Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX1202

Datum uitspraak2006-05-10
Datum gepubliceerd2006-05-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers298991/ CV EXPL 06-677
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Eiser vordert (in conventie) betaling van loon, gedaagde vordert (in reconventie) restitutie van de aan eiser in conventie onverschuldigd betaalde dwangsommen. Afwijzing van de vordering in conventie en toewijzing van de vordering in reconventie, omdat eiser in conventie een redelijk aanbod van de werkgever met betrekking tot zijn wedertewerkstelling heeft geweigerd.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 298991/ CV EXPL 06-677 datum uitspraak: 10 mei 2006 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. A.A.M. Broos tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN SANTEN TRANSPORT B.V. te Haarlem gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie hierna te noemen Van Santen gemachtigde mr. R.A.C.G. Martens In conventie en in voorwaardelijke reconventie De procedure [eiser] heeft Van Santen op 4 januari 2006 gedagvaard en gevorderd (in conventie) conform de dagvaarding. Van Santen heeft geantwoord en een tegenvordering (in voorwaardelijke reconventie) ingesteld. Bij vonnis van 1 maart 2006 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze is gehouden op 5 april 2006. Voorafgaande aan de comparitie heeft [eiser] een conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie ingediend. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld. De feiten a. [eiser] is op 2 april 2001 bij Van Santen in dienst getreden en heeft daar vanaf 4 maart 2002 de functie van planner bekleed. b. [eiser] is per 14 oktober 2002 voor zijn werkzaamheden uitgevallen met polsklachten. Per 13 oktober 2003 is aan [eiser] een uitkering krachtens de WAO toegekend in arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80%. c. Bij deskundigenoordeel van 8 oktober 2004 heeft het UWV vastgesteld dat [eiser] op 16 juli 2004 niet ongeschikt was voor het verrichten van zijn eigen werk in beperkte omvang (4 uur per dag, 20 per week). d. Op 14 december 2004 heeft het CWI een verzoek van Van Santen tot verkrijging van een ontslagvergunning voor [eiser] afgewezen. e. Bij kort geding vonnis van 28 april 2005 heeft de kantonrechter Van Santen veroordeeld tot wedertewerkstelling van [eiser] voor 20 uur per week in zijn eigen functie van planner, op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag tot een maximum van € 5.000,--. f. Medio mei 2005 heeft Van Santen [eiser] werkzaamheden aangeboden in de functie van planner voor (in beginsel) iedere werkdag van 07.00 tot 09.00 uur en van 17.00 tot 19.00 uur. g. [eiser] heeft dit aanbod niet geaccepteerd en zijn werk bij Van Santen niet hervat. h. Op 27 juni 2005 heeft [eiser] het kort geding vonnis van 28 april 2005 aan Van Santen laten betekenen, onder aanzegging en bevel tot betaling van de bij dat vonnis ten laste van Van Santen opgelegde dwangsom. Naar aanleiding hiervan heeft Van Santen op 22 juli 2005 € 5.000,-- ter zake van dwangsommen aan [eiser] voldaan. i. Bij beschikking van 29 augustus 2005 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewijzigde omstandigheden, bestaande uit een verstoring van de arbeidsverhouding, ontbonden per 16 september 2005, met toekenning aan [eiser] van een vergoeding van € 13.450,-- bruto. In conventie De vordering van [eiser] [eiser] vordert, na zijn vordering sub B te hebben gewijzigd, (samengevat) veroordeling van Van Santen tot betaling van A. € 5.381,48 bruto ter zake van loon voor 20 uur per week over de periode van 25 april tot 16 september 2005, vermeerderd met 8% vakantiebijslag; B. € 1.293,62 bruto ter zake van 13,5 niet opgenomen vakantiedagen, vermeerderd met 8% vakantiebijslag; C. € 3.389,30 bruto ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder A. en B. genoemde bedragen; D. € 700,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente, en met veroordeling van Van Santen in de proceskosten. [eiser] stelt daartoe het volgende. De door Van Santen in mei 2005 voorgestelde werkzaamheden (computerinvoer en archiefwerkzaamheden) waren niet redelijk, nu die juist voor (de polsen van) [eiser] belastend zouden zijn. Ook de werktijden waren niet redelijk. Voorheen werkte [eiser] van 09.00 tot 13 .00 uur. Het voorstel was slechts bedoeld om [eiser] het leven zuur te maken. Hij behoefde dit dan ook niet te accepteren. Nu [eiser] niet kan worden tegengeworpen dat hij een redelijk voorstel heeft geweigerd, dient Van Santen het salaris te betalen vanaf 25 april 2005 tot 16 september 2005. Voorts dient Van Santen nog 13,5 niet opgenomen vakantiedagen te betalen. Van Santen is met tijdige betaling van het salaris en de nog resterende vakantiedagen in verzuim gekomen, zodat zij de maximale wettelijke verhoging verschuldigd. Ter voldoening van de vordering buiten rechte, zijn door de gemachtigde van [eiser] werkzaamheden verricht, anders dan ter voorbereiding van de procedure en ter instructie van de zaak. De kosten voor deze werkzaamheden bedragen conform het rapport Voorwerk II € 700,--. Deze kosten komen ingevolge de wet voor rekening van Van Santen. Het verweer Van Santen erkent het door [eiser] (na wijziging) gevorderde bedrag ter zake van 13,5 niet genoten vakantiedagen, maar betwist de vordering voor het overige. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan. Van Santen heeft [eiser] een redelijk voorstel gedaan. Uit het deskundigenoordeel van het UWV van 8 oktober 2004 blijkt dat de medische beperking van [eiser] juist lag in het fulltime uitvoeren van zijn functie van planner. Daarmee is rekening gehouden door [eiser] in staat te stellen zijn werk als planner gedurende vier uur per dag te verrichten. Bij de keuze van de uren heeft Van Santen tevens het belang van haar bedrijf en klanten meegewogen. De gekozen uren zijn namelijk juist de ‘piekuren’ van de onderneming, waarin extra ondersteuning wenselijk is. Nu [eiser] het redelijke aanbod zonder meer van de hand heeft gewezen en heeft geweigerd om verder in overleg met Van Santen te treden over de invulling van de werkzaamheden, was er sprake van werkweigering. Aan [eiser] komt dan ook geen salaris toe. Voor toekenning van de wettelijke verhoging en wettelijke rente over het salaris is, gelet op het voorgaande, geen aanleiding. De wettelijke verhoging over de vakantiedagen dient eveneens te worden afgewezen, althans te worden gematigd, nu deze niet is bedoeld als schadevergoeding, maar als prikkel tot betaling. Voor zover [eiser] al schade zou hebben geleden door de niet tijdige betaling van de vakantiedagen, dan heeft hij inmiddels voldoende financiële genoegdoening ontvangen, zodat voor toewijzing van de wettelijke rente geen grond bestaat. Ook de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu geen sprake is van andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van de gedingstukken. De dwangsommen ad totaal € 5.000,-- en de deurwaarderskosten ad € 67,71 zijn onverschuldigd betaald, nu Van Santen heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij krachtens het vonnis van 28 april 2005 was veroordeeld, te weten het aanbieden van passende werkzaamheden. Van Santen beroept zich (subsidiair) op verrekening van hetgeen zij uit hoofde van deze procedure aan [eiser] verschuldigd mocht zijn met dit bedrag. In voorwaardelijke reconventie De vordering van Van Santen Van Santen vordert (samengevat) veroordeling van [eiser] tot betaling van - primair: € 5.067,71, vermeerderd met de wettelijke rente; en indien en voor zover de vordering in conventie wordt toegewezen en na verrekening een vordering van Van Santen resteert, - subsidiair: het verschil tussen beide vorderingen. Van Santen stelt daartoe het volgende. Zij heeft de dwangsommen en deurwaarderskosten onverschuldigd aan [eiser] betaald. Indien de vordering in conventie wordt afgewezen of het beroep op verrekening wordt gepasseerd, dan wel na verrekening een gedeelte van de vordering van Van Santen op [eiser] resteert, dient [eiser] het (restant van het) onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2005. Het verweer [eiser] betwist de vordering. Hij voert daartoe het volgende aan. Hoewel Van Santen alles in het werk heeft gesteld om van [eiser] af te komen, is dat haar niet gelukt. Van Santen is uiteindelijk veroordeeld [eiser] tot zijn werkzaamheden toe te laten. Van Santen heeft echter geen serieus gevolg gegeven aan die veroordeling, aangezien de voorwaarden die zij aan de wedertewerkstelling verbond, voor [eiser] volstrekt onacceptabel waren. Naast de werktijden en de medisch belastende werkzaamheden die hij kreeg opgelegd, werd hij geacht om, indien nodig, 2 dagen van 10 uur te werken, kreeg hij geen vaste werkplek en diende hij alles te doen wat hem door zijn leidinggevenden werd opgedragen. Het voorstel van Van Santen kan niet als redelijk worden aangemerkt. De dwangsommen zijn dus niet onverschuldigd betaald. Voor verrekening of terugbetaling is dan ook geen aanleiding. In conventie en in reconventie De beoordeling van het geschil 1. De vorderingen in conventie en in reconventie zijn zodanig met elkaar verweven dat gezamenlijke behandeling daarvan in de rede ligt. 2. Het gedeelte van de vordering in conventie strekkende tot betaling aan [eiser] van € 1.293,62 bruto, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, ter zake van 13,5 niet genoten vakantiedagen, ligt als niet door Van Santen betwist voor toewijzing gereed. De wettelijke verhoging zal worden toegewezen tot een bedrag van € 646,81, nu Van Santen met tijdige betaling van het vakantiegeld in gebreke is gebleven. In de omstandigheden van het geval wordt geen aanleiding gezien de wettelijke verhoging te matigen. Ook de wettelijke rente is toewijsbaar, en wel over € 1.293,62 vanaf 16 september 2005 en over de wettelijke verhoging vanaf de dag van opeisbaarheid daarvan, alles tot de dag van algehele voldoening. 3. De kern van het geschil zowel in conventie als in reconventie betreft de vraag of Van Santen aan [eiser] met betrekking tot diens wedertewerkstelling een redelijk voorstel heeft gedaan. Ter beantwoording van die vraag overweegt de kantonrechter het volgende. 4. Het lijdt geen twijfel dat Van Santen door haar negatieve opstelling jegens [eiser] vanaf het moment dat het UWV hem arbeidsgeschikt achtte voor het verrichten van zijn werkzaamheden in beperkte omvang, de toon heeft gezet voor de wijze waarop [eiser] op zijn beurt heeft gereageerd op het aanbod tot wedertewerkstelling in mei 2005. Dat [eiser] weinig vertrouwen had in de daadwerkelijke bereidheid van Van Santen om hem weer tot zijn functie van planner toe te laten en daarom het aanbod van Van Santen als onredelijk heeft ervaren, is dan ook begrijpelijk. Dat neemt echter niet weg dat van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij het aanbod tenminste in serieuze overweging had genomen, alvorens het van de hand te wijzen. Dat Van Santen hem heeft voorgehouden dat de werktijden aan wijzigingen onderhevig konden zijn en dat zelfs twee dagen van 10 uur tot de mogelijkheden behoorde, was weliswaar in het licht van de omstandigheden van het geval weinig diplomatiek, maar rechtvaardigt niet de onwrikbare, afwijzende houding van [eiser]. Hem kan worden verweten, dat hij niet eens heeft geprobeerd of het werken op de door Van Santen vastgestelde (gebroken) tijdstippen een haalbare kaart voor hem was. Dat geldt te meer nu ter zitting is gebleken dat [eiser] destijds op circa 15 minuten fietsen van zijn werk woonde, zodat hij met het woon-werkverkeer niet onaanvaardbaar veel extra tijd kwijt zou zijn. Feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het gedurende vier uur per dag uitvoeren van de door Van Santen voorgestelde werkzaamheden - van deze werkzaamheden staat overigens als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist vast, dat deze altijd deel hebben uitgemaakt van de functie van [eiser] - medisch (te) bezwarend voor [eiser] was, zijn bovendien niet gebleken. Het niet door [eiser] betwiste bedrijfsbelang van Van Santen mede in ogenschouw nemende, is de kantonrechter van oordeel dat het aanbod van Van Santen aan [eiser] met betrekking tot diens wedertewerkstelling, voldoende redelijk was. Door dit (a-priori) af te wijzen heeft [eiser] zijn recht op doorbetaling van loon verloren. 5. Het voorgaande leidt ertoe dat het gedeelte van de vordering in conventie strekkende tot betaling aan [eiser] van achterstallig salaris en de wettelijke verhoging, alsmede de buitengerechtelijke kosten daarover, alles vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden afgewezen. 6. In conventie is uitsluitend de vordering tot vergoeding van 13,5 niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, zoals onder r.o. 2 is overwogen, toewijsbaar. Het gedeelte van de vordering in conventie dat ziet op betaling van buitengerechtelijke kosten over de niet genoten vakantiedagen zal worden afgewezen, nu niet is gebleken van werkzaamheden verricht ter voldoening daarvan buiten rechte. 7. Het oordeel dat Van Santen [eiser] met betrekking tot zijn wedertewerkstelling een voldoende redelijk aanbod heeft gedaan, brengt voorts mee dat [eiser] ten onrechte de dwangsommen heeft geïncasseerd. Van Santen is dan ook gerechtigd restitutie daarvan te verlangen, vermeerderd met de voor haar rekening gekomen deurwaarderskosten. De desbetreffende vordering in reconventie is derhalve toewijsbaar, met inbegrip van de gevorderde wettelijke rente die niet (zelfstandig) is weersproken. 8. Het beroep van Van Santen (in conventie) op verrekening van haar vordering op [eiser] met het toe te wijzen gedeelte van de vordering van [eiser] op haar slaagt. Op grond hiervan zal de vordering in conventie in zijn geheel worden afgewezen, en zal de (subsidiaire) vordering in voorwaardelijke reconventie, strekkende tot betaling door [eiser] van het bedrag dat na verrekening resteert, worden toegewezen. 9. De kosten, zowel in conventie als in reconventie, komen voor rekening van [eiser] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij. Beslissing De kantonrechter: In conventie - wijst de vordering af; In reconventie - veroordeelt [eiser] tot betaling aan Van Santen van de somma van € 5.067,71 minus de aan [eiser] toekomende vergoeding voor niet genoten vakantiedagen c.a., als genoemd onder rechtsoverweging 2 van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over het aan Van Santen toekomende saldo vanaf 22 juli 2005 tot aan de dag van de algehele voldoening; In conventie en in reconventie - veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Van Santen tot en met vandaag worden begroot op € 725,-- voor salaris gemachtigde; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd. Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.