
Jurisprudentie
AX2413
Datum uitspraak2006-05-04
Datum gepubliceerd2006-05-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 05/2619 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 05/2619 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft geweigerd om eiser over het derde kwartaal 2004 in aanmerking te brengen voor kinderbijslag.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/2619 AKW
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2006.
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. S.J.W.C. Lipman,
tegen
De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vestiging Roermond,
te Roermond,
verweerder,
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij over het derde kwartaal van 2004 geen recht heeft op kinderbijslag als bedoeld in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) omdat eiser op de peildatum 1 juli 2004 geen ingezetene was.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 20 juli 2005 ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegeven dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Op 4 mei 2006 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft geweigerd om eiser over het derde kwartaal 2004 in aanmerking te brengen voor kinderbijslag.
Eiser en zijn echtgenote hebben drie kinderen, te weten [kind 1], geboren [...] 1996; [kind 2], geboren op [...] 1999 en [kind 3], geboren op [...] 2001.
Eiser is vanaf 1 augustus 2001 tot 1 juli 2004 in Hongkong woonachtig geweest in verband met werkzaamheden voor zijn werkgever [...] B.V. Op 11 december 2004 heeft eiser een aanvraag gedaan voor kinderbijslag.
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat eiser over het derde kwartaal van 2004 geen recht heeft op kinderbijslag aangezien eiser en zijn gezin op de peildatum 1 juli 2004 geen ingezetene waren.
Met ingang van het vierde kwartaal van 2004 is eiser in aanmerking gebracht kinderbijslag voor zijn drie kinderen.
Op 23 mei 2005 heeft eisers werkgever, [...] B.V., verklaard dat eiser, die sinds 1 september 1985 in vaste dienst werkzaam is, per 1 juli 2004 weer is teruggekeerd van expatriëring uit Hongkong. Aangegeven wordt dat eiser weer onder de Nederlandse loonbelasting valt en de Nederlandse sociale wetgeving alsmede dat de betreffende premies worden afgedragen. Tevens wordt een salarisspecificatie over de maand juli 2004 overgelegd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser op 5 juli 2004 met zijn gezin in Nederland is aangekomen. Op de peildatum 1 juli 2004 was derhalve geen sprake van ingezetenschap. Voorts is eisers dienstbetrekking weliswaar op 1 juli 2004 aangevangen en aan de loonbelasting onderworpen, doch er was op dat moment nog geen sprake van het verrichten van arbeid op het grondgebied van Nederland. Het enkele feit dat eiser op de loonlijst stond, acht verweerder in dit verband niet voldoende.
Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe aan dat uit de werkgeversverklaring van 23 mei 2005 en de loonstrook van juli 2004 blijkt dat eiser op de peildatum 1 juli 2004 weer in dienst is getreden bij [...] B.V. en dus weer onder de Nederlandse loonbelasting valt. Eiser geeft aan dat hij op 1 juli 2004 vakantie had gekregen van zijn werkgever welke later in de maand beëindigd werd. Volgens eiser valt onder het in artikel 6, eerste lid, onder b, van de Akw genoemde “in dienstbetrekking verrichte arbeid” ook het verrichten van arbeid over de periode dat eiser vakantie genoot.
In het verweerschrift heeft verweerder hieromtrent aangegeven dat in artikel 6 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 staat vermeld dat de persoon die niet in Nederland woont, maar die uitsluitend in Nederland arbeid verricht en van wie de arbeid tijdelijk onderbroken wordt wegens verlof, verzekerd blijft op grond van de volksverzekeringen. Verweerder is van mening dat in een dergelijke situatie uitgegaan moet worden van een onderbreking van werkzaamheden in Nederland. Aangezien eiser echter pas na 1 juli 2004 zijn werkzaamheden in Nederland heeft aangevangen en voordien werkzaam was in Hongkong kan volgens verweerder de periode van 1 juli 2004 tot de aanvang van de werkzaamheden van eiser in Nederland niet worden gezien als een periode waarin eiser werkzaamheden in dienstbetrekking in Nederland verrichtte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Akw is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene, die
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
Ingevolge artikel 6 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: het Besluit 1999) blijft verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon die niet in Nederland woont, maar die uitsluitend in Nederland arbeid verricht en van wie die arbeid tijdelijk wordt onderbroken:
a. wegens ziekte, gebreken, zwangerschap, bevalling of werkloosheid; of
b. wegens verlof, staking of uitsluiting.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Akw heeft slechts degene recht op kinderbijslag voor een of meer kinderen over een kalenderkwartaal ingevolge deze wet die op de eerste dag van dat kalenderkwartaal verzekerd is.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser en zijn gezin op de peildatum 1 juli 2004 geen ingezetene waren. Partijen verschillen wel van mening ten aanzien van het antwoord op de vraag of eiser op 1 juli 2004 terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Blijkens het door eiser overgelegde loonstrookje over de maand juli 2004 was eiser gedurende de maand juli 2004 aan de loonbelasting onderworpen. Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat eiser op 1 juli 2004 nog geen feitelijke werkzaamheden in Nederland verrichtte.
Blijkens de Nota van Toelichting behorende bij het Besluit 1999 ligt voor het aannemen van verzekering niet het zwaartepunt op de dienstbetrekking in Nederland of de onderworpenheid van de arbeidsinkomsten aan de Nederlandse loonbelasting, maar op de hier te lande daadwerkelijk verrichte arbeid. Aangezien het niet zinvol wordt geacht dat de verplichte verzekering eindigt in geval van korte onderbrekingen van het werk en weer wordt hervat na afloop van die onderbrekingen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van perioden van ziekte, heeft artikel 6 van het Besluit 1999 tot de doel de verplichte verzekering op grond van de volksverzekeringen te continueren gedurende de periode dat de niet-ingezetene niet in staat is hier te lande arbeid te verrichten.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Akw als verzekerde in de zin van de Akw moet worden aangemerkt. Niet in geschil is immers dat eiser op de peildatum 1 juli 2004 terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat eiser aan het begin van zijn dienstverband een korte periode van verlof heeft genoten, niet dat hij niet op 1 juli 2004 als verzekerde kan worden aangemerkt. De rechtbank is in dit verband van oordeel dat artikel 6 van het Besluit 1999 en de bijhorende toelichting niet zo restrictief moeten worden geïnterpreteerd dat slechts in het geval al een aanvang is gemaakt met de werkzaamheden er sprake is van verzekeringschap tijdens het verlof. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte eiser niet als verzekerde in de zin van de Akw heeft aangemerkt, zodat verweerder ten onrechte op deze grond kinderbijslag heeft geweigerd.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) bezwaarschrift;
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de Sociale Verzekeringsbank aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00 dient te worden vergoed.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van eisers verzoek om schadevergoeding, nu nog niet vaststaat of eiser per datum in geding alsnog recht heeft op kinderbijslag. Daartoe overweegt de rechtbank dat het verzekerde zijn in de zin van Akw niet de enige voorwaarde is voor de verkrijging van het recht op kinderbijslag.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de Sociale Verzekeringsbank aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de Sociale Verzekeringsbank aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. P.A.M. Penders als rechter in tegenwoordigheid van mr. M.M.L. Wijnen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2006.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: