Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX3977

Datum uitspraak2006-02-15
Datum gepubliceerd2006-05-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers199135\05-4365 (CP)
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Partijen hebben een geschil over de vraag of gedaagden via het perceel van eiser mogen uitwegen op de openbare weg. Eiser meent dat gedaagden dat moeten doen via een naastgelegen perceel. De zaak behoort thuis bij de sector civiel van deze rechtbank, maar partijen hebben er voor gekozen deze op de voet van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Rv] voor te leggen aan de sector kanton.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Alkmaar Zaaknr/repnr.: 199135-4365 (CP) Uitspraakdatum: 15 februari 2006 Vonnis in de zaak van: 1. de besloten vennootschap [bedrijfsnaam] en de vennoten: 2. [eiser 1] en zijn echtgenote: 3. [eiser 2] allen te Noord-Scharwoude, [adres] verzoekers verder ook te noemen: [eiser] gemachtigde: mr. M.W.J. Pasker van ARAG Rechtsbijstand te Leusden tegen 4. [gedaagde 1] en zijn echtgenote: 5. [gedaagde 2] beiden te Noord-Scharwoude, [adres] verzoekers verder ook te noemen: [gedaagde 1 en 2] gemachtigde: mr. R.M. van Campen van DAS Rechtsbijstand te Amsterdam en 6. [gedaagde 3] te Noord-Scharwoude, [adres] verzoeker verder ook te noemen: [gedaagde 3] gemachtigde: mr. R.M. van Campen van DAS Rechtsbijstand te Amsterdam. Het procesverloop - Partijen hebben zich bij gezamenlijk verzoekschrift met bijlagen, ingekomen alhier d.d. 17 november 2005, op de voet van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot de kantonrechter gewend en zijn beslissing ingeroepen over het geschil dat hen verdeeld houdt. Partijen hebben zich het recht van hoger beroep voorbehouden. - Naar aanleiding van dit verzoekschrift heeft op 26 januari 2006 te 13.45 uur een mondelinge behandeling plaatsgevonden, alwaar zijn verschenen: partijen en hun gemachtigden. Aan het eind van de zitting is bij mondelinge tussenvonnis een gerechtelijke plaatsopneming (descente), tevens comparitie van partijen, gelast. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden. - De descente is gehouden op 2 februari 2006 te 14.00 uur in aanwezigheid van partijen, waarvan de griffier aantekeningen heeft gehouden. Ten slotte is uitspraak bepaald op heden. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Het geschil en de beoordeling daarvan 1. Partijen hebben een aantal verzoeken en vorderingen aan de kantonrechter voorgelegd. Deze hebben betrekking op een tussen partijen bestaand geschil over de vraag of [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] via het perceel van [eiser] mogen uitwegen op de openbare weg, te weten de [straatnaam] te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, en zo ja aan welke voorwaarden en/of beperkingen dit recht onderhevig is. 2. De zaak behoort volgens de gewone bevoegdheidsregels thuis bij de sector civiel van deze rechtbank, maar partijen hebben er voor gekozen deze op de voet van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Rv] voor te leggen aan de sector kanton. In de kop van het verzoekschrift is kennelijk per abuis vermeld: sector kanton, locatie Hoorn, maar het is niettemin en met juistheid ingediend ter griffie van de locatie Alkmaar. 3. Partijen [gedaagde 1 en 2] en [gedaagde 3] wijzen het perceel van [eiser] aan als het perceel waarover zij wensen uit te wegen, en wel via een aldaar reeds aanwezig pad. [Eiser] meent echter (onder meer) dat zij dat moeten doen via een naastgelegen perceel; dit perceel behoort thans in eigendom toe aan ene aldaar woonachtige mevrouw [buurvrouw] (de kantonrechter beschikt niet over nauwkeurige personalia van mevrouw [buurvrouw]). 4. De kantonrechter kan niet over genoemd verweer van [eiser] oordelen, zonder dat mevrouw [buurvrouw] in de gelegenheid is geweest van haar standpunt te doen blijken. Om haar die gelegenheid te bieden, dient zij op nader te noemen wijze in het geding te worden geroepen. Verwezen wordt in dit verband naar de bepaling van artikel 118 van genoemd wetboek. De oproeping dient te geschieden ten verzoeke van partij [eiser], als degene die daarbij het meest belang heeft. 5. Een complicatie bij de oproeping van een derde in dit geding kan zijn dat de beide tot nog toe procederende partijen ervoor hebben gekozen de rechtsgang te volgen die hierboven onder 2 is aangeduid. Mevrouw [buurvrouw] kan echter niet worden verplicht met deze wijze van rechtspleging in te stemmen. Artikel 17 van de Grondwet luidt immers: "Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.". Zij zou er dus voor kunnen kiezen de zaak te laten beslechten door dezelfde rechtbank, maar dan door de sector civiel. 6. Indien mevrouw [buurvrouw] niet op de aan haar uit te brengen oproeping in het geding, eventueel bij gemachtigde, voor de kantonrechter verschijnt, dan zal laatstgenoemde ervan uitgaan dat zij met het verder procederen voor de kantonrechter niet instemt. De kantonrechter zal dan oordelen dat hij niet langer (absoluut) bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en de zaak voor verdere behandeling verwijzen naar de sector civiel van deze rechtbank. Immers kan de in artikel 96 Rv beschreven weg slechts worden gevolgd, indien alle belanghebbende partijen daarmee akkoord gaan. Verwijzing als aangegeven zal daarom eveneens plaatsvinden, indien mevrouw [buurvrouw] wél voor de kantonrechter verschijnt, maar er daarbij aanstonds blijk van geeft met het voort procederen voor de kantonrechter - in plaats van voor een rechter van de sector civiel - niet in te stemmen. 7. Intussen lijkt het voor discussie vatbaar of een keuze van mevrouw [buurvrouw] als onder 6 bedoeld verstandig is. Zodanige keuze jaagt alle partijen - ook mevrouw [buurvrouw] zelf - op extra kosten, zoals die van een bij het procederen bij de sector civiel verplichte procureur en/of extra vast recht. Verder mag niet onvermeld blijven dat de kans bestaat dat de sector civiel ondergetekende aanwijst om op praktische gronden namens deze sector de zaak verder te behandelen en te beslissen. In dit geval is het resultaat dat tegen hogere kosten een beslissing van dezelfde persoon wordt verkregen. Mevrouw [buurvrouw] dient evenwel zelf op dit punt een afweging te maken. De beslissing De kantonrechter: Gelast partij [eiser] genoemde mevrouw [buurvrouw] - uiteraard onder vermelding van haar volledige personalia - op de voet van artikel 118 Rv in het geding te roepen tegen de openbare civiele terechtzitting (rolzitting) van woensdag 15 maart 2006 te 10.30 uur. Bepaalt dat bij deze oproeping afschriften van de tot dusverre ingediende processtukken, alsmede een kopie van dit vonnis aan mevrouw [buurvrouw] dienen te worden betekend. Bepaalt dat mevrouw [buurvrouw] vervolgens op de hiervoor bepaalde rolzitting een conclusie zal mogen nemen, waarin zij haar standpunt naar aanleiding van die processtukken uiteen kan zetten. Verstaat dat vervolgens een tijdstip zal worden bepaald voor het houden van een verschijning van alle partijen ter plaatse van het geschil. Houdt elke verdere beslissing aan Dit vonnis is gewezen door mr. H. Warnink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op woensdag 15 februari 2006 in het openbaar uitgesproken. De griffier De kantonrechter