Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX6521

Datum uitspraak2006-06-06
Datum gepubliceerd2006-06-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/781227-05 VEV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Causaal verband, geweldsinwerking, mate van voorzienbaarheid, Pieter Baan Centrum, recidivekans, RISc, zelfinzicht


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 6 juni 2006 Parketnummer: 17/781227-05 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in PI Noord, locatie De Marwei te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 23 mei 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. PARTIËLE VRIJSPRAAK De verdachte moet van het primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht. BEWIJSOVERWEGING Met betrekking tot het subsidiair telastegelegde heeft de raadsman betoogd dat uit de stukken onvoldoende is komen vast te staan het causaal verband tussen het door de verdachte toegebrachte letsel en de dood van het slachtoffer. Verdachte dient volgens de raadsman te worden vrijgesproken van het subsidiair telastegelegde gekwalificeerde gevolg, te weten dat het feit de dood ten gevolge heeft. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De arts-patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut, die sectie op het lichaam van het slachtoffer heeft verricht, concludeert in zijn rapport, voor zover hier van belang, als volgt: "Het intreden van de dood was het gevolg van een hartinfarct en de verwikkelingen daarvan bij een ernstig voorbelast hart. Dit hartinfarct is zeer waarschijnlijk ontstaan op basis van de geweldsinwerking op het hoofd en de daaruit voortkomende hevige lichamelijk en emotionele opwinding (...). Een andere doodsoorzaak was niet aanwezig". Op grond van deze conclusie en in navolging van jurisprudentie op dit gebied, is de rechtbank van oordeel dat het optreden van het dodelijk hartinfarct, na als gevolg van zware mishandeling bekomen letsel, redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. De mate van voorzienbaarheid van het gevolg voor de verdachte vanwege het voorbelaste hart van het slachtoffer doet hieraan niet af. De rechtbank verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 14 september 2005 te Damwoude, in de gemeente Dantumadeel, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder meer multipele fracturen en hematomen van/in het [aan]gezicht), heeft toegebracht, door opzettelijk, al dan niet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen en met kracht met de tot vuist gebalde hand tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: Subsidiair: Zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland en het rapport van het Pieter Baan Centrum; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het subsidiair telastegelegde tot gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest; - het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling de dood tengevolge hebbend. Bij de strafoplegging zal de rechtbank allereerst rekening houden met het feit dat verdachte zonder enige aanleiding bruut geweld heeft uitgeoefend op het slachtoffer, dat hij dezelfde ochtend voor het eerst had ontmoet. Blijkens een getuigenverklaring heeft verdachte een bokshouding aangenomen en direct na opening van de voordeur met zijn vuisten het slachtoffer agressief geslagen in het gezicht, waarna deze op de grond viel. Verdachte is vervolgens wijdbeens boven het slachtoffer gaan staan en bleef op hem inslaan. Blijkens het sectierapport van het NFI is het slachtoffer in de daaropvolgende nacht overleden aan een hartinfarct dat zeer waarschijnlijk het gevolg is geweest van de hevige geweldsinwerking met daarbij opgetreden lichamelijke en emotionele opwinding. Verdachte heeft hiermee grove inbreuk gemaakt op de rechtsorde en in de strafoplegging behoort de ernst van deze normschending tot uitdrukking te komen. Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte reeds een negentiental veroordelingen op zijn conto heeft staan. Voor de laatste veroordeling terzake een geweldsdelict kreeg verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 18 maanden, waarna hij in juni 2005 vrij kwam. Reeds zeer kort hierna, op 14 september 2005, pleegde verdachte het onderhavige delict. Verdachte is opgenomen in het Pieter Baan Centrum voor onderzoek, maar weigerde iedere medewerking, omdat hem naar eigen zeggen niets zou mankeren. De rechtbank is derhalve niet bekend geworden met omstandigheden de persoon van verdachte betreffende waarmee bij de strafoplegging rekening zou moeten worden gehouden en houdt verdachte dientengevolge voor volledig toerekeningsvatbaar. De RISc score in het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport geeft aan dat sprake is van een hoog recidiverisico op alle onderdelen. Met de reclassering schat ook de rechtbank de kans op herhaling van ernstige delicten zeer hoog in temeer nu gebleken is dat verdachte, net drie maanden uit de gevangenis ontslagen, van eerdere veroordelingen kennelijk niets heeft geleerd en geen enkel blijk geeft van inzicht in de ernst en verwijtbaarheid van zijn handelen. Verdachte heeft geen enkel zelfinzicht getoond. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat de maatschappij tegen verdachte wordt beschermd. De rechtbank zal daarom een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen, zoals hierna vermeld. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2006.