Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX2264

Datum uitspraak2006-05-18
Datum gepubliceerd2006-05-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670545-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een vrouw met ernstige psychiatrische problemen vrijgesproken van de poging tot doodslag die haar verweten werd. Alhoewel zij een mes aan haar moeder heeft getoond acht de rechtbank niet aannemelijk dat zij hiermee daadwerkelijk de opzet heeft gehad haar moeder te bedreigen danwel te doden. Uit de hele verdere gang van zaken blijkt dat verdachte en haar moeder een theaterstuk hebben neergezet om te bewerkstelligen dat er adequate psychische hulpverlening en andere huisvesting zou komen voor de dochter.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 670545-05 datum uitspraak: 18 mei 2006 op tegenspraak raadsman: mr. De Kruijff vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] wonende te [adres] Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2006. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat zij op of omstreeks 2 september 2005 in de gemeente Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar moeder, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de hand op haar moeder is afgelopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar moeder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat zij op of omstreeks 02 september 2005 in de gemeente Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar moeder, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de hand op haar moeder is afgelopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar moeder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat zij op of omstreeks 02 september 2005 in de gemeente Veendam haar moeder, genaamd [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door toen aldaar opzettelijk dreigend met een mes in de hand op haar moeder af te lopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen in de richting van haar moeder te maken en/of (daarbij) deze dreigend de woorden: "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, toe te voegen. Vrijspraak Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft tijdens een ruzie en na te hebben gedronken, in het huis van haar moeder waar verdachte woonde, met een mes gezwaaid in de nabijheid van haar moeder, in aanwezigheid van twee politieagenten die tussen haar moeder en haar geposteerd waren. Hoewel er gelet op wat er naar uiterlijke verschijningsvormen is gebeurd, sprake lijkt te zijn geweest van voorwaardelijk opzet op de dood/bedreiging van de moeder van verdachte, moet op grond van de overige omstandigheden van dit geval geoordeeld worden dat er geen opzet op de dood/bedreiging aanwezig is geweest. Verdachte had op het moment van het gebeuren een psychische hulpvraag. Verdachte woonde bij haar moeder maar wilde elders wonen. Verdachte was onmachtig om deze door haar gewenste situatie te realiseren en zag deze, tenlastegelegde, actie als de enige mogelijkheid om andere woonruimte en psychische hulpverlening te verkrijgen. Verdachte heeft, nadat zij wist dat haar moeder de politie had gebeld, een mes gepakt en heeft tot de komst van de politie niets met het mes gedaan. Pas toen de politie arriveerde heeft verdachte ten overstaan van 2 agenten het mes aan haar moeder getoond. Het handelen van verdachte was naar het oordeel van rechtbank derhalve gericht op vervulling van de psychische hulpvraag van verdachte en niet op het doden dan wel bedreigen van haar moeder. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat uit brieven van de moeder aan de raadsman, welke brieven zich in het dossier bevinden, blijkt dat de moeder van verdachte zich niet door verdachte bedreigd heeft gevoeld. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er zich in het dossier een door de politie uitgeschreven conceptaangifte van de moeder van verdachte bevindt waarin staat dat zij aangifte doet van bedreiging met de dood. De moeder van verdachte heeft echter op 2 september 2005 slechts een handtekening geplaatst op een notitie van de politie waarop staat "Ze wil aangifte doen van bedreiging, " in de wetenschap dat dit de enige manier was om op dat moment voor haar dochter een uithuisplaatsing te bewerkstelligen. De in bewoordingen van de agenten uitgewerkte conceptaangifte is niet door de moeder ondertekend. Derhalve kan niet worden gezegd dat deze aangifte daadwerkelijk weergeeft wat door de moeder van verdachte is verklaard. Er is, door dochter en moeder gezamenlijk, als het ware een stuk theater neergezet om het strafrechtelijk circuit in gang te zetten. Ook de verklaringen van verbalisanten, die aangeven dat zij van de problematiek tussen verdachte en haar moeder op de hoogte waren, getuigen daarvan. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, niet worden gezegd dat verdachte, strafrechtelijk gezien, opzet heeft gehad op het doden danwel bedreigen van haar moeder. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het haar primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Beslissing De rechtbank: Verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Holsink, voorzitter, Kocken en Van der Lugt, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2006. Mr. Van der Lugt was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.