Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX8529

Datum uitspraak2006-06-14
Datum gepubliceerd2006-06-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507264/1 en 200507478/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 5 juli 2005, kenmerk 2005/30951, heeft verweerder het landinrichtingsplan "Herinrichting Peelvenen, onderdeel Mariapeel-Deurnsche Peel" vastgesteld.


Uitspraak

200507264/1 en 200507478/1. Datum uitspraak: 14 juni 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in de gedingen tussen: 1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [appellante sub 2], gevestigd te [plaats], en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 5 juli 2005, kenmerk 2005/30951, heeft verweerder het landinrichtingsplan "Herinrichting Peelvenen, onderdeel Mariapeel-Deurnsche Peel" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief van 10 augustus 2005, bij verweerder ingekomen op 11 augustus 2005, en [appellante sub 2] bij brief van 15 augustus 2005, bij verweerder ingekomen op 15 augustus 2005, bezwaar ingediend.   Verweerder heeft met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht de bezwaarschriften van appellanten ter behandeling als beroepschriften doorgezonden aan de Afdeling. Bij brieven van 21 november 2005 heeft verweerder zijn verweerschriften ingediend. De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 27 april 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door drs. L.D.H. Spoormakers, ambtenaar van de provincie, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door M.N.J. van der Stappen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Appellanten zijn niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (hierna: Wet u.o.v. Awb) en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. 2.1.1.    Ingevolge artikel IV, eerste lid, onder b, van de Wet u.o.v. Awb blijft het recht zoals het gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing ten aanzien van ambtshalve te nemen besluiten waarvan het ontwerp ingevolge wettelijk voorschrift vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd. Ingevolge artikel IV, vierde lid, van de Wet u.o.v. Awb blijft afdeling 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht eveneens van toepassing ten aanzien van geschillen die betrekking hebben op andere dan de in het tweede of derde lid bedoelde besluiten waarop na de inwerkingtreding van deze wet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, indien deze besluiten zijn bekendgemaakt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. 2.1.2.    Blijkens de stukken is het ontwerpplan "Herinrichting Peelvenen, onderdeel Mariapeel-Deurnsche Peel" op 4 november 2004 ter inzage gelegd. Het besluit tot vaststelling van het plan is op 2 september 2005 bekendgemaakt. Artikel IV, vierde lid, van de Wet u.o.v. Awb is, nu het besluit na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, niet van toepassing. Echter, ten aanzien van het bestreden besluit is het eerste lid van artikel IV van de Wet u.o.v. Awb van toepassing. Nu het ontwerpplan ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Wet u.o.v. Awb, is het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wet u.o.v. Awb van toepassing op dit geding. 2.1.3.    Het voorgaande brengt met zich dat appellanten alvorens beroep in te stellen, ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bezwaar moeten maken tegen de vaststelling van het landinrichtingsplan. Verweerder heeft de door appellanten ingediende bezwaarschriften dan ook ten onrechte doorgezonden aan de Afdeling ter behandeling als beroepschriften. De Afdeling ziet echter in dit geval geen aanleiding om deze met toepassing van 6:15 van de Awb terug te zenden aan verweerder, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen. 2.2.    Ingevolge artikel 81, eerste lid, van de Liw, zoals deze wet luidde vóór 1 juli 2005, stellen gedeputeerde staten het landinrichtingsplan vast. Ingevolge artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht, bezien in samenhang met onderdeel E, onder 3, van de bijlage bij die wet, zoals deze wet luidde vóór 1 juli 2005, kan geen beroep worden ingesteld tegen een op grond van artikel 81 van de Liw, zoals deze wet luidde vóór 1 juli 2005, genomen besluit tot vaststelling van een landinrichtingsplan. 2.2.1.    Ingevolge artikel 83, derde lid, van de Liw, zoals deze wet luidde vóór 1 juli 2005, kunnen tegen de in artikel 75, eerste lid, onder c, van de Liw bedoelde voornemens tot toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Liw dan wel met toepassing van artikel 122 van de Onteigeningswet, uitsluitend rechthebbenden en pachters die zich tijdig tot het college van gedeputeerde staten hebben gewend met bedenkingen tegen deze voornemens of die bedenkingen hebben tegen deze voornemens voor zover deze afwijken van die in het ter inzage gelegde ontwerp van het landinrichtingsplan, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 2.2.2.    Uit de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen volgt dat beroep uitsluitend open staat tegen een besluit tot vaststelling van een landinrichtingsplan, voor zover dat plan een in artikel 75, eerste lid, onder c, van de Liw bedoeld voornemen tot toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Liw dan wel met toepassing van artikel 122 van de Onteigeningswet, bevat. Voor het overige kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit tot vaststelling van een landinrichtingsplan. 2.2.3.    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Afdeling vast dat de beroepen geen betrekking hebben op een in artikel 75, eerste lid, onder c, van de Liw bedoeld voornemen tot toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Liw dan wel met toepassing van artikel 122 van de Onteigeningswet. De beroepen zijn derhalve gericht tegen onderdelen van een landinrichtingsplan waartegen geen beroep kan worden ingesteld. De Afdeling is niet bevoegd van deze beroepen kennis te nemen. 2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd van de beroepen kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren    w.g. Soede Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2006 270-516.