Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX6855

Datum uitspraak2006-05-29
Datum gepubliceerd2006-06-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1037/04 Legesheffing
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is de hoogte van de heffingsmaatstaf waarover de onderhavige leges zijn berekend.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: 1037/04 29 mei 2006 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z (: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel (: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de met dagtekening van 2 augustus 2004 aan hem opgelegde aanslag leges. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Met dagtekening van 2 augustus 2004 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag leges voor een bedrag van € 2.148, - opgelegd nadat een door belanghebbende ingediende aanvraag tot het verkrijgen van een monumentenvergunning in behandeling was genomen. 1.2 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij de bestreden uitspraak van 7 oktober 2004 het bezwaar (ten dele) gegrond verklaard en de aanslag verminderd met € 5, - tot op € 2.143, -. 1.3 Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 17 november 2004 is ingekomen. De heffingsambtenaar heeft op 31 december 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden. Belanghebbende heeft hierop door middel van een conclusie van repliek d.d. 12 maart 2005, ingekomen op 15 maart 2005, gereageerd. De heffingsambtenaar heeft op 13 april 2005 een conclusie van dupliek genomen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de heffingsambtenaar een kopie van de Legesverordening 1996 van de gemeente Franekeradeel ingezonden, waarvan belanghebbende een afschrift ter zitting heeft ontvangen. 1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van de eerste meervoudige belastingkamer gehouden te Leeuwarden op 6 maart 2006, alwaar aanwezig waren belanghebbende, zijn echtgenote en namens de heffingsambtenaar de heer A. Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota overgelegd en voorgelezen. 1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten. Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast: 2.1 Belanghebbende is eigenaar van de woning aan de a-straat 1 te Z (: de onroerende zaak). Deze onroerende zaak is aangewezen als beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988. 2.2 Belanghebbende heeft het plan opgevat om de onroerende zaak te restaureren. In verband daarmee heeft belanghebbende op 6 februari 2004 een aanvraag ingediend voor de afgifte van de doorvoor vereiste vergunning(en). Bij brief van 16 augustus 2004 heeft een ambtenaar van de afdeling Bouwen en Milieu van de gemeente Franekeradeel aangegeven dat een bouwvergunning voor de door belanghebbende voorgenomen restauratie niet vereist was. 2.3 Het bedrag dat met de restauratie is gemoeid - na aftrek van het honorarium voor de architect en een bedrag aan omzetbelasting – is begroot op € 85.000, -. De restauratiewerkzaamheden betreffen achterstallig onderhoud van de onroerende zaak, dat wil zeggen dat de werkzaamheden zien op het brengen van de onroerende zaak in een staat die het eens had. 2.4 Op 2 augustus 2004 is aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd, te weten voor een bedrag van € 2.000, - voor een vergunning in de zin van 5.12 van de Tarieventabel van de Legesverordening 1996 en voor een bedrag van € 148, - aan welstandsleges als bedoeld in 5.6.1 van voormelde tabel. Voor de berekening van voormelde leges is uitgegaan van een bedrag van € 80.000, - aan bouwkosten. 2.5 Met de voormelde aanslag leges heeft belanghebbende zich niet kunnen verenigen. Na bezwaar tegen deze aanslag is de aanslag bij uitspraak van 7 oktober 2004 verminderd in die zin dat het bedrag aan welstandsleges is vastgesteld op € 143, -. De aanslag monumentenleges is gehandhaafd. Tegen de uitspraak van 7 oktober 2004 heeft belanghebbende beroep ingesteld. 3. Het geschil en de standpunten van partijen. 3.1 In geschil is de hoogte van de heffingsmaatstaf waarover de onderhavige leges zijn berekend. 3.1 Belanghebbende is van mening dat in de betreffende heffingsmaatstaf niet mogen worden begrepen de kosten die gemoeid zijn met onderhoud. Hij vindt dat het begrip “bouwsom” niet behelst de kosten van restauratie en verwijst daarvoor naar artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet. Belanghebbende concludeert dat de leges van de monumentenvergunning vastgesteld moeten worden op € 150, - en de leges voor de welstandsvergunning op € 20, -. Hetgeen hij opmerkt over de verhouding van de hoogte van de leges tot de kosten van de daarvoor door de gemeente bewezen diensten heeft hij ter zitting laten varen. 3.3 De heffingsambtenaar houdt onverkort vast aan zijn de opvatting dat de leges tot op de juiste bedragen zijn vastgesteld. 3.4 Voor een uitgebreidere weergave van de standpunten van partijen zijverwezen naar de gedingstukken 4. De overwegingen omtrent het geschil. 4.1 In de openbare raadsvergadering van 4 juli 1996 heeft de raad van de gemeente Franekeradeel de Legesverordening 1996 vastgesteld. De voor het onderhavige geschil relevante wijzigingsbesluit ter zake van de Legesverordening is genomen op 4 december 2003. De Legesverordening 1996 en de wijziging daarvan op 4 december 2003 zijn op 17 juli 1996 respectievelijk op 17 december 2003 in de Franeker Courant bekend gemaakt, onder vermelding dat de Verordening 1996 en voormelde wijziging voor een ieder ter inzage lag. 4.2 Bij Legesverordening 1996 hoort een Tarieventabel, waarbij onder “Hoofdstuk 5 Bouwvergunningen, bouwkosten” onder 5.1 het volgende staat vermeld: “Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.” 4.3 Onder 5.6.1. van de Tarieventabel onder “Welstandsadviezen” is het volgende - voor zover hier relevant - opgenomen. “Voor adviezen van Hûs en Hiem zullen de vergoedingen, berekend over de naar boven op € 550 afgeronde bouwsom, bedragen: tot en met € 5000 : € 21 vanaf € 5001 t/m € 10.000 : € 26 vanaf € 10.001 t/m € 225.000 : € 7, - + 1,7 % v/d bouwsom) x 1,066” 4.4 Het bepaalde in 5.12 van de Tarieventabel, onder “Monumentenwet en –verordening”, luidt per 1 januari 2004: “Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de monumentenwet en/of artikel 5 van de monumentenverordening is een tarief verschuldigd bij bouwkosten: < 10.000 € 150 10.000 - < 50.000 € 500 50.000 - < 250.000 € 2.000” 4.5 Artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988, op welk artikel 5.12 van de Tarieventabel wijst, bepaalt dat het verboden is zonder een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen dan wel te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 4.6 Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen van dat wat tot het gewone onderhoud behoort. Volgens het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder a, van dat artikel – welk lid in werking is getreden per 1 januari 2003 - is het voorgaande niet van toepassing op het bouwen in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. 4.7 Vast staat dat de onderhavige vergunningen niet bouwvergunningen zijn in de zin van artikel 43 van de Woningwet, maar vergunningen in de zin van het bepaalde onder 5.6.1 en 5.12 van de Tarieventabel, zodat hetgeen belanghebbende naar voren brengt over bouwvergunningen hem naar het oordeel van het hof niet kan baten. Bovendien is het hof met inachtneming van de voormelde inhoud van artikel 11 van de Woningwet en de voormelde bepalingen van de Legesverordening 1996 van oordeel dat de heffingsmaatstaf van de onderhavige vergunningen de kosten van onderhoud mogen behelzen, ongeacht de in de voornoemde bepalingen van de Tarieventabel gehanteerde begrippen “bouwkosten” en “bouwsom” en het begrip “bouwen” zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet. 4.8 De jurisprudentie waarop belanghebbende zich beroept is niet relevant aangezien die betrekking heeft op artikel 43 van de Woningwet zoals dat luidde tot 1 januari 2003. 4.9 Voor zover belanghebbende zich beroept op toepassing van het gelijkheidsbeginsel met zijn opmerking dat in aangrenzende gemeenten de leges voor de afgifte van vergunningen voor een monumentenpand lager zijn, merkt het hof op dat het iedere gemeente met in achtneming van het daarvoor geldende recht vrijstaat om de heffingsmaatstaf te bepalen zodat toepassing van het gelijkheidsbeginsel niet aan de orde kan komen. 4.10 Aangezien over de hoogte van de bouwkosten geen geschil bestaat en de vertraging in de afgifte van de onderhavige vergunningen niet tot een vermindering van de leges kunnen leiden, is het beroep van belanghebbende tevergeefs voorgesteld. 5. De conclusie. Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof het beroep ongegrond zal verklaren 6. De proceskosten. Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 7. De beslissing. Het hof verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door prof. mr. E. Aardema, vice-president, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op 29 mei 2006 in het openbaar uitgesproken door mr. F.J.W. Drion, in tegenwoordigheid van mr. De Jong-Braaksma als griffier en ondertekend door voornoemde raadsheer en griffier. Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden op: 7 juni 2006