Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX6533

Datum uitspraak2006-06-02
Datum gepubliceerd2006-06-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersZaaknr. 306411 EJ VERZ 06-19
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Internationaal erfrecht. Boedel bestanddelen aanwezig in Nederland en in de VS. Verzoek aan Nederlandse kantonrechter (onder meer) tot het geven van een bevel boedelbeschrijving. Nederlandse rechter heeft rechtsmacht nu verzoeker en verweerster beiden in Nederland woonachtig zijn. Bevoegdheid van deze kantonrechter ex art. 4.67 BW en 672 B. Rv aangenomen, nu het sterfhuis in dit kanton is gelegen en de boedel zich voor een deel binnen dit kanton bevindt (HR 18/5/2001; NJ 2002,478). Vereffening nalatenschap wordt beheerst door de verwijzingsregel van de artikelen 4 en 5 Wet conflictenrecht erfopvolging. Deze verwijzen i.c. naar Nederlands recht. Het is de taak van de kantonrechter om in dit kader eerst de vóórvraag te beantwoorden, door welk recht de nalatenschap ingevolge het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging 1989 inhoudelijk wordt beheerst. Volgt bevel boedelbeschijving van de hele nalatenschap, waar ook ter wereld.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Zaandam Zaaknr. 306411 EJ VERZ 06-19 datum 2 juni 2006 op het verzoek van [verzoeker] wonende te [adres] gemachtigde mr. M.P.M. Fruytier verder te noemen [verzoeker] gericht tegen [verweerster] wonende te [adres] gemachtigde mr. S.J. Kerbusch verder te noemen [verweerster], inzake de nalatenschap van [overledene] overleden te [adres] op 26 oktober 2005, verder te noemen [overledene] Verloop van de Procedure. Bij een op 29 maart 2006 op de griffie van het kantongerecht ontvangen verzoekschrift heeft [verzoeker] op gron-den als in dat verzoekschrift ontwikkeld en ter terechtzitting aangevuld, kort samengevat verzocht te bepalen dat op straffe van een dwangsom: a. [verweerster] inzage en afschrift verschaft aan [verzoeker] van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie in de nalatenschap van [overledene] behoeft; b. een deugdelijke boedelbeschrijving wordt opgemaakt in de nalatenschap van [overledene] waarvan de deugdelijkheid door [verweerster] in tegenwoordigheid van [verzoeker] ten overstaan van de kantonrechter onder ede wordt bevestigd. Hierop zijn partijen opgeroepen voor de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift. Bij de oproep van [verweerster] is een afschrift van het verzoekschrift gevoegd. [verweerster] heeft, daartoe in de gelegenheid ge-steld, een verweer-schrift ingediend dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van het verzoek. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 april 2006. De gemachtigden van partijen hebben zich bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekening gemaakt. Deze worden zo nodig uitgewerkt in een proces-verbaal. Hierna is de uitspraak van deze beschikking op vandaag vastge-steld. De inhoud van alle processtukken wordt als hier overgenomen beschouwd. Beoordeling van het verzoek. Vaststaande feiten Als niet dan wel onvoldoende weersproken is in deze procedure het volgende komen vast te staan: 1. Op 26 oktober 2005 is [overledene] te [adres] overleden. Hij had toen de Nederlandse nationaliteit. 2. [overledene] is vanaf 1955 in eerste echt gehuwd geweest met [anoniem] Dit huwelijk is door het overlijden van laatstgenoemde in 1999 is ontbonden. 3. [verzoeker] is op 6 april 1957 uit dit huwelijk geboren. Hij is enig kind gebleven. 4. [overledene] is in november 2001 te St. Petersburg gehuwd met [verweerster], die de Russische nationaliteit heeft. 5. Op 6 oktober 2004 heeft [overledene] te Florida bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft daarin kort samengevat bepaald dat [verweerster] zijn enige erfgenaam zal zijn, dat zij zijn nalatenschap zal vereffenen en dat [verzoeker] niets krijgt. 6. Tot de nalatenschap van [overledene] behoort een huis te Palm Coast, Florida, waar [overledene] voorheen veelvuldig met zijn eerste echtgenote verbleef. Als zij in Nederland waren, verbleven zij bij [verzoeker] en diens echtgenote te [adres]. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote verbleef [overledene] die zich eenzaam voelde, minder in Palm Coast. In Nederland verbleef hij op meerdere adressen. 7. Na zijn huwelijk met [verweerster] is er (op naam van [verweerster]) een vakantiewoning gekocht te Garderen, waarin het echtpaar een paar maanden heeft verbleven, waarna het verhuurd is. Ook verbleef men geregeld in Palm Coast. 8. Vervolgens is (wederom op naam van [verweerster]) een woonhuis gekocht te [adres], waar het echtpaar verbleef als men in Nederland was. [overledene] en [verweerster] hebben zich daar ook laten inschrijven bij het bevolkingsregister. Zij hadden daar tevens de beschikking over een auto, waarvan het Nederlandse kenteken ten name van [overledene] was gesteld. [verweerster] is daar vervolgens een inburgeringcursus gaan volgen. 9. Tot de in Florida te lokaliseren nalatenschap van [overledene] behoren, behalve het hiervoor onder 6. bedoelde huis, met inboedel, in elk geval een boot, alsmede een banksaldo van (volgens opgave van [verweerster]) ongeveer $ 60.000,--. 10. Tot de in Nederland te lokaliseren nalatenschap behoren in elk geval een auto en een banksaldo van (volgens opgave van [verweerster]) ongeveer € 195.000,--. Standpunten van partijen. Partijen verschillen kort en goed met elkaar van mening over de vraag, of de Nederlandse rechter in deze wel een taak heeft. Volgens [verzoeker] is dat inderdaad het geval. Hij meent voor zover thans van belang dat de nalatenschap van [overledene] ingevolge geldend Nederlands internationaal privaatrecht wordt beheerst door Nederlands recht. Dat betekent dat hij niettegenstaande zijn onterving valt aan te merken als legitimaris en dat hij de daaraan verbonden rechten mag uitoefenen, waaronder die welke in het verzoek zijn genoemd. Volgens [verweerster] is dat niet het geval. Zij meent voor zover thans van belang dat de nalatenschap van [overledene] ingevolge Nederlands internationaal privaatrecht wordt beheerst door het recht van de staat Florida (USA). Dat recht erkent de mogelijkheid van onterving zonder dat daarop via de legitieme inbreuk kan worden gemaakt. [verzoeker] kan dus geen beroep doen op zijn in het Nederlandse recht gegarandeerde bevoegdheden als legitimaris. Oordeel van de kantonrechter. Rechtsmacht. Nu zowel [verzoeker] als [verweerster] hun woonplaats in Nederland hebben, heeft de Nederlandse rechter in ieder geval ingevolge het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering rechtsmacht. Bevoegdheid. Het verzoek strekt enerzijds tot toepassing van het bepaalde in artikel 4.78 van het Burgerlijk Wetboek en anderzijds, zoals ter terechtzitting is gebleken, tot toepassing van het bepaalde in artikel 672 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Voor wat betreft artikel 4.78 van het Burgerlijk Wetboek moet ingevolge artikel 268 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden aangehaakt bij de laatste woonplaats van [overledene] waarmee in dit geval niet meer of minder wordt bedoeld dan het sterfhuis in de zin van artikel 1.13 van het Burgerlijk Wetboek. Dat is ontegenzeggelijk te [adres] gelegen, waar [overledene] in de hiervoor onder 8. bedoelde woning tot aan zijn overlijden zijn werkelijk verblijf hield. Voor wat betreft artikel 672 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet naar de letter worden aangehaakt bij de plaats waarin de boedel zich geheel of voor een groot deel bevindt. De Hoge Raad der Nederlanden heeft deze wetsbepaling in zijn arrest van 18 mei 2001, NJ 2002,478, dat ook onder het huidige recht zijn belang heeft behouden, in internationale erfrechtzaken aldus uitgelegd, dat de kantonrechter reeds bevoegd is tot het geven van een bevel tot boedelbeschrijving, indien in zijn rechtsgebied boedelbestanddelen aanwezig zijn. Welnu, dat geval doet zich inderdaad voor. Van de hiervoor onder 10. bedoelde boedelbestanddelen bevindt zich in elk geval de auto in [adres]. Voorts mag worden aangenomen dat zich daar ook nog de nodige persoonlijke zaken van [overledene] bevinden, zoals kleding en papieren. Samenvattend is de kantonrechter Haarlem, locatie Zaandam, dus bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Toepasselijk recht. Voorop gesteld moet worden dat het verzoek betrekking heeft op de vereffening van de nalatenschap, alsmede de taak en bevoegdheden van [verweerster] als vereffenaar daarvan. Daarvoor kent het Nederlands Internationaal privaatrecht een eigen verwijzingsregel, die is te vinden in de artikelen 4 en 5 van de Wet conflictenrecht erfopvolging. Daarbij doet niet ter zake welk recht van toepassing is op de erfopvolging zelf. Blijkens laatstgenoemde wetsbepalingen wordt een en ander beheerst door Nederlands recht indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had. Anders dan het begrip gewone verblijfplaats in het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Den Haag 1 augustus 1989), dat verdragsconform (autonoom verdragsbegrip) moet worden uitgelegd, dient het begrip laatste gewone verblijfplaats in de artikelen 4 en 5 van de Wet conflictenrecht erfopvolging te worden uitgelegd overeenkomstig het Nederlandse recht. Zonder vooruit te hoeven lopen op de vraag of [overledene] op het tijdstip van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats, in de zin van artikel 3 van genoemd verdrag, in Nederland had, was dat naar mijn oordeel wel degelijk het geval voor wat betreft de toepassing van de artikelen 4 en 5 van de Wet conflictenrecht erfopvolging. Dat betekent dat de artikelen 4.78 van het Burgerlijk Wetboek en 672 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering inderdaad toepasselijk zijn. Toepassing artikel 672 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het is niet aan de kantonrechter om in het kader van de onderhavige procedure een oordeel te geven over de vraag welk recht van toepassing is op de erfopvolging van [overledene] Onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad der Nederlanden moet worden geconstateerd dat in elk geval een deel van de boedel zich in Nederland bevindt, zodat het verzochte bevel tot boedelbeschrijving kan worden gegeven. [verzoeker] is in dat verband als belanghebbende aan te merken, nu prima facie in redelijkheid niet valt uit te sluiten dat hij in deze enig recht geldend zal kunnen maken. Niet nodig is dat daarover, bij wijze van beantwoording van een voorvraag, eerst volstrekte zekerheid wordt verkregen. Dat laat zich ook moeilijk rijmen met de door de wetgever vastgestelde verdeling van rechterlijke taken in deze, waarvan het in artikel 672 lid 1 laatste volzin gegeven appelverbod een exponent is. Het verzoek tot het bevelen van een boedelbeschrijving is ook overigens toewijsbaar. Partijen zijn in een bittere strijd gewikkeld over de afwikkeling van de nalatenschap van [overledene] [verweerster], die als vereffenaar tot op heden geen boedelbeschrijving heeft opgemaakt, heeft ook overigens doen blijken geenszins van plan te zijn voldoende openheid van zaken te geven over de samenstelling van de boedel. [verzoeker] heeft er voldoende belang bij dat die openheid alsnog wordt gegeven, al was het maar om zich een afgewogen oordeel te kunnen vormen over zijn erfrechtelijke positie. Daarbij valt op voorhand niet uit te sluiten dat een correcte boedelbeschrijving mede van belang kan zijn bij het vaststellen van de gewone verblijfplaats van [overledene] in verdragsrechtelijke zin, ten tijde van diens overlijden. Als boedelnotaris zal worden aangewezen notaris mr E. Postmus, Waterlandlaan 52 te [adres]. Toepassing artikel 4. 78 van het Burgerlijk Wetboek. Ook voor wat betreft de toepassing van artikel 4.78 van het Burgerlijk Wetboek heeft te gelden dat het gelet op de wettelijke verdeling van rechterlijke bevoegdheden niet de bedoeling kan zijn dat de kantonrechter, bij wijze van beantwoording van een voorvraag, vooruit loopt op de vraag welk recht van toepassing is op de erfopvolging, hetgeen naar moet worden aangenomen beslissend zal zijn voor het al dan niet toekennen van de status van legitimaris aan [verzoeker]. Ook hier moet voldoende zijn dat het prima facie in redelijkheid niet valt uit te sluiten dat [verzoeker] inderdaad legitimaris zal blijken. Dat is naar mijn oordeel inderdaad het geval. In afwachting van de door de boedelnotaris op te stellen boedelbeschrijving komt toepassing van het bepaalde in artikel 4.78 van het Burgerlijk Wetboek mij echter prematuur voor. Vooralsnog mag er immers van worden uitgegaan dat [verweerster] de boedelnotaris alle door hem nodig geachte gegevens zal verstrekken en dat de notaris daaromtrent ook contact zal onderhouden met [verzoeker]. Het komt mij voor dat de werkzaamheden van de notaris onnodig en onevenredig bemoeilijkt worden indien [verweerster] reeds thans wordt verplicht om deze gegevens (ook) rechtstreeks aan [verzoeker] te verstrekken. Volstaan wordt derhalve met een verklaring voor recht dat de boedelnotaris [verzoeker] op gelijke voet als [verweerster] bij zijn werkzaamheden zal betrekken. Beslissing. Beveelt een boedelbeschrijving van de gehele nalatenschap waar ook ter wereld van [overledene] overleden te [adres] op 26 oktober 2005. Als boedelnotaris, zoals bedoeld in artikel 672 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt aangewezen notaris mr. E.Postmus, Waterlandlaan 52 te [adres]. Verklaart voor recht dat de boedelnotaris, gelet op de rechten die [verzoeker] als mogelijke legitimaris ingevolge artikel 4.78 van het Burgerlijk Wetboek toekomen, [verzoeker] op gelijke voet als [verweerster] bij zijn werkzaamheden dient te betrekken. Verstaat dat de kosten van de boedelbeschrijving ten laste van de boedel komen. Deze beschikking wordt voor zover nodig uitvoerbaar verklaard bij voorraad. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2006, in tegen-woor-digheid van de griffier.