Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX5583

Datum uitspraak2006-05-18
Datum gepubliceerd2006-05-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1267/2005 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De notaris heeft in strijd met artikel 13 Wna gehandeld door buiten haar plaats van vestiging een bijkantoor te houden.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 18 mei 2006 in de zaak onder rekestnummer 1267/2005 NOT van: MR. [X] notaris te [plaats], APPELLANTE, gemachtigde: mr. P.W. Tubbergen, t e g e n MR. [Y], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen de notaris, is bij een op 18 augustus 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met één bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 22 juli 2005, waarbij de klacht van geïntimeerde, hierna te noemen klager, gegrond is verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping is opgelegd en een tegenklacht van de notaris tegen klager ongegrond is verklaard. 1.2. Namens de notaris is het hoger beroep aangevuld bij brief - met bijlagen -gedateerd op 14 september 2005. 1.3. Van de zijde van klager is een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen op 14 oktober 2005. 1.4. Van de zijde van de notaris is op 3 maart 2006 een brief – met één bijlage – ter griffie van het hof ingekomen. 1.5. Van de zijde van klager is op 7 maart 2006 een brief – met één bijlage – ter griffie van het hof ingekomen. 1.6. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2006. Klager, de notaris en haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De gemachtigde van de notaris heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnotitie. 1.7. Tijdens de mondelinge behandeling is door het hof aan de notaris verzocht om nadere informatie te verschaffen. Hierop zijn op 31 maart 2006, 13 april 2006 en 24 april 2006 brieven bij het hof ingekomen van de zijde van de notaris. Klager heeft zich bij brieven ingekomen op 31 maart 2006 respectievelijk gedateerd op 7 april 2006 opnieuw tot het hof gewend. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. Het hof voegt hieraan toe dat de minister van justitie bij besluit van 21 juli 2005 de vestigingsplaats van de notaris heeft gewijzigd van gemeente [plaats] in gemeente [plaats], met behoud van haar protocol. Op 17 augustus 2005 heeft klager een pro forma bezwaarschrift tegen dit besluit ingediend. Op 31 augustus 2005 heeft klager een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht ingediend bij de rechtbank te Dordrecht. Op 28 september 2005 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen onder veroordeling van verweerder, de minister van justitie, in de proceskosten. Op 20 december 2005 heeft de minister van justitie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift. 4. Het standpunt van klager Klager verwijt de notaris dat zij artikel 13 van de Wet op het notarisambt, hierna: Wna, overtreedt. De maatschap waarvan de notaris deel uitmaakt, houdt, vooruitlopend op een wijziging van de vestigingsplaats van de notaris, feitelijk een bijkantoor te [plaats], waar anders dan incidenteel ambtelijke werkzaamheden worden verricht door de notaris. Genoemd bijkantoor wordt voorts vermeld op het briefpapier van de maatschap, in advertenties, in de telefoongids, de Gouden Gids en de gemeentegids. Ook staat er een bord van de maatschap in de tuin van het pand van waaruit het bijkantoor wordt uitgeoefend. 5. Het standpunt van de notaris 5.1. De notaris stelt dat zij reeds in september 2004 de kamer op de hoogte heeft gesteld van de ontstane situatie nadat problemen waren ontstaan met notaris [A], en dat de maatschap voornemens was gebruik te maken van een contractueel recht de onderneming van de maatschap voort te zetten. De notaris zou, in verband hiermee, wijziging van vestigingsplaats aanvragen. De notaris heeft er vervolgens alles aan gedaan om de aanvraagprocedure voor deze wijziging zo kort mogelijk te laten duren, zodat een situatie als bedoeld in artikel 13 Wna zo kort mogelijk zou duren. 5.2. Naar aanleiding van het vertrek van mr. [A] is in oktober 2004 door de kamer een onderzoek ingesteld op grond van artikel 96 Wna. In dit rapport is o.a. geconcludeerd dat de maatschap na het vertrek van mr. [A] feitelijk heeft zorggedragen voor het protocol en dat de maatschap na het vertrek van genoemde notaris akten heeft gepasseerd op het kantoor te [plaats], weliswaar minder dan in de periode daarvoor, maar dat dit steeds door de betrokkenen is gedaan als notarissen van de maatschap met als vestigingsplaats [plaats]. 5.3. Voorts stelt de notaris dat zij klager van deze situatie al in oktober 2004 persoonlijk op de hoogte heeft gesteld. Klager heeft ook gebruik gemaakt van de diensten van de vestiging in [plaats] en nooit van bezwaren doen blijken. Ook heeft klager nooit zijn bedrijfseconomische zorgen besproken met de notaris of de ringvoorzitter. 5.4. De notaris wijst erop dat een verzoek tot wijziging van een vestigingsplaats uitsluitend kan worden geweigerd indien het ondernemingsplan niet aan de voorwaarden voldoet. Aangezien de notaris haar protocol overbrengt naar [plaats] kon zij er van aanvang af redelijk zeker van zijn dat het ondernemingsplan van een positief advies zou worden voorzien en dat de wijziging van vestigingsplaats op redelijk korte termijn kon worden geformaliseerd. 5.5. Ook betwist de notaris dat zij in strijd handelt met de ratio van artikel 13 Wna, en betoogt zij dat zij, als zij in strijd met de letterlijke bewoordingen handelt van artikel 13 Wna, dit doet omwille van de continuïteit van de praktijkvoering. Een sluiting van de vestiging van enkele maanden zou door het publiek niet worden begrepen. Bovendien werken in de [plaats] vestiging 10 medewerkers voor wie niet onmiddellijk een andere werkplek was te vinden en zou onevenredige schade worden berokkend aan de praktijk van de maatschap. De notaris stelt dat zij steeds terughoudend heeft geopereerd. Uit de gegevens die de notaris, op verzoek van het hof, heeft geleverd blijkt dat zij in de periode van 1 oktober 2004 (vertrek notaris [A]) tot en met 20 juli 2005 (wijziging vestigingsplaats) 620 akten heeft gepasseerd in [plaats]. In totaal heeft de notaris in deze periode 1703 akten gepasseerd. 5.6. Voorts stelt de notaris dat klager de klacht uitsluitend heeft ingediend met het oogmerk de continuïteit van de praktijkvoering van de maatschap van de notaris te verstoren. Klager heeft hierdoor zijn klachtrecht misbruikt. 5.7. Tenslotte merkt de notaris op dat haar optreden berust op een maatschapsbesluit en dat de overige in het maatschapsverband werkzame notarissen zich net zo verantwoordelijk voelen. Deze notarissen verzoeken het hof hun ook een maatregel op te leggen, indien een maatregel nodig wordt geacht. 6. De beoordeling 6.1. De tegen de notaris gerichte klacht stelt de vraag aan de orde of de notaris in strijd met artikel 13 Wna heeft gehandeld door buiten haar plaats van vestiging, in casu [plaats], een bijkantoor te houden. Op verzoek van het hof heeft de notaris een overzicht van akte-aantallen overgelegd voor de periode 1 oktober 2004 tot en met 20 juli 2005. Dit betreft de periode vanaf het moment van het vertrek van notaris [A] uit de maatschap tot de datum van het besluit van de minister van justitie tot wijziging van de vestigingsplaats van de notaris. Hieruit blijkt dat de notaris in totaal 1703 akten heeft gepasseerd in haar protocol waarvan, voor zover van belang, 620 akten te [plaats]. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 13 Wna volgt dat de notaris buiten haar plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden mag verrichten maar dat dit slechts een incidenteel karakter mag hebben. Het incidentele karakter komt tot uiting in de vrijheid van de notaris op om het grondgebied van Nederland deze ambtelijke werkzaamheden te verrichten, ingeperkt door het verbod buiten haar plaats van vestiging bijkantoren te hebben. Voor het oordeel of een ruimte als bijkantoor moet worden aangemerkt is beslissend de aard en de hoeveelheid van de door de notaris aldaar verrichte werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat indien een notaris niet meer dan 1% van zijn ambtelijke werkzaamheden in één ruimte buiten zijn plaats van vestiging verricht, in zijn algemeenheid nog niet kan worden gesproken van het houden van een bijkantoor. Bij het verrichten van een grotere hoeveelheid ambtelijke werkzaamheden aldaar kan daar wel sprake van zijn. 6.2. In casu heeft de notaris – afgerond – ruim 36 % van het totaal aantal door haar gepasseerde akten in [plaats] gepasseerd. Hiermee is het bovengenoemde uitgangspunt van 1 % van de ambtelijke werkzaamheden ruimschoots overschreden. Het hof is voorts van oordeel dat de door de notaris aangevoerde omstandigheden dat haar verzoek tot wijziging van vestigingsplaats hoe dan ook zou worden ingewilligd, dat zij vaart heeft gezet achter de procedure om tot een wijziging van vestigingsplaats te komen doch dat klager deze procedure heeft vertraagd door het indienen van een bezwaar en dat zij omwille van de continuïteit van de praktijkvoering akten in [plaats] heeft gepasseerd, niet rechtvaardigen dat de notaris, zolang haar vestigingsplaats nog niet is gewijzigd in [plaats], aldaar toch een bijkantoor houdt. Zoals de kamer in de bestreden beslissing heeft opgemerkt liep de notaris hiermee op de zaken vooruit. De verwachting dat de uiteindelijke wijziging van vestigingsplaats zal worden verkregen rechtvaardigt niet de overtreding van artikel 13 Wna. De kamer heeft dan ook terecht de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd aan de notaris. 6.3. Gezien het bovenstaande is het hof van oordeel dat klager zijn klachtrecht niet heeft misbruikt, zoals door de notaris in een tegenklacht werd gesteld. 6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 6.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - Verwerpt het beroep. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 18 mei 2006. Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht KvT Klachtnummer: 06/05 Datum: 22 juli 2005 Beslissing op de klacht van: MR. [Y], notaris te [plaats], klager, gemachtigde mr. J. Nijenhuis tegen : MR. [X], notaris te [plaats], verweerster. Verloop van de procedure 1. De kamer beslist op de volgende processtukken: - de sommatiebrief van mr. [Y] aan mr. [X] de dato 21 april 2005; - het klaagschrift dat op 10 mei 2005 door de kamer is ontvangen; - de brief van mr. [Y] aan de gemachtigde van mr. [X] de dato 20 mei 2005; - het verweerschrift, tevens houdende een tegenklacht, dat op 31 mei 2005 door de kamer is ontvangen; - de mondelinge behandeling op 23 juni 2005; - de pleitaantekeningen van mr. [Y] en mr. [B], namens mr. [X]. Feiten 2. Mr. [X] maakt deel uit van de maatschap [B] [X] & Partners (hierna: BXP) en heeft als vestigingsplaats [plaats]. Tot de maatschap behoorde ook notaris [A], die als vestigingsplaats [plaats] heeft. Mr. [Y] is ook notaris in [plaats] 3. Mr. [A] heeft de maatschap BXP op 1 oktober 2004 verlaten. Zij is blijven werken als notaris in [plaats]. 4. De maatschap heeft haar kantoor in [plaats] open gehouden; mr. [X] werkt aldaar. In haar praktijk verricht zij alle werkzaamheden die normaal door notarissen worden verricht. 5. Mr. [X] heeft op 5 maart 2005 wijziging van vestigingsplaats aangevraagd, van [plaats] naar [plaats], op welk verzoek tot op heden nog geen besluit is genomen. Mr. [Y] heeft bij het Ministerie van Justitie bezwaar gemaakt tegen de wijziging van vestigingsplaats. 6. Mr. [Y] heeft mr. [X] gesommeerd om – zakelijk weergegeven – haar niet incidentele ambtelijke werkzaamheden in [plaats] te staken in verband met overtreding van artikel 13 van de Wet op het Notarisambt (hierna: Wna). Mr. [X] heeft hier niet op gereageerd. Klacht mr. [Y] 7. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen mr. [X] omdat zij het nevenvestigingsverbod overtreedt, zoals neergelegd in artikel 13 Wna, door – anders dan incidenteel – notariële diensten in de ruimste zin te verrichten vanuit het [plaats]se kantooradres. Mr. [Y] voert aan dat door de overtreding van artikel 13 Wna zowel het publieke belang, dat notarissen zich aan de wet dienen te houden, alsmede zijn eigen financiële belangen worden geschaad. Verweer mr. [X] 8. Mr. [X] voert als verweer aan dat door het vertrek van mr. [A] uit de maatschap voor BXP grote belangen op het spel stonden, waarvoor het noodzakelijk was dat de vestiging in [plaats] geopend bleef. Mr. [X] voert aan dat zij de kamer heeft ingelicht over de ontstane situatie, waarna de kamer een onderzoek heeft ingesteld. Mr. [X] stelt dat zij mr. [Y] op de hoogte heeft gesteld van de situatie en dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen haar handelwijze. 9. Mr. [X] stelt vervolgens al het mogelijke gedaan te hebben om de wijziging van vestigingsplaats zo snel mogelijk te laten verlopen, zodat een situatie als bedoeld in artikel 13 Wna zo kort mogelijk zou duren. Juist door de interventie van mr. [Y] bij het Ministerie van Justitie is vertraging in de afdoening van het verzoek om wijziging van vestigingsplaats ontstaan. Alleen al om deze reden is mr. [Y] niet-ontvankelijk in zijn klacht. 10. Mr. [X] stelt dat mr. [Y] geen rechtens te beschermen belang heeft bij zijn klacht. Het door mr. [X] ingediende ondernemingsplan is immers goedgekeurd door de Commissie van Deskundigen en hieruit valt af te leiden dat [plaats] genoeg ruimte biedt voor drie notarissen. Mr. [X] stelt dat indien zij al handelt in strijd met de bewoordingen van artikel 13 Wna, zij dit doet omwille van de continuïteit van de praktijkvoering, hetgeen ook een publiek belang is. Zij handelt dus wel overeenkomstig de strekking van art. 13 Wna. 11. Mr. [X] voert voorts nog aan dat begin augustus 2005 de wijziging van vestigingsplaats een feit zal zijn, waardoor het probleem is opgelost. Dit is een dermate korte termijn dat mr. [Y] geen rechtens te beschermen belang heeft bij zijn klacht. Tegenklacht mr. [X] 12. Mr. [X] stelt dat de door mr. [Y] ingediende klacht uitsluitend is ingediend met het oogmerk de continuïteit van de praktijkvoering van BXP te verstoren. Aangezien er voor mr. [Y] geen enkele reden was en is om te veronderstellen dat het verzoek tot wijziging van vestigingsplaats niet zal worden gehonoreerd, misbruikt hij zijn klachtrecht met geen ander doel dan BXP schade toe te brengen. Dit is in strijd met de eer en het aanzien van het ambt. Mr. [Y] heeft bovendien nagelaten in overleg met BXP of de Ringvoorzitter te treden. Verweer mr. [Y] 13. Mr. [Y] stelt dat hij wel degelijk belang heeft bij zijn klacht, aangezien hij niet op korte termijn met twee nieuwe concurrerende collega’s wil worden geconfronteerd, zeker niet gezien zijn recente investeringen. Mr. [Y] voert aan dat mr. [X] hem niet op de hoogte heeft gesteld van haar initiatieven in [plaats], zodat hem niet kan worden verweten dat hij niet in overleg met haar is getreden. Beoordeling van de klacht van mr. [Y] 14. Geoordeeld wordt dat mr. [Y] ontvankelijk is in zijn klacht. Het enkele feit dat hij zijn recht van bezwaar (zie onder 5) ook heeft uitgeoefend, staat daaraan geenszins in de weg. Daar komt bij dat mr. [X] al voor het indienen van haar verzoek tot wijziging van vestigingsplaats – en dus ook voor het bezwaar daartegen van mr. [Y] – zelfstandig werkte in [plaats]. 15. Mr. [X] heeft erkend dat zij handelt in strijd met de bewoordingen van artikel 13 Wna, dat geacht moet worden een openbaar belang te dienen. De eventuele (impliciete) goedkeuring van de andere notarissen in [plaats], mr. [Y] en mr. [A], doet aan dat belang niet af en legitimeert overtreding van de Wna niet. Dat de kamer op de hoogte was van de moeilijkheden tussen de maatschap en mr. [A] doet in dit verband evenmin ter zake. 16. Mr. [X] voert als rechtvaardigingsgrond voor het overtreden van artikel 13 Wna aan dat haar verzoek tot wijziging van vestigingsplaats toch zal worden ingewilligd, omdat zij aan de formele vereisten voldoet. Door in strijd met artikel 13 Wna alvast praktijk te gaan houden in [plaats], loopt mr. [X] echter op de zaken vooruit. De verwachting dat de wijziging van vestigingsplaats uiteindelijk zal worden verkregen, rechtvaardigt niet dat zij art.13 Wna overtreedt. 17. De klacht van mr. [Y] is dan ook gegrond . Het overtreden van de wet door een notaris is een dermate ernstig feit, dat de kamer mr. [X] hiervoor de tuchtrechtelijke maatregel van berisping oplegt. De kamer volstaat op dit moment met deze maatregel, ervan uitgaand dat mr. [X] niet verder in strijd met artikel 13 Wna zal handelen en eerst weer structureel notariële werkzaamheden in [plaats] zal gaan uitoefenen, indien en nadat het Ministerie van Justitie op haar verzoek om wijziging van vestigingsplaats een positief besluit heeft genomen. Beoordeling van de klacht van mr. [X] 18. Uit het voorgaande volgt dat de tegenklacht van mr. [X] ongegrond is. Beslissing de Kamer van Toezicht: verklaart de klacht van mr. [Y] gegrond; legt mr. [X] hiervoor de tuchtrechtelijke maatregel van berisping op; bepaalt dat de maatregel, nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, zal worden tenuitvoergelegd in een nader te bepalen vergadering van de kamer; bepaalt dat de secretaris de notaris hiervoor zal oproepen; verklaart de tegenklacht van mr. [X] ongegrond. Deze beslissing is genomen door mr. Verschoof, voorzitter, Snelders, Jochems, Hoppel en Van Ringelesteijn, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2005.