
Jurisprudentie
AX2062
Datum uitspraak2006-05-09
Datum gepubliceerd2006-05-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200602856/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-05-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200602856/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 31 maart 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift 1.1.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit).
Uitspraak
200602856/1.
Datum uitspraak: 9 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oudewater,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift 1.1.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 mei 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W. Lever, advocaat te Alphen aan den Rijn, [directeur], en L. Janmaat, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. Logtenberg en ing. A. de Vast, ambtenaren van de Milieudienst Midden-Holland, en mr. C.P.W. van den Berg, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [partij], bijgestaan door mr. M.C. Brans, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge voorschrift 1.1.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit, voor zover hier van belang, geldt voor het piekniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, dat de niveaus op de in de tabel genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer mogen bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
2.2. Verzoekster betoogt dat verweerder ten onrechte een last onder dwangsom heeft opgelegd, inhoudende dat geen transportbewegingen meer mogen worden uitgevoerd op het bedrijfsterrein tussen 19.00 uur en 07.00 uur.
Volgens verzoekster bestaat er concreet zicht op legalisatie. Zij wijst onder meer op het meest recente akoestisch rapport van AV Consulting B.V. van 9 maart 2006, waarin wordt gesteld dat verzoekster ter plaatse van de woning van [partij] aan de [locatie] kan voldoen aan de vigerende geluideisen, indien tussen de inrichting en de woning een geluidscherm wordt geplaatst dat voldoet aan de volgende eisen:
- hoogte minimaal 5,50 meter ten opzichte van het maaiveld;
- lengte minimaal 40 meter;
- oppervlaktedichtheid van minimaal 15 kg/m2;
- het gehele scherm dient bij voorkeur transparant te zijn.
Verzoekster verwacht dat op korte termijn een bouwvergunning zal worden afgegeven voor de oprichting van het geluidscherm, waarna het kan worden gerealiseerd.
Voorts betoogt verzoekster dat handhavend optreden in het onderhavige geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan behoort te worden afgezien. In dit verband voert zij aan dat verweerder in strijd handelt met het vertrouwensbeginsel, doordat door de last geen sprake meer is van een situatie die gelijkwaardig is aan die vóór bedrijfsverplaatsing, dat de ligging van de woning van [partij] en de vestigingsmogelijkheden op het industrieterrein aan verweerder en [partij] bekend waren, dat het stilleggen van bedrijfsactiviteiten voor verzoekster onaanvaardbare financiële gevolgen heeft, dat verzoekster voldoet aan de stand der techniek en zeer bereid is vermeende geluidoverlast zo veel mogelijk te beperken, alsmede dat [partij] de plaatsing van een geluidscherm, hetwelk de gemeente heeft toegezegd te zullen betalen, steeds heeft tegengehouden. Verzoekster betwist de uitkomsten van het rapport van Van Gog Milieu Onderzoek en Advies B.V. van 24 maart 2006 dat in opdracht van [partij] is opgesteld.
2.3. Verweerder betoogt dat in opdracht van verzoekster akoestische onderzoeken zijn verricht om te bepalen hoe het geluidscherm er uit moet zien. Ook de laatste versie van het akoestisch rapport, van 9 maart 2006, is volgens verweerder echter nog niet volledig, aangezien de representatieve bedrijfssituatie niet juist is weergegeven. De oprichting van het geluidscherm zal volgens verweerder naar verwachting nog enige tijd in beslag nemen, zodat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Gezien de forse overschrijding van de geluidnormen, het gegeven dat de overtreding al enige tijd voortduurt en de overlast die omwonenden ondervinden, heeft verweerder besloten thans tot handhaving over te gaan.
Verweerder acht het opleggen van de last onder dwangsom niet onevenredig. Aan het feit dat de inrichting mede op verzoek van de gemeente is verplaatst, kan verzoekster volgens verweerder niet het vertrouwen ontlenen dat wettelijke normen mogen worden overtreden. Mogelijk te ondervinden schade zal volgens verweerder van tijdelijke aard zijn. Voorts is vooralsnog afgezien van handhaving van de geluidnorm voor de dagperiode. De maatregelen die verzoekster heeft getroffen zijn volgens verweerder niet voldoende om overschrijding ongedaan te maken.
2.4. Niet in geschil is dat (forse) overschrijdingen hebben plaatsgevonden van voorschrift 1.1.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit, zodat verweerder terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. De Voorzitter acht het op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat met toepassing van een geluidscherm aan voorschrift 1.1.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit zal kunnen worden voldaan. Bij de beslissing op bezwaar zal verweerder dienen te bezien welke variant van het geluidscherm hiervoor noodzakelijk is. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat voor het scherm waarschijnlijk geen vrijstelling van het bestemmingsplan nodig is en dat een bouwvergunning in ten hoogste 12 weken na de aanvraag daarvan kan worden verleend, waarna met bouwen kan worden begonnen. Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter het niet onaannemelijk dat de transportbewegingen tussen 19.00 uur en 07.00 uur binnen een afzienbare termijn kunnen worden gelegaliseerd.
2.6. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter gaat ervan uit dat verweerder een spoedige behandeling van het bezwaarschrift zal bevorderen.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oudewater van 31 maart 2006, kenmerk 02277.06.MD.RG.SBo, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oudewater tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oudewater aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Oudewater aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Kuipers
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2006
271-415.