’s nachts niet meer welkom waren, weggehaald omdat hij in aanmerking wenste te komen voor woningruil. Zijn argument dat Portaal eerst andere mogelijkheden moet onderzoeken om ongewenste bezoekers buiten te houden, waaronder het afsluiten van het complex, gaat niet op. Het had op de weg van [appellant] gelegen om maatregelen te nemen om te voorkomen dat bezoekers van zijn woning aan omwonenden overlast veroorzaakten. Er is geen grond om de overlast in de verhouding tussen Portaal en [appellant] niet voor rekening en risico van [appellant] te laten komen, nu het gaat om gedragingen van personen (en de hond) die samenhangen met de persoon van [appellant]. Het valt [appellant] aan te rekenen dat hij te weinig heeft ondernomen om de overlast te doen ophouden. De algemene grief en de grieven 1 tot en met 3 falen dan ook. 4.5 Ook grief 4 faalt. Het belang van [appellant] om zijn woonruimte niet te verliezen weegt, ook als de door hem in de toelichting op zijn grief vermelde omstandigheden daarbij worden betrokken, niet op tegen het belang van Portaal en de omwonenden van de gehuurde woning bij de beëindiging van de bewoning door [appellant]. Toewijzing van de vorderingen van Portaal is naar het oordeel van het hof, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 4.6 In zijn vijfde grief voert [appellant] aan dat Portaal hem rauwelijks zou hebben gedagvaard. Nog afgezien van het feit dat [appellant] hierbij over het hoofd ziet dat partijen al in maart 2004 afspraken hebben gemaakt over het voorkomen van verdere overlast en dat deze afspraken vervolgens door [appellant] niet zijn nagekomen, vormt het argument geen aanleiding tot een ander oordeel, reeds omdat de overlast na de betekening van de inleidende dagvaarding niet is geëindigd en [appellant] bovendien ter gelegenheid van de pleidooien nog heeft aangegeven ook in de toekomst te zullen doorgaan met het toelaten van ’s nachts opvangen van gebruiksters van verdovende middelen. De grief is vergeefs voorgedragen. 4.7 Uit de door [appellant] in grief zes genoemde omstandigheden leidt het hof geen schijn van partijdigheid van de kantonrechter af. Afgezien daarvan, heeft [appellant] kennelijk geen aanleiding gezien de kantonrechter te wraken. Thans ligt de zaak opnieuw in hoger beroep voor, zodat [appellant] geen belang heeft bij deze grief. 4.8 Voor zover door [appellant] nog is betoogd dat het bestreden vonnis zich niet verhoudt met de door partijen gemaakte afspraken op 13 juni 2005 gaat het hof hieraan voorbij. Niet is komen vast te staan dat Portaal heeft toegezegd het vonnis niet te zullen executeren indien [appellant] zich aan de gemaakte afspraken zou houden, terwijl voorts is komen vast te staan dat de overlast voortduurt. 4.9 Uit het hiervoor overwogene volgt dat grief zeven met betrekking tot de proceskostenveroordeling in eerste aanleg eveneens faalt. 4.10 Gelet op het hiervoor overwogene wordt het bewijsaanbod van [appellant] gepasseerd, nu de door hem aangeboden te bewijzen feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een ander oordeel kunnen leiden. 5 Slotsom De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. 6 De beslissing Het hof, recht doende in hoger beroep: bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem) van 27 juni 2005; veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Portaal begroot op € 2.682,- voor sala-ris van de procureur en op € 244,- voor griffierecht. Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Wefers Bettink en Groefsema en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2006.