
Jurisprudentie
AX1472
Datum uitspraak2006-05-12
Datum gepubliceerd2006-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers341377/KG 06-837 Pee
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers341377/KG 06-837 Pee
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het gaat in deze zaak om de vraag of de zoon van eisers, omdat tegen hem is gezegd dat hij de beste was, aanspraak heeft op een plaats in de finale van de Achmea Kennisquiz, hoewel hij niet de beste was.
Uitspraak
Pee/PvV
vonnis 12 mei 2006
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t n u m m e r s 341377/KG 06-837 Pee v a n:
1. [eiseres1],
2. [eiser2],
beiden wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij dagvaarding van 4 mei 2006,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr. M.D. Kalmijn,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap ENDEMOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
2. de stichting STICHTING EVENEMENT KENNISQUIZ,
gevestigd te Hilversum,
g e d a a g d e n,
procureur mr. D.M. Wille.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 12 mei 2006 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen de Stichting, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd. In verband met het spoedeisende karakter van de zaak is direct na de zitting verkort uitspraak gedaan. De uitwerking van het vonnis zal volgen op 18 mei 2006.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De Stichting heeft zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van eisers nu zij geen machtiging van de kantonrechter hebben overgelegd om in rechte voor [zoon eisers] te mogen optreden. Dit verweer wordt verworpen. Blijkens de dagvaarding treden eisers niet op als vertegenwoordigers van de minderjarige [zoon eisers], doch treden zij voor zichzelf op. Eisers hebben ook voldoende belang, nu zij immers belangrijke kosten van de opvoeding van [zoon eisers] niet zullen hoeven te dragen, indien [zoon eisers] de finale zou winnen en de Stichting in dat geval gehouden zou zijn aan hem de hoofdprijs van € 250.000,- beschikbaar te stellen.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [zoon eisers], omdat tegen hem is gezegd dat hij de beste was, aanspraak heeft op een plaats in de finale, hoewel hij niet de beste was.
Het is sneu voor [zoon eisers] dat hij even heeft gedacht dat hij de beste was, omdat niet tegen hem gezegd is dat [andere kandidaat] de beste was, maar dat kan niet betekenen dat niet de beste naar de finale gaat.
Vaststaat ook dat maar twaalf kinderen in de finale kunnen komen. Voor een dertiende is reeds daarom geen plaats, omdat de andere twaalf dan ineens een extra tegenstander krijgen waarop ze niet hadden hoeven te rekenen. Die andere twaalf hebben daar dus mogelijk nadeel van. De fout van de Stichting kan niet worden goedgemaakt door een nieuwe fout te maken.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staan ook de contractuele bepalingen niet aan een afwijzing van de vordering in de weg. De voorzieningenrechter is met de Stichting van oordeel dat onder Programma niet de enkele aflevering maar het geheel van afleveringen moet worden verstaan. De aard van dit programma, een wedstrijd in meerdere afleveringen, brengt immers mee dat een enkele aflevering niet als het gehele programma kan worden gezien. Blijkens artikelen 14 en 15 van de overeenkomst, in hun onderlinge samenhang bezien, heeft de Stichting zich de bevoegdheid voorbehouden om in te grijpen, zelfs tot na de laatste aflevering indien blijkt van fouten of nalatigheden zowel in de puntentelling als in de jurering van de antwoorden. Nu thans reeds duidelijk is dat [zoon eisers] ten gevolge van een fout in de jurering aanvankelijk tot beste van Friesland is uitgeroepen, volgt uit artikel 15 van de overeenkomst dat hij reeds daarom geen aanspraak kan maken op de prijs die in de finale kan worden behaald. Daarmee ontvalt ook het belang van zijn deelname aan de finale.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:
- € 248,= aan vastrecht en
- € 816,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter in kort geding in de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 12 mei 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.:

