Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX2107

Datum uitspraak2006-05-17
Datum gepubliceerd2006-05-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507623/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluiten van 15 november 2004 en 21 februari 2005 heeft verweerder appellante ontheffing verleend van de zorgplicht riolering voor percelen in het buitengebied van de gemeente Zijpe.


Uitspraak

200507623/1. Datum uitspraak: 17 mei 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de gemeente Zijpe, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluiten van 15 november 2004 en 21 februari 2005 heeft verweerder appellante ontheffing verleend van de zorgplicht riolering voor percelen in het buitengebied van de gemeente Zijpe. Bij besluit van 25 augustus 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder, voor zover thans van belang, het hiertegen door [partijen] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 15 november 2004 herroepen voor zover het de ontheffing voor het perceel van [partijen] aan de [locatie] te [plaats] betreft. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2005, beroep ingesteld. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. de Ruyter, advocaat te Alkmaar, en ing. A. Albers, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs  E.I.P.M. van Bellen-Weijnen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn [partijen], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellante voert aan dat verweerder de ontheffing ten onrechte heeft herroepen. Appellante stelt dat de begrenzing van de bebouwde kom waarop verweerder zich heeft beroepen, is gebaseerd op de Wegenverkeerswet. Appellante betoogt dat voor dit geval de begrenzing van de bebouwde kom die op grond van de Wegenwet is vastgesteld, bepalend is. Deze laatste begrenzing heeft appellante in overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ten grondslag gelegd aan het bij de aanvraag om ontheffing gevoegde saneringsplan. Het perceel aan de [locatie] valt niet binnen deze begrenzing, aldus appellante. Ook feitelijk is naar haar mening geen sprake van een bebouwde kom, er is slechts sprake van vijf huizen. Tenslotte voert appellante aan dat de vervuilingswaarde slechts 24 inwonerequivalenten betreft. 2.1.1.    Artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat elke gemeente zorg draagt voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen haar grondgebied gelegen percelen.    Ingevolge het tweede lid kunnen gedeputeerde staten op verzoek van burgemeester en wethouders in het belang van een doelmatig beheer van afvalwater ontheffing verlenen van de verplichting opgenomen in het eerste lid, voor een in die ontheffing genoemde periode, voor:    a. een gedeelte van het grondgebied van de gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom;    b. een bebouwde kom van waaruit afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. 2.1.2.    De Afdeling stelt vast dat verweerder aan zijn besluit de ontheffing voor het perceel [locatie] te herroepen, uitsluitend ten grondslag heeft gelegd dat dit perceel naar zijn mening binnen de bebouwde kom is gelegen.    Daargelaten of dit standpunt inzake de ligging van het perceel juist is, ontslaat dit verweerder niet van de verplichting om, indien daarvoor gegeven de bebouwingsdichtheid ter plaatse aanleiding bestaat, na te gaan of wellicht op grond van het bepaalde in artikel 10.33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer ten behoeve van het perceel ontheffing kan worden verleend.    Ter zitting is gebleken dat sprake is van lintbebouwing aan weerszijden van een 36 meter breed kanaal, aan de ene zijde bestaande uit ongeveer 8 woningen, waaronder die op het perceel [locatie], en aan de andere zijde bestaande uit ongeveer 30 woningen. Gelet hierop bestond er aanleiding na te gaan of op grond van laatstgenoemde bepaling ontheffing kon worden verleend. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het besluit reeds daarom in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dat eist dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten. Voorts is het in strijd met artikel 7:12 van deze wet onvoldoende gemotiveerd. 2.2.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. 2.3.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 25 augustus 2005, 2005-34020; III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshondervierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderzesenzeventig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld    w.g. Zegveld Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2006 43-433.