Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX3990

Datum uitspraak2006-05-18
Datum gepubliceerd2006-05-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers607/05 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De notaris is uitsluitend verantwoording verschuldigd aan haar opdrachtgever en niet aan klaagster. (...) Het hof is dan ook van oordeel dat klaagster in deze onderdelen van de klacht niet kan worden ontvangen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 18 mei 2006 in de zaak onder rekestnummer 607/05 NOT van: [X], wonende te [plaats], APPELLANTE, gemachtigde: [Y], t e g e n MR. [Z] notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. F.C. van Spengler. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 14 april 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 18 maart 2005, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard. 1.2. Bij brief, ter griffie ingekomen op 19 mei 2005 is het hoger beroep namens klaagster nader aangevuld. 1.3. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen op 23 juni 2005. 1.4. Op 9 september 2005 is van de zijde van klaagster een aanhoudingsverzoek ter griffie van het hof ontvangen. Hierop is de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden. Dit hield verband met een nieuwe klacht die door klaagster tegen de notaris was ingediend. Deze klacht is door de voorzitter van de kamer afgewezen op 1 november 2005, waarna het verzet van klaagster tegen die uitspraak door de kamer ongegrond is verklaard op 29 december 2005. Bij schriftelijke verzoeken ingekomen op 23 januari 2006 en 6 maart 2006 is namens klaagster opnieuw om aanhouding verzocht. Deze verzoeken zijn afgewezen. 1.5. De zaak is, tezamen met de zaak onder rekestnummer 1106/05 NOT - eveneens tussen klaagster en de notaris bij dit hof aanhangig - behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2006. Klaagster, de notaris en hun beider gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klaagster en de gemachtigde van de notaris hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze beslissing derhalve vernietigen. 4. De feiten 4.1. Op 19 juli 2001 is overleden de heer [A], vader van klaagster en hierna te noemen erflater. 4.2. Erflater heeft op 28 juni 2001 een testament laten opmaken door een notaris, niet zijnde notaris [Z]. In dit testament heeft erflater zijn echtgenote, moeder van klaagster, benoemd als executeur. Klaagster is testamentair erfgename, samen met haar moeder, broers en zus. Erflater woonde met zijn echtgenote in Zwitserland. 4.3. In het testament is onder meer het volgende bepaald: Ik bepaal dat de vererving en de wijze van afwikkeling van mijn gehele nalatenschap, echter met uitzondering van het registergoed te Zwitserland alsmede de zich daarin bevindende inboedel, waarover ik bij separaat testament zal beschikken, voor zover mogelijk beheerst zal worden door het Nederlandse recht ten tijde van mijn overlijden, zulks met inachtneming van na te noemen beschikkingen. 4.4. Over de afwikkeling van de executele en de nalatenschap zijn verscheidene procedures gevoerd tussen klaagster en de executeur, onder meer bij de rechtbank, sector kanton, te ‘s-Gravenhage en het gerechtshof te ’s-Gravenhage. De executeur was in deze procedures de gedaagde. Zij heeft zich laten bijstaan door haar advocaat mr. C.L.M. Smeets, die op haar beurt de notaris heeft ingeschakeld om te adviseren daar waar het technische aspecten van het Nederlandse erfrecht betreft. Bij de zitting van 15 juli 2003 is de notaris aangemerkt als tweede procesgemachtigde van de executeur en heeft een vervangster van de notaris, kandidaat-notaris mr. P.J.T. van Gompel, vragen van de kantonrechter beantwoord. Ter zitting van het gerechtshof van 16 juni 2004 was de notaris aanwezig teneinde vragen te beantwoorden. 5. Het standpunt van klaagster 5.1. Klaagster verwijt de notaris dat zij de executeur en haar advocaat mr. Smeets, de kindererfgenamen – inclusief klaagster zelf -, de kantonrechter en het gerechtshof te ’s-Gravenhage onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd dan wel geadviseerd. De notaris heeft dit gedaan, zo stelt klaagster, in haar hoedanigheid van adviseur van de executeur en haar advocaat dan wel in haar rol als tweede procesgemachtigde in de diverse procedures die er omtrent de nalatenschap zijn gevoerd. 5.2. Het verwijt van klaagster bestaat uit de volgende onderdelen: A. De notaris heeft, onder meer ter zitting van de kantonrechter, gesteld dat de nalatenschap afgehandeld was, terwijl onder meer uit processtukken bleek dat er nog een waarderingsgeschil was over de Belgische boedel en er bovendien een goed vergeten was bij de succesieaangifte, te weten een auto van het merk Ford Fiesta. B. De notaris heeft de executeur laten weten dat klaagster geen schijn van kans zou hebben om het testament van erflater aan te vechten. C. De notaris heeft onjuiste informatie verschaft omtrent de erfrechtelijke verkrijging van de Zwitserse boedelbestanddelen. Zo heeft de notaris de kantonrechter op het verkeerde been gezet door in een processtuk van mr. Smeets te laten opnemen dat klaagster, zo zou blijken uit praktijkvoorbeelden uit de praktijk van de notaris, zich tot de belastingdienst had kunnen wenden om aan te geven dat er op onjuiste wijze successieaangifte was gedaan en vervolgens alsnog zelf een successieaangifte kunnen doen, teneinde de Zwitserse boedelbestanddelen alsnog onder de ouderlijke boedelverdeling te brengen. D. De notaris heeft de executeur, mr. Smeets en de kindererfgenamen verkeerd voorgelicht over een testamentaire last terzake van waarderingsgeschillen en de benoeming door de kantonrechter van een beëdigd taxateur. Deze testamentaire last was aan de orde vanwege het waarderingsgeschil over de Belgische boedelbestanddelen. E. De notaris heeft een brief van 12 mei 2002, gericht aan de executeur en afkomstig van de protocol-notaris [C] van [naam], achtergehouden voor de kindererfgenamen tot 7 april 2004. De notaris heeft de bewuste brief in ieder geval achtergehouden gedurende de kantongerechtsprocedure. In de brief erkent notaris [C], volgens klaagster, dat hij een fout heeft gemaakt bij het verlijden van het testament van erflater. F. Met betrekking tot de procedure bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage stelt klaagster dat de notaris mr. Smeets had moeten melden dat kamervoorzitter mr. Stille een goede bekende van de notaris was. 5.3. Tenslotte heeft klaagster in eerste aanleg twee maatregelen geëist. Zij heeft verlangd dat de kamer zich laat informeren door een expert op het gebied van artikel 1 van de Successiewet 1956. Klaagster heeft voorgesteld prof. mr. M.J.A. van Mourik hiertoe op te roepen. De kamer heeft dit geweigerd. Voorts heeft klaagster verlangd dat de notaris zich schriftelijk nader zou uitlaten omtrent de in een processtuk van advocaat Smeets aangehaalde praktijkvoorbeelden waaruit zou blijken dat klaagster zich tot de belastingdienst had kunnen wenden en alsnog zelf successieaangifte had kunnen doen. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris stelt in de eerste plaats dat zij op verzoek van mr. Smeets is betrokken in de advisering van de executeur. Deze advisering vond plaats binnen het kader van een door klaagster aangevangen verzoekschriftprocedure tot benoeming van een nieuwe executeur over de nalatenschap van erflater. De notaris was dan ook partijadviseur aan de zijde van executeur en beperkte zich materieel tot advisering omtrent technische aspecten van Nederlands erfrecht. Ter zitting van de kantonrechter van 15 juli 2003 is een kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van de notaris als tweede gemachtigde opgetreden. Dit hield verband met het feit dat de zitting plaatsvond achter gesloten deuren en dat door het aanmerken van de kandidaat-notaris als tweede gemachtigde de mogelijkheid werd geschapen om haar tijdens de zitting het woord te laten voeren omtrent eerdergenoemde technische aspecten. De aanwezigheid van de notaris tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof had dezelfde achtergrond. Van een positie als procesgemachtigde kan in deze laatste procedure, vanwege verplichte procureursstelling, echter geen sprake zijn. A. De notaris betwist dat zij heeft verzuimd de kantonrechter juist in te lichten omtrent de Belgische boedel en de Ford Fiësta en de juridische conclusies die ten aanzien van deze boedelbestanddelen getrokken zouden moeten worden. De notaris vraagt zich af in welk opzicht zij klachtwaardig heeft gehandeld. Zij stelt dat dit onderdeel van de klacht lijkt voor te komen uit een frustatie van (de gemachtigde) van klaagster, die er kennelijk niet in slaagde om de kantonrechter te overtuigen. B. Ten aanzien van de bewering van klaagster dat de notaris de executeur zou hebben aangegeven dat klaagster geen schijn van kans maakte om het testament van erflater aan te vechten, bestrijdt de notaris dat zij een dergelijke bewering zou hebben gedaan. Als de notaris al een dergelijke bewering zou hebben gedaan, dat valt niet in te zien, aldus de notaris, op welke grond dat jegens klaagster klachtwaardig zou zijn. C. Wat betreft de passage inzake praktijkvoorbeelden in het processtuk van mr. Smeets stelt de notaris dat zij bij de redactie van deze passage niet betrokken is geweest, doch de inhoud daarvan volledig onderschrijft. In deze passage wordt slechts gereageerd op een verwijt van klaagster dat de executeur achter de rug van klaagster om een gezamenlijke successieaangifte had gedaan. In de passage wordt niet gesteld noch gesuggereerd dat klaagster in overleg met de belastingdienst zelf de grondslag voor de successieheffing zou kunnen corrigeren door een Zwitsters vermogensbestanddeel alsnog onder de ouderlijke boedelverdeling te brengen. Uit niets valt voorts af te leiden dat de kantonrechter door deze passage op het verkeerde been is gezet. Weliswaar heeft de kantonrechter overwogen dat “verzoekster wellicht andere middelen ter beschikking” staan, daaruit valt nog niet de conclusie te trekken dat die overweging rechtstreeks verband houdt met de bewuste passage. D. In reactie op het verwijt dat de notaris onjuiste informatie zou hebben verschaft omtrent de testamentaire last stelt de notaris dat van nalatigheid jegens klaagster en de andere kindererfgenamen geen sprake kan zijn geweest nu zij optrad als partijadviseur van de executeur tevens wederpartij van klaagster. Voor zover sprake zou zijn van nalatigheid jegens de executeur en haar advocaat, staat klaagster daar in beginsel buiten. E. Wat betreft het verwijt dat de notaris een brief van protocolnotaris [C] zou hebben achtergehouden stelt de notaris dat zij als partijadviseur geen zelfstandige bevoegdheid, laat staan een verplichting had om documenten aan klaagster te verstrekken. Ook was de notaris geen partij in de procedure zodat artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering niet op haar van toepassing was. Tenslotte stelt de notaris niet bekend te zijn met de bewuste brief waarin een fout zou worden erkend. F. Voorts stelt de notaris dat zij bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage geen processuele rol had en dat de betrokken kamervoorzitter kennelijk de zakelijke relatie die tussen hem en de notaris bestond geen bedreiging voor zijn onpartijdigheid achtte. 6. De beoordeling 6.1. Het hof zal in de eerste plaats ingaan op de positie van de notaris ten opzichte van klaagster. Niet bestreden is dat de notaris is ingehuurd door de advocaat van de executeur, mr. Smeets. Klaagster en de executeur waren verwikkeld in een door klaagster aangespannen verzoekschriftprocedure en de notaris werd mitsdien ingehuurd als partijadviseur door de wederpartij van klaagster en was dan ook alleen verantwoording verschuldigd aan haar opdrachtgever, de executeur. Voorts is het hof niet gebleken dat klaagster in deze klachtprocedure optreedt namens haar moeder, de executeur. Ten aanzien van de klachtonderdelen zal het hof nagaan in hoeverre klaagster, gezien het bovenstaande, kan worden aangemerkt als zelfstandig belanghebbende en kan worden ontvangen in haar klacht. 6.2. Met betrekking tot de klachtonderdelen zoals geformuleerd onder A, B, C, D en E is het hof van oordeel dat dit in alle gevallen informatie betreft die de notaris heeft verschaft aan de executeur of haar advocaat, dan wel, voor zover het informatie betreft die verstrekt is ter zitting van de kantonrechter, namens de executeur. De notaris is hierover uitsluitend verantwoording verschuldigd aan haar opdrachtgever en niet aan klaagster. Ten aanzien van klachtonderdeel E voegt het hof toe dat het niet aan de notaris was om aan de executeur gerichte correspondentie aan de kindererfgenamen beschikbaar te stellen. Het hof is dan ook van oordeel dat klaagster in deze onderdelen van de klacht niet kan worden ontvangen. 6.3. Ten aanzien van klachtonderdeel F is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat het aan de desbetreffende kamervoorzitter is om zijn eigen onpartijdigheid te waarborgen en dat de wet hierin voorziet. Het niet vermelden door de notaris dat zij een zakelijke relatie met de kamervoorzitter had levert geen klachtwaardig handelen op. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht, waarin klaagster wel kan worden ontvangen gezien haar zelfstandig belang bij een eerlijke procesgang, ongegrond is. 6.4. Met betrekking tot de opmerkingen van klaagster ten aanzien van de gang van zaken in eerste aanleg, waarin zij twee maatregelen heeft geëist, merkt het hof op dat de Wet op het notarisambt niet voorziet in het inwilligen van dergelijke eisen en dat klaagster andere wegen openstaan om te trachten dergelijke maatregelen te realiseren. 6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende: - verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen A tot en met E; - verklaart het klachtonderdeel F ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 18 mei 2006 door de rolraadsheer. Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht KvT Klachtnummer: 13/04 Datum: 18 maart 2005 Beslissing op de klacht van: [X], wonende te [plaats], klaagster, gemachtigde [Y] tegen : mr. [Z], notaris te [plaats], gemachtigde mr. F.C. van Spengler. Partijen worden hieronder aangeduid als klaagster en de notaris. Verloop van de procedure 1. De kamer beslist op de volgende processtukken en/of proceshandelingen: - het klaagschrift dat op 17 augustus 2004 door de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam is ontvangen; - de beslissing van de president van het Gerechtshof te Amsterdam de dato 7 september 2004, waarbij de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht is belast met de behandeling van de zaak; - het verweerschrift dat op 18 oktober 2004 door de kamer is ontvangen; - de brieven c.q. faxen van de gemachtigde van klaagster de dato 17 oktober 2004, 24 oktober 2004, 27 oktober 2004 en 11 januari 2005; - de brief van de gemachtigde van de notaris de dato 26 oktober 2004; - de tweede c.q. aanvullende klacht die op 26 november 2004 door de kamer is ontvangen; - het verweerschrift met betrekking tot de tweede c.q. aanvullende klacht dat op 13 januari 2005 door de kamer is ontvangen; - de reactie van klaagster de dato 17 januari 2005; - de aanvulling van klachten de dato 23 januari 2005; - de mondelinge behandeling op 26 januari 2005; - de pleitaantekeningen van klaagster en de notaris. Feiten 2. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan. 3. Op 19 juli 2001 is overleden de heer [A], vader van klaagster. Bij uiterste wilsbeschikking heeft erflater zijn echtgenote, moeder van klaagster, benoemd als executeur-testamentair. Klaagster is testamentair erfgename, tezamen met haar moeder, broers en zus. Vader en moeder woonden in Zwitserland. 4. Erflater heeft in Nederland in juni 2001 door een notaris, niet zijnde notaris [Z], een testament op laten maken waarbij het Zwitserse woonhuis met inboedel uitgesloten werd van het Nederlandse ouderlijke boedelregime (hierna: OBV). Volgens klaagster waren voor een dergelijke uitsluiting in het Nederlandse noch in het Zwitserse recht goede redenen en is onder meer voor haar als erfgename daardoor een mogelijk aanzienlijk toekomstig naar Nederlands successierecht belastingvrije (OBV)vordering bij het overlijden van de moeder uitgesloten. 5. De executeur, moeder van klaagster, heeft een gezamenlijke successierechtaangifte conform artikel 39 SW ingediend. Klaagster heeft zelf een correctie/aanvullende aangifte gedaan die door de inspecteur geaccepteerd is. 6. Over de afwikkeling van de executele en de nalatenschap is onder andere een procedure bij de kantonrechter te ’s-Gravenhage gevoerd alsmede in hoger beroep een procedure bij het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. De executeur was hierin gedaagde en heeft zich laten vertegenwoordigen door advocate mr. C.L.M. Smeets van Nauta Dutilh. Mr. Smeets heeft zich laten bijstaan door de notaris. 7. Bij beide zittingen in juli 2003 respectievelijk juni 2004 is de notaris aangemerkt als tweede procesgemachtigde. Op de zitting voor de kantonrechter heeft de kandidaat van de notaris vragen beantwoord en op de zitting bij het Gerechtshof was de notaris zelf aanwezig. 8. In de processtukken (conclusie van dupliek) van de kant van de executeur in de procedure bij de kantonrechter staat onder andere: ...Echter, verzoekster [i.e. klaagster] had zelf aan de belastingdienst kunnen mededelen dat de aangifte zonder haar toestemming of last was ingediend en dat zij zelf een aangifte zou indienen. Verzoekster had dit zelfs nog na het verstrijken van de beroepstermijnen kunnen doen. Er zijn praktijkvoorbeelden uit de praktijk van de tweede gemachtigde van verweerster (Mr. [Z]) waarbij een dergelijke nieuwe aangifte door de fiscus werd geaccepteerd. Klacht 9. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen de notaris om de volgende redenen. 10. De notaris is nalatig geweest in de advisering aan de executeur en Nauta Dutilh. Zo heeft de notaris de executeur gezegd dat klaagster geen schijn van kans had om het testament van haar vader onderuit te krijgen. Voorts heeft de notaris de executeur onjuist ingelicht over het ‘klaar zijn’ met de afwikkeling van de nalatenschap, terwijl uit de (proces)stukken bleek dat er een waarderingsgeschil was over de Belgische boedel en er een goed was vergeten bij de successierechtaangifte, te weten een Ford Fiësta. 11. De notaris is nalatig geweest door Nauta Dutilh/de executeur/de kindererfgenamen niet te wijzen op de uitdrukkelijke testamentaire last om ter zake van waarderingsgeschillen door de kantonrechter een beëdigd taxateur te laten benoemen, waardoor de afwikkeling van de nalatenschap is vertraagd. 12. De notaris heeft de brief van notaris [C] de dato 12 juli 2002, waarin deze heeft erkend een oversight/blunder te hebben begaan met betrekking tot het opstellen van het testament van erflater, voor de kindererfgenamen achtergehouden. 13. De notaris heeft ten onrechte niet aan de executeur geadviseerd om de hulp van een fiscaal deskundige in te roepen. 14. De notaris heeft als proces-gemachtigde ex artikel 81 Rv (bedoeld zal zijn artikel 80 Rv) de kantonrechter, de executeur, de kindererfgenamen en Nauta Dutilh ten onrechte de indruk gegeven dat de kindererfgenamen zelf aangifte konden doen over een goed dat zij niet krachtens erfrecht hadden verkregen, te weten het van OBV uitgesloten Zwitserse deel van de boedel, terwijl zij op de hoogte was, althans behoorde te zijn, van het gehele dossier. 15. Tot slot heeft de notaris ten onrechte tijdens de zitting bij het Gerechtshof te ’s Gravenhage de dato 16 juni 2004 niet aan mr. Smeets te kennen gegeven dat zij valt onder de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van raadsheer/ kamervoorzitter Stille. Verweer 16. De notaris voert als verweer aan dat zij als partijadviseur is ingeschakeld door mr. Smeets, de advocate van de executeur, tevens erfgenaam, om Nauta Dutilh/de executeur te adviseren over technische aspecten van Nederlands erfrecht. Zij had niet de rol van boedelnotaris. Als partijadviseur hoeft de notaris geen verantwoording af te leggen aan klaagster en op grond van haar beroepsgeheim kan de notaris klaagster niet mededelen of en hoedanig zij Nauta Dutilh/de executeur heeft geadviseerd. Bovendien stelt notaris [Z] dat zij geen onjuiste adviezen heeft gegeven en voert zij aan dat klaagster zelf juridische bijstand had. 17. Klaagster heeft niet onderbouwd dat de notaris aan de executeur zou hebben aangegeven dat klaagster geen schijn van kans had het testament van haar vader onderuit te halen. 18. De kantonrechter is door klaagster geïnformeerd over de Ford Fiësta. Desondanks heeft de kantonrechter een voor klaagster ongunstige beslissing gegeven, hetgeen de notaris niet valt te verwijten. 19. Wat betreft de advisering omtrent de waardering van een Belgisch appartement merkt de notaris op dat zij hierover slechts aan haar opdrachtgever verantwoording is verschuldigd en dat klaagster niet op de hoogte is van hetgeen de notaris aan de executeur heeft geadviseerd. Hetzelfde geldt voor de advisering over het inroepen van fiscale hulp. 20. De notaris betwist dat zij over de brief van notaris [C] beschikte op de momenten waarop zij daar volgens klaagster mee voor de dag had moeten komen. Bovendien had de notaris als adviseur geen verplichting tot het verstrekken van de brief en legt artikel 21 Rv alleen verplichtingen op aan partijen, waartoe de notaris niet behoort. 21. De notaris is slechts als tweede procesgemachtigde aangemerkt om haar zowel tijdens de zitting bij de kantonrechter als de zitting bij het Gerechtshof de gelegenheid te geven het woord te voeren over technische erfrechtelijke aspecten. 22. De door de notaris genoemde praktijkvoorbeelden hebben geen betrekking op het kunnen corrigeren van de grondslag voor de successieheffing door een Zwitsers vermogensbestanddeel alsnog onder de Nederlandse ouderlijke boedelverdeling te brengen. Uit de uitspraak van de kantonrechter blijkt evenmin dat de kantonrechter de door de notaris genoemde praktijkgevallen als uitgangspunt heeft genomen voor zijn uitspraak dat ‘verzoekster wellicht andere middelen ter beschikking staan.’ 23. Tot slot voert de notaris aan dat het de verantwoordelijkheid van een raadsheer is om te beoordelen of hij een zaak onpartijdig kan behandelen. De notaris gaat ervan uit dat mr. Smeets uit eigen ervaring op de hoogte was van de –beperkte- zakelijke relatie tussen de notaris en raadsheer Stille. Beoordeling van het geschil 24. Niet betwist is dat de notaris niet betrokken was bij (het opstellen van) het testament, de successieaangifte en de afwikkeling van de boedel. Zoals voorts niet is bestreden door klaagster, is de notaris door de advocate van de executeur ingeschakeld om te adviseren in het kader van een door klaagster aangevangen verzoekschriftprocedure jegens de executeur tot de benoeming van een nieuwe executeur en was de opdracht beperkt tot het adviseren van de advocate/de executeur over technische aspecten van Nederlands erfrecht. De notaris moet in dit kader dan ook worden aangemerkt als (afgeleide) partijadviseur en is als zodanig in beginsel alleen verantwoording verschuldigd aan haar opdrachtgevers. Weliswaar is een notaris gehouden rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen, doch niet is gebleken dat de notaris dit heeft nagelaten. De notaris heeft naar aanleiding van emails van klaagster en haar gemachtigde, klaagster doorverwezen naar de advocate van de executeur, aangezien de advocate haar opdrachtgeefster was. 25. Klaagster heeft haar stelling dat de notaris tegen de executeur zou hebben gezegd dat klaagster het testament van haar vader niet onderuit zou kunnen krijgen, in het geheel niet onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. 26. Voorts is niet gebleken dat de notaris bewust heeft achtergehouden dat er nog een Ford Fiësta was vergeten bij de aangifte. Bovendien heeft klaagster bij de procedure voor de kantonrechter zelf aangegeven dat deze auto niet in de aangifte stond vermeld. 27. Wat betreft het waarderingsgeschil omtrent de Belgische boedel en de testamentaire last hieromtrent wordt overwogen dat niet is gebleken dat de notaris in haar hoedanigheid van partijadviseur van de executeur, de executeur of dier advocate hierover niet heeft voorgelicht. Evenmin heeft klaagster aangetoond dat de notaris tekort is geschoten in haar advisering aan de (gemachtigde van de) executeur omtrent het inroepen van fiscale hulp. 28. Klaagster heeft niet weersproken dat de notaris niet over de brief van notaris [C] beschikte op de momenten dat zij deze brief volgens klaagster had moeten verstrekken. Ook dit deel van de klacht treft derhalve geen doel. 29. Niet valt in te zien dat hetgeen in de ‘dupliek’ bij de kantonrechter naar voren is gebracht, betrekking heeft op het brengen van de Zwitserse woning met inboedel onder de Nederlandse OBV. Er wordt slechts opgemerkt dat een erfgenaam zelf nog successierechtaangifte kan doen, nadat er reeds een gezamenlijke aangifte is gedaan. Uit de beschikking van de kantonrechter valt evenmin op te maken dat de kantonrechter een andere betekenis heeft toegekend aan de in de ‘dupliek’ opgenomen passage. De stelling dat de notaris de kantonrechter, de executeur, de kindererfgenamen en Nauta Dutilh op het verkeerde been heeft gezet, wordt dan ook verworpen. 30. Wat betreft de klacht over het niet vermelden van haar (zakelijke) relatie met één van de behandelende raadsheren van het Gerechtshof aan de gemachtigde van de executeur, wordt overwogen dat het aan de raadsheer is om zijn of haar onpartijdigheid te waarborgen. Het niet vermelden door de notaris dat zij een zakelijke relatie met de betreffende raadsheer heeft, levert dan ook geen klachtwaardig handelen op. Beslissing de kamer van toezicht: verklaart de klachten ongegrond. Deze beslissing is genomen door mrs. F.L.J.M Heijnen, plaatsvervangend-voorzitter, J.H. Jochems, F. Hoppel en W. van Ringelesteijn, leden en mr.ir. A.J.E. Cartigny, plaatsvervangend-lid, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2005.