Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX7216

Datum uitspraak2006-06-01
Datum gepubliceerd2006-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAwb 05-5401 en Awb 05-5407
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft niet gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:24, zesde lid Awb; de wijzigingen in het besluit kunnen niet gezien worden als vormfouten, maar raken de kern van de beslissing.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummers: AWB 05 - 5401 en 5407 VEROR uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2006 in de zaken van: [eisers] wonende te [woonplaats], eisers, tegen: het College van burgemeester en wethouders van Heemskerk, verweerder. 1. Procesverloop Op 6 februari 2005 heeft verweerder het voertuig met het kenteken [kenteken] doen wegslepen en opslaan in en bewaarplaats. Bij brieven van 2 maart 2005, aangevuld op 12 mei 2005, hebben eisers hiertegen, alsmede tegen het uitblijven van een schriftelijk besluit ter zake, bezwaar gemaakt. Bij besluiten van 31 augustus 2005 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten hebben eisers bij brieven van 8 oktober 2005 beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden. De beroepen zijn behandeld ter zitting van 20 april 2006, alwaar eisers zich hebben doen vertegenwoordigen door mr. [familielid], en verweerder is verschenen bij mr. A.C. S. Leiss en H. Heikel, ambtenaren der gemeente. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder bestuursdwang verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. 2.2 Artikel 5:24 Awb luidt, voor zover van belang: 1. Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking. (...) 6. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt het alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking. 2.3 Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. 2.4 Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. 2.5 Artikel 170, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) luidt: Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met a. het belang van de veiligheid op de weg, of b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen 2.6 De auto met het kenteken [kenteken] behoort toe aan [eiseres] en was op 6 februari 2005 in gebruik bij haar zoon [zoon van eiseres]. Op genoemde datum is de auto weggesleept vanaf de locatie [adres] te [plaatsnaam]. 2.7 Vast staat dat verweerder niet eerder dan bij de thans bestreden besluiten zijn beslissing ter zake de toepassing van deze bestuursdwanghandeling schriftelijk heeft vastgelegd en bekendgemaakt. 2.8 De rechtbank overweegt dienaangaande dat verweerder, aldus handelend, niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5:24, zesde lid, voornoemd. Dit prangt te meer nu hij reeds in een vroeg stadium door eisers was gewezen op het ontbreken van een schriftelijk besluit. Een en ander heeft bovendien gevolgen gehad voor de behandeling van de zaken in de bezwaarprocedure. Aldaar is immers niet uitsluitend aan de orde geweest het niet tijdig op schrift stellen van de beslissing van verweerder, doch heeft zich ook een inhoudelijk discours voltrokken, dat evenwel bij gebreke van een voldoende mate van duidelijkheid omtrent het standpunt van verweerder inzake de grondslag van zijn handelen een schimmig karakter heeft gedragen. 2.9 Anders dan verweerder heeft gesteld zijn eisers door deze gang van zaken dan ook in hun belang geschaad. Het gaat hierbij om het belang dat zij in een zo vroeg mogelijk stadium duidelijkheid verkrijgen omtrent de reden van het ingrijpen van de overheid, zulks mede met het oog op de mogelijkheid om zich daartegen tijdig en gericht te weer te stellen. Dit wordt niet anders doordat - zoals verweerder heeft aangegeven - een schriftelijke kennisgeving van een beschikking op de auto was bevestigd en de ter plaatse aanwezige politie-ambtenaar daarop een toelichting zou hebben gegeven. Bedoelde beschikking betrof immers een beschikking inzake de Wet administratiefrechtelijke verkeersvoorschriften en niet de toepassing van bestuursdwang als zodanig. 2.10 Bovendien doet zich het volgende voor. 2.11 Verweerder baseert zijn beslissing tot het toepassen van bestuursdwang op artikel 170, eerste lid en artikel 173 Wegenverkeerswet, alsmede op artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen, artikel 2 Wegsleepverordening en artikel 125 van de Gemeentewet. De kosten zijn overeenkomstig artikel 4 van de Wegsleepverordening bepaald op Euro 50,59 uitrijtarief, Euro 48,27 sleeptarief en Euro 32,44 bewaartarief. Voor de inhoudelijke motivering verwijst verweerder naar het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften. 2.12 Verweerder heeft bij verweerschrift van 11 april 2006 de grondslag van zijn beslissing alsnog gewijzigd in die zin dat als de basis daarvoor thans de onderdelen a en b van artikel 170, eerste lid, van WVW 1994 worden aangemerkt. Voorts wordt de referte artikel 2 van het Besluit wegslepen voertuigen en artikel 2 van de Wegsleepverordening geschrapt en wordt medegedeeld dat de gehanteerde tarieven uit de Wegsleepverordening ten onrechte zijn vermeerderd met BTW. 2.13 Anders dan verweerder meent de rechtbank dat het hier niet om vormfouten van ondergeschikte aard gaat. Voormelde wijzigingen raken immers direct aan de reden(en) voor het wegslepen van het voertuig - redenen waaromtrent, mede in het licht van de feitelijke situatie ter plaatse, tussen partijen kennelijk geen overeenstemming bestaat -, alsmede aan de basis voor de tarifering en daarmede de kern van de beslissing. 2.14 Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken kan niet worden gezegd dat de bestreden besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dit in aanmerking genomen en nu verweerder voorts bij verweerschrift nog wijzigingen heeft willen aanbrengen in deze besluiten van voormeld gewicht en met voormelde betekenis bestaat er voldoende aanleiding tot vernietiging daarvan. Bij het vorengaande komt nog dat de gemachtigde van eisers - ten gevolge van een feitelijke constellatie waarvan de oorzaak thans niet meer valt te achterhalen - eerst op de zitting kennis heeft kunnen nemen van het nader standpunt van verweerder en derhalve niet in de gelegenheid is geweest daarop tijdig en gericht te reageren. Ook het belang van een goede procesorde brengt derhalve mede dat verweerder zich nogmaals over de onderhavige kwestie buigt. 2.15 De beroepen zijn dan ook gegrond. 2.16 Niet gebleken is dat eisers voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart de beroepen gegrond; 3.2 vernietigt de bestreden besluiten van 31 augustus 2005; 1.3 gelast dat de gemeente Heemskerk het door eisers betaalde griffierecht van € 138,- aan hen vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter en op 1 juni 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.