Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX8849

Datum uitspraak2006-06-15
Datum gepubliceerd2006-06-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200024006
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 197 Sr, ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is het hof tot het oordeel gekomen dat niet aannemelijk is geworden dat het met name aan gebrek aan medewerking van de verdachte te wijten is dat hij Nederland niet op legale wijze kan verlaten. Nu klaarblijkelijk noch de verdachte zelf noch de Nederlandse autoriteiten kunnen bewerkstelligen dat de verdachte op legale wijze Nederland verlaat dient het steeds opnieuw vervolgen van de verdachte terzake van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht geen redelijk strafrechtelijk doel meer. Het hof zal mitsdien het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren in zijn vervolging van de verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde feit.


Uitspraak

Rolnummer: 22-000240-06 Parketnummer: 10-631271-05 Datum uitspraak: 15 juni 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 10 januari 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: Driss A[.] thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Utrecht- HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juni 2006. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Ontvankelijkheidsverweer De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard terzake van het onder 2 tenlastegelegde feit, dan wel dat de verdachte terzake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe gesteld - zakelijk weergegeven - dat de verdachte Nederland niet op legale wijze kan verlaten en dat dat niet te wijten is aan een gebrek aan medewerking van zijn kant. Het de verdachte steeds opnieuw vervolgen voor overtreding van artikel 197 Wetboek van Strafrecht is mitsdien niet meer opportuun te achten. Het hof overweegt daartoe het volgende. Bij beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 13 januari 1995 is de verdachte tot ongewenst vreemdeling verklaard. Blijkens het uittreksel uit het justitiƫle documentatieregister ten name van de verdachte d.d. 25 april 2006 is hij sedertdien meer dan tien maal veroordeeld voor overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. In het proces-verbaal van 9 januari 2006 van I.K. van Leeuwen wordt gerelateerd dat er al jarenlang door de autoriteiten van alles aan wordt gedaan om de identiteit en nationaliteit van de verdachte vast te stellen doch dat dit geen positief resultaat heeft opgeleverd, hetgeen volledig te wijten is aan de tegenwerking van betrokkene. De raadsvrouwe heeft bij pleidooi aangevoerd dat genoemd proces-verbaal, aangeduid als "sfeer" proces-verbaal, niet alleen ten onrechte de langdurige periodes van vreemdelingenbewaring niet heeft vermeld, doch bovendien onjuistheden bevat en eigen inspanningen van de verdachte onvermeld laat. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is het hof tot het oordeel gekomen dat niet aannemelijk is geworden dat het met name aan gebrek aan medewerking van de verdachte te wijten is dat hij Nederland niet op legale wijze kan verlaten. Nu klaarblijkelijk noch de verdachte zelf noch de Nederlandse autoriteiten kunnen bewerkstelligen dat de verdachte op legale wijze Nederland verlaat dient het steeds opnieuw vervolgen van de verdachte terzake van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht geen redelijk strafrechtelijk doel meer. Het hof zal mitsdien het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren in zijn vervolging van de verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde feit. Bewezenverklaring feit 1 (... etc) BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk terzake van het onder 2 tenlastegelegde. (... etc) Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. C.M.P. Flint-Van Noort en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. G.V.J. Bromet. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2006.