Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX4887

Datum uitspraak2006-05-22
Datum gepubliceerd2006-05-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10.603015-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige sigarettensmokkel gedurende langere tijd. Om de sigaretten aan het oog van de douane te onttrekken werd tijdens transporten gebruik gemaakt van zogenaamde dekladingen. De bewezenverklaarde feiten hebben als resultaat gehad dat voor zeer grote bedragen aan accijns is ontdoken. Door het niet betalen van de accijns op bedoelde sigaretten is de Nederlandse staat benadeeld voor een groot bedrag. Verdachte heeft in de criminele organisatie als chauffeur een uitvoerende rol vervuld en daarmee de effectuering van de smokkel mede mogelijk gemaakt. In hiërarchische zin speelde hij in de organisatie een ondergeschikte rol. Verdachte is betrokken geweest bij een dertiental transporten en heeft zich daarbij met name laten leiden door financieel gewin. artikelen 140 Sr 5 Wet op de accijns


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Zittinghoudende te Zutphen Meervoudige kamer voor strafzaken Uitspraak d.d.: 22 mei 2006 tegenspraak / dip - onip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [plaats], wonende te [postcode, plaats en adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 oktober 2005 en 15 mei 2006. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 april 2003, in de gemeente(n) Kerkrade en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten (zeer grote aantallen) sigaretten, (genoemd in na te melden zakendossier), voorhanden heeft gehad en/of voorhanden heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.3.0 Italië (historie), met de onderliggende nummers 3.3.1, 3.3.3 en 3.3.4; (art. 5/97 Wet op de accijns) 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 april 2003, in Nederland en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [persoon B] en/of [medeverdachte D] en/of [diverse bedrijven en personen] en/of een of meer anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten -het voorhanden hebben en/of doen hebben en/of overdragen en/of doen overdragen van wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III van de Wet wapens en munitie en/of -het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en/of -het witwassen van voorwerpen afkomstig van enig misdrijf en/of -het plegen van heling dan wel schuldheling; (art. 140 Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 in de gemeenten Kerkrade en Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk accijnsgoederen, te weten een groot aantal sigaretten, genoemd in na te melden zakendossier, voorhanden heeft gehad, die telkens niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: - zaak 3.3.0 Italië (historie), met onderliggend nummer 3.3.1; 2. hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 in Nederland en elders in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte D] en/of [diverse personen en bedrijven] en/of anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: - het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en - het witwassen van voorwerpen afkomstig van enig misdrijf. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging - Ter zake het onder 1 (zaak 3.3.1) bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat de bewezenverklaring betrekking heeft op sigaretten die in Nederland zijn geweest en niet op sigaretten die vanuit Italië naar Nederland zouden worden vervoerd die door de Italiaanse autoriteiten zijn onderschept, en waar dus geen sprake was van voorhanden hebben in Nederland en derhalve geen accijnsplicht bestond op grond van de Wet op de accijns, zodat voor dat deel geen sprake is van overtreding van artikel 5 van de Wet op de accijns. - Ten aanzien van de criminele organisatie overweegt de rechtbank dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte behoorde tot een samenwerkingsverband en een aandeel heeft gehad in, dan wel ondersteunde, gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk. Het ging om een gestructureerd samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad dat bestond uit een tweetal leiders, facilitaire dienstverleners, transporteurs en chauffeurs. Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van gemeenschappelijke regels en bestond er een gemeenschappelijke doelstelling, waardoor op de individuele leden druk kon worden uitgeoefend zich aan de regels te houden. Gezien de lange periode waarin het samenwerkingsverband in wisselende samenstellingen doch steeds met dezelfde harde kern heeft gehandeld, kan worden gesproken van een duurzame organisatie. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: - feit 1: medeplegen van opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd; - feit 2: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige sigarettensmokkel gedurende langere tijd. Om de sigaretten aan het oog van de douane te onttrekken werd tijdens transporten gebruik gemaakt van zogenaamde dekladingen. Een sigarettensmokkel met de omvang waarvan hier sprake is verstoort de reguliere markt voor sigaretten in de EU en werkt bovendien ontwrichtend op het systeem van een gemeenschappelijke economische ordening die in Europees verband wordt nagestreefd. De bewezenverklaarde feiten hebben als resultaat gehad dat voor zeer grote bedragen aan accijns is ontdoken, alsmede dat bonafide bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie is aangedaan. Ook is het in Europese landen gevoerde beleid om door hoge prijzen het gebruik van sigaretten te ontmoedigen teneinde de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid te beperken, gefrustreerd. Door het niet betalen van de accijns op bedoelde sigaretten is de Nederlandse staat benadeeld voor een groot bedrag. Verdachte heeft in de criminele organisatie als chauffeur een uitvoerende rol vervuld en daarmee de effectuering van de smokkel mede mogelijk gemaakt. In hiërarchische zin speelde hij in de organisatie een ondergeschikte rol. Verdachte is betrokken geweest bij een dertiental transporten en heeft zich daarbij met name laten leiden door financieel gewin. De rechtbank heeft bij de strafoplegging onder meer gelet op de duur van verdachtes lidmaatschap van de criminele organisatie, zijn rol daarin en het aantal transporten. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tevens betrokken dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft. Een strafoplegging als na te melden acht de rechtbank derhalve passend en geboden, waarbij de rechtbank er rekening heeft gehouden dat niet alle (onderdelen van) de feiten bewezen zijn geacht. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van deze straf is gegrond op de artikelen: - 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht; - 5 en 97 van de Wet op de accijns. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar. Bepaalt, dat deze gevangenisstraf, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 mei 2006.