Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX4924

Datum uitspraak2006-05-22
Datum gepubliceerd2006-05-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10.000422-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige sigarettensmokkel gedurende langere tijd. Om de sigaretten aan het oog van de douane te onttrekken werd tijdens transporten gebruik gemaakt van zogenaamde dekladingen. De bewezenverklaarde feiten hebben als resultaat gehad dat voor zeer grote bedragen aan accijns is ontdoken. Door het niet betalen van de accijns op bedoelde sigaretten is de Nederlandse staat benadeeld voor een groot bedrag. Verdachte heeft zich ertoe geleend om binnen de organisatie meer dan alleen de rol van transporteur te vervullen. Hij was degene die de transporten organiseerde en vormde zodoende een belangrijke schakel binnen de organisatie. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheden die hem via de bedrijven Lexington Enterprises Ltd en Rail Road Vessel B.V. ten dienste stonden. artikelen 140 Sr 5 Wet op de accijns


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Zittinghoudende te Zutphen Meervoudige kamer voor strafzaken Uitspraak d.d.: 22 mei 2006 tegenspraak / dip / onip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [plaats], wonende te [plaats en adres], verblijvende te [postcode, plaats en adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2005, 19 juli 2005, 12 oktober 2005 en 11 mei 2006. Ter terechtzitting gegeven beslissing Ter terechtzitting van 11 mei 2006 heeft de officier van justitie de opheffing gevorderd van de bij beslissing van 20 april 2005 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. De rechtbank heeft die vordering afgewezen. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 juli 2005 door de rechtbank is vastgesteld, is aan verdachte ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten (zeer grote aantallen) sigaretten, (genoemd in na te melden zakendossiers), voorhanden heeft gehad en/of voorhanden heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.5 Felixstowe en/of -zaak 3.6 Triëst in relatie tot Oostende (3.6.2), Immingham (3.6.3) en Spijkenisse (3.6.4) en/of -zaak 3.7 Triëst (in beslagname sigaretten Rotterdam) en/of -zaak 3.8 Maleisië en/of -zaak 3.9 Algaciras en/of -zaak 3.10 Nederland-Engeland; (art. 5/97 Wet op de accijns) althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat [medeverdachte A] en [medeverdachte C] en [persoon B] en/of een of meer anderen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans een hunner alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten (zeer grote aantallen) sigaretten, (genoemd in na te melden zakendossiers), voorhanden hebben/heeft gehad en/of voorhanden hebben/heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.5 Felixstowe en/of -zaak 3.6 Triëst in relatie tot Oostende (3.6.2), Immingham (3.6.3) en Spijkenisse (3.6.4) en/of -zaak 3.7 Triëst (in beslagname sigaretten Rotterdam) en/of -zaak 3.10 Nederland-Engeland, bij en of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op laatst vermelde tijd en plaats (telkens) opzettelijk daartoe een of meer chauffeurs en/of een of meer vervoermiddelen (een of meer vrachtauto’s en/of opleggers en/of chassis’) en/of een loods beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte C] en/of die [persoon B] en/of die andere(n) ten behoeve van het vervoer en/of de opslag van die sigaretten en of een deel daarvan en/of van de voorwerpen waarin die sigaretten waren verstopt en/of verborgen en/of verborgen waren geweest en/of door het oprichten van een rechtspersoon ten behoeve van (de verboden activiteiten van) die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte C] en/of die [persoon B]; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat de besloten vennootschap [naam BV 4] en/of de [naam BV 5] in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten (zeer grote aantallen) sigaretten, (genoemd in na te melden zakendossiers), voorhanden heeft gehad en/of voorhanden heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.5 Felixstowe en/of -zaak 3.6 Triëst in relatie tot Oostende (3.6.2), Immingham (3.6.3) en Spijkenisse (3.6.4) en/of -zaak 3.7 Triëst (in beslagname sigaretten Rotterdam) en/of -zaak 3.8 Maleisië en/of -zaak 3.9 Algaciras en/of -zaak 3.10 Nederland-Engeland; zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot dat/die strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); (art. 5/97 Wet op de accijns jo. art. 51 Wetboek van Strafrecht) althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat [medeverdachte A] en [medeverdachte C] en [persoon B] en/of een of meer anderen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging, althans een hunner alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten (zeer grote aantallen) sigaretten, (genoemd in na te melden zakendossiers), voorhanden hebben/heeft gehad en/of voorhanden hebben/heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.5 Felixstowe en/of -zaak 3.6 Triëst in relatie tot Oostende (3.6.2), Immingham (3.6.3) en Spijkenisse (3.6.4) en/of -zaak 3.7 Triëst (in beslagname sigaretten Rotterdam) en/of -zaak 3.10 Nederland-Engeland,; bij en of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, de besloten vennootschap [naam BV 4] en/of de [naam BV 5] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente(n) Spijkenisse en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Nuth en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk behulpzaam zijn/is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen hebben/heeft verschaft door op laatst vermelde tijd en plaats (telkens) opzettelijk daartoe een of meer chauffeurs en/of een of meer vervoermiddelen (een of meer vrachtauto’s en/of opleggers en/of chassis’) en/of een loods beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte C] en/of die [persoon B] en/of die andere(n) ten behoeve van het vervoer en/of de opslag van die sigaretten en of een deel daarvan en/of van de voorwerpen waarin die sigaretten waren verstopt en/of verborgen en/of verborgen waren geweest en/of door het oprichten van een rechtspersoon ten behoeve van (de verboden activiteiten van) die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte C] en/of die [persoon B], zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot dat/die (door genoemde rechtspersoon/rechtspersonen gepleegde) strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); (art. 5/97 Wet op de accijns jo. 48/51 Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in Nederland en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [persoon B] en/of [medeverdachte D] en/of [diverse personen en bedrijven] en/of een of meer anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten -het voorhanden hebben en/of doen hebben en/of overdragen en/of doen overdragen van wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III van de Wet wapens en munitie en/of -het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en/of -het witwassen van voorwerpen afkomstig van enig misdrijf en/of -het plegen van heling dan wel schuldheling; (art. 140 Wetboek van Strafrecht) althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat de besloten vennootschap [naam BV 4] en/of de [naam BV 5] in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005, in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [persoon B] en/of [medeverdachte D] en/of [diverse personen en bedrijven] en/of een of meer anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten -het voorhanden hebben en/of doen hebben en/of overdragen en/of doen overdragen van wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III van de Wet wapens en munitie en/of -het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en/of -het witwassen van voorwerpen afkomstig van enig misdrijf, en/of -het plegen van heling dan wel schuldheling, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot dat/die strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); (art. 140 jo. 51 Wetboek van Strafrecht). Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 5 januari 2005, in de gemeenten Spijkenisse en Rotterdam en Amsterdam en Nuth en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk accijnsgoederen, te weten zeer grote aantallen sigaretten (genoemd in na te melden zakendossiers), voorhanden heeft gehad, die telkens niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken: -zaak 3.5 Felixstowe en -zaak 3.6 Triëst in relatie tot Immingham (3.6.3) en Spijkenisse (3.6.4) en -zaak 3.7 Triëst (in beslagname sigaretten Rotterdam) en -zaak 3.8 Maleisië. 2. hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 5 januari 2005 in Nederland en/of elders in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte D] en/of [diverse personen en bedrijven] en/of anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten -het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en -het witwassen van voorwerpen afkomstig van enig misdrijf. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging Ten aanzien van de criminele organisatie overweegt de rechtbank dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte behoorde tot een samenwerkingsverband en een aandeel heeft gehad in, dan wel ondersteunde, gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk. Het ging om een gestructureerd samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad dat bestond uit een tweetal leiders, facilitaire dienstverleners, transporteurs en chauffeurs. Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van gemeenschappelijke regels en bestond er een gemeenschappelijke doelstelling, waardoor op de individuele leden druk kon worden uitgeoefend zich aan de regels te houden. Gezien de lange periode waarin het samenwerkingsverband in wisselende samenstellingen doch steeds met dezelfde harde kern heeft gehandeld, kan worden gesproken van een duurzame organisatie. Door de raadsman van verdachte is ten aanzien van feit 1, zaak 3.8 Maleisië december 2004, aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat hier sprake is van ‘voorhanden hebben’ in de zin van artikel 5 van de Wet op de accijns. Feitelijke zeggenschap/beschikkingsmacht over de goederen heeft ontbroken, aangezien de naar Antwerpen op weg zijnde container direct bij binnenkomst door de douane is onderschept. De rechtbank verwerpt dat verweer. Duidelijk is dat de bewuste container bestemd was voor een door verdachte opgezet transport ten behoeve van verdachtes bedrijf [naam BV 5] Weliswaar stond in de begeleidende Bill of lading als bestemming van de container Antwerpen vermeld, maar uit het samenstel van handelingen (op te maken uit de telefoontaps) blijkt, dat het veeleer de bedoeling was dat deze voor [naam BV 5] (lees verdachte) bestemde container zou arriveren in Rotterdam, zoals ook feitelijk het geval was. Uit de wijze waarop de sigaretten in de container in rotanmeubelen waren ondergebracht, kan zonder meer worden afgeleid dat het ontduiken van accijns werd beoogd. Door de verdediging is verder gesteld dat bij verdachte geen bewustheid bestond omtrent aanwezigheid van sigaretten in transporten waarbij verdachte betrokken was. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier onder meer dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van inbeslagneming van tenminste drie containers in november en december 2003 door de Ierse douane, waarbij aanzienlijke partijen sigaretten danwel shag werden aangetroffen (zaak Rekelberg). Verdachte had bemoeienis met deze transporten via de bedrijven [naam BV 5] en/of [naam BV 4], zoals onder meer blijkt uit een brief die hij op 7 november 2003 namens [naam BV 4] met betrekking tot de aankondiging van een container [nummer] aan [naam BV 6] te Dublin heeft verzonden. Verdachte moet als verzender op de hoogte moet zijn geweest van de inbeslagneming van de verschillende containers, die door het beslag hun bestemming niet hebben bereikt. Door verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij slechts zorg draagt voor de verzending en niet verantwoordelijk is voor de inhoud van het transport. Gelet op de hiervoor geschetste voorgeschiedenis, de omstandigheid dat van verdachte op basis van die ervaringen tenminste een zorgvuldiger en alerter optreden verwacht had mogen worden en de verschillende (5) onderscheppingen van aan [naam bedrijf 5] of [naam BV 4] gelieerde transporten waarbij partijen sigaretten in beslag zijn genomen in een tijdsbestek van nog geen half jaar (de periode van 1 augustus 2004 t/m 5 januari 2005), rest naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie dan dat verdachte zich door zijn handelen tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zich inliet met niet legale activiteiten, te weten sigarettensmokkel. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank dat de betrokkenheid van verdachte valt in de bewezenverklaarde periode, maar dat hij feitelijk pas omstreeks augustus 2004 van die organisatie deel is gaan uitmaken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: - feit 1: medeplegen van opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd; - feit 2: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige sigarettensmokkel gedurende langere tijd. Om de sigaretten aan het oog van de douane te onttrekken werd tijdens transporten gebruik gemaakt van zogenaamde dekladingen. Een sigarettensmokkel met de omvang waarvan hier sprake is verstoort de reguliere markt voor sigaretten in de EU en werkt bovendien ontwrichtend op het systeem van een gemeenschappelijke economische ordening die in Europees verband wordt nagestreefd. De bewezenverklaarde feiten hebben als resultaat gehad dat voor zeer grote bedragen aan accijns is ontdoken, alsmede dat bonafide bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie is aangedaan. Ook is het in Europese landen gevoerde beleid om door hoge prijzen het gebruik van sigaretten te ontmoedigen teneinde de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid te beperken, gefrustreerd. Door het niet betalen van de accijns op bedoelde sigaretten is de Nederlandse staat benadeeld voor een groot bedrag. Verdachte heeft zich ertoe geleend om binnen de organisatie meer dan alleen de rol van transporteur te vervullen. Hij was degene die de transporten organiseerde en vormde zodoende een belangrijke schakel binnen de organisatie. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheden die hem via de bedrijven [naam BV 5] en [naam BV 4] ten dienste stonden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging onder meer gelet op de duur van verdachtes lidmaatschap van de criminele organisatie, zijn rol daarin en het aantal transporten. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tevens betrokken dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft. Een strafoplegging als na te melden acht de rechtbank derhalve passend en geboden, waarbij de rechtbank er rekening heeft gehouden dat niet alle (onderdelen van) de feiten bewezen zijn geacht. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In beslag genomen voorwerpen De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ( 10.000 sigaretten) dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en deze naar mag worden aangenomen aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen zal de teruggave worden gelast aan de beslagene, nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. Toepasselijke wetsartikelen De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen: - 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht; - 5 en 97 van de Wet op de accijns. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. - Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht. - Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 10.000 stuks sigaretten Case Regal, code D.8 (aangetroffen in kelderbox). - Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld onder nr. 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: - administratieve bescheiden (C.B.3) - 3 pakjes sigaretten Regal Superking, Benson and Hedges (C.B.2) - sleutels (uit meterkast) van Mercedes Oldtimers (C.B.2) aan de beslagene M.E. Gutlich. Aldus gewezen door mrs. De Bie, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 mei 2006.