Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX9352

Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-06-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670023-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brandstichting door een 34-jarige chronisch psychiatrisch patiënt met kenmerken van borderline, paranoia en ADHD. Beide gedragsdeskundigen achten recidivegevaar en/of suïciderisico aanwezig en adviseren een klinische observatie in Hoeve Boschoord ten behoeve van nadere diagnostiek en een advies over de behandelmogelijkheden. Gelet op de langdurige wachtlijsten bij de betreffende kliniek ziet de rechtbank zich hier geconfronteerd met een maatschappelijke realiteit die in de weg staat aan de meest gewenste uitkomst, te weten een op de detentie aansluitende klinische opname. Een observatie ex artikel 196 van het Wetboek van Strafvordering acht de rechtbank niet aan de orde, nu geen sprake is van de situatie dat een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte niet voldoende op andere wijze plaats kan vinden. Het onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden. Gelet op de problematiek van de verdachte en de noodzaak van behandeling zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, hetgeen ook kan inhouden dat de verdachte een observatie en/of behandeling ondergaat.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN, sector strafrecht parketnummer :18/670023-06 datum uitspraak : 13 juni 2006 op tegenspraak raadsvrouw : mr. L.G. Mellens-Schrage VONNIS van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring in Ter Apel. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april 2006 en 30 mei 2006. Tenlastelegging Aan de verdachte is te laste gelegd : dat hij op of omstreeks 10 januari 2006, te Finsterwolde, in elk geval in de gemeente Reiderland, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing heeft teweeg gebracht in een achter of nabij de woning [adres] staande caravan en/of in welke caravan zich een of meer gasflessen bevonden, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandversnellende en/of brandbare (vloei)stof over het interieur en/of de binnenkant van die caravan gegoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandversnellende en/of die brandbare (vloei)stof en/of (een gedeelte van) dat interieur en/of die binnenkant van die caravan in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die caravan geheel of gedeeltelijk is verbrand en/of die gasfles(sen) is/zijn ontploft, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer personen, welke aanwezig waren in de woning [adres], althans een ander en/of anderen en/of gemeen gevaar voor een nabijgelegen schuur en/of die woning [adres], in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; Wijziging tenlastelegging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 april 2006 gevorderd dat de tenlastelegging zal worden gewijzigd in die zin dat in de laatste regel na "[nummer]" wordt toegevoegd : "en de woning [adres 2]". Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting van 18 april 2006, gehoord de verdachte en diens raadsvrouw, toegewezen. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat : hij op 10 januari 2006 te Finsterwolde opzettelijk brand heeft gesticht in een achter de woning [adres] staande caravan, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine over het interieur en/of de binnenkant van die caravan gegoten en vervolgens die benzine en/of een gedeelte van dat interieur en/of die binnenkant van die caravan in brand gestoken, ten gevolge waarvan die caravan is verbrand, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, welke aanwezig waren in de woning [adres], en gemeen gevaar voor een nabijgelegen schuur en die woning [adres] en de woning [adres 2], te duchten was. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op : opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Strafbaarheid van de verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage van 30 maart 2006, opgemaakt door de klinisch psycholoog dr. F. Luteijn, alsmede op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 3 april 2006, opgemaakt door de psychiater L.M.A.E. Vanvuchelen. De conclusies van deze rapporten luiden - zakelijk weergegeven - dat het ten laste gelegde aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over. De rechtbank acht de verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Motivering straf Bij de bepaling van de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met : * de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan; * de vordering van de officier van justitie, te weten veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, hetgeen ook kan inhouden dat de verdachte een klinische observatie en/of behandeling ondergaat in Hoeve Boschoord; * de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit : - het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april 2006 en 30 mei 2006; - de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie met betrekking tot de verdachte van 23 februari 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van andersoortige misdrijven; - voornoemde psychologische onderzoeksrapportage; - voornoemde psychiatrische onderzoeksrapportage; - het briefrapport van 30 januari 2006, opgemaakt door de psychiater/ psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os; - het voorlichtingsrapport van 12 april 2006 en het adviesrapport van 23 mei 2006, beiden opgemaakt door S.L. Pattiruhu-Chow, werkzaam bij de Reclassering Nederland in Groningen. Vrijheidsstraf De rechtbank neemt bij de strafoplegging in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan het plegen van brandstichting in de caravan waarin hij verbleef, naar zijn zeggen in een poging zichzelf van het leven te beroven. De verdachte heeft hierdoor gevaar veroorzaakt in de woonomgeving waarin deze caravan gestald stond. Dat deze brand geen ernstige gevolgen heeft gehad, is mede te danken aan het snelle blussen van de brand door de gealarmeerde hulpdiensten en niet aan het handelen van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte blijk gegeven van een ernstige onderschatting van de gevaren van het stichten van brand. De verdachte heeft met zijn wijze van handelen gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt bij de buurtbewoners. Bovendien heeft de verdachte door het plegen van dit delict aan de direct betrokkenen financiële schade berokkend en maatschappelijke overlast veroorzaakt. De ernst van dit feit zou zonder meer een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Uit de rapportages van de beide gedragsdeskundigen blijkt anderzijds dat het bewezen verklaarde aan de verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend en dat er bij de verdachte reeds gedurende geruime tijd sprake is van ernstige problematiek, waarvoor de verdachte onder behandeling stond van de psychiatrische thuiszorg. De verdachte wordt omschreven als chronisch psychiatrisch patiënt met kenmerken van borderline, paranoia en ADHD. Beide gedragsdeskundigen achten recidivegevaar en/of suïciderisico aanwezig en adviseren een klinische observatie in Hoeve Boschoord ten behoeve van nadere diagnostiek en een advies over de behandelmogelijkheden. De rechtbank heeft bij beslissing van 2 mei 2006 het onderzoek ter terechtzitting aangehouden teneinde een reclasseringsrapport te doen opmaken met betrekking tot de wachttijden voor klinische observatie en/of behandeling in Hoeve Boschoord en met betrekking tot de eventuele opvangmogelijkheden van de verdachte voorafgaand aan observatie en/of behandeling. Uit de rapportage van Reclassering Nederland in Groningen van 23 mei 2006 en de toelichting daarop door de reclasseringswerker S.L. Pattiruhu-Chow ter terechtzitting van 30 mei 2006 is de rechtbank thans gebleken dat er in dat kader drie opties zijn. Dit zijn opname op de gesloten afdeling van Hoeve Boschoord voor een observatieperiode van zes tot acht weken ex artikel 196 van het Wetboek van Strafvordering, opname op de open afdeling van Hoeve Boschoord (wachttijd twee tot drie weken) of een ambulant onderzoek, waarvan beide laatstgenoemde opties op indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Indien uit een onderzoek van de verdachte op één van de genoemde manieren mocht blijken dat een klinische behandeling in Hoeve Boschoord geïndiceerd is, bedraagt de wachttijd daarvoor één jaar. De rechtbank acht het onwenselijk dat de verdachte na het uitzitten van zijn onvoorwaardelijk strafdeel en na bovenbedoeld onderzoek onbehandeld in de maatschappij terugkeert, in afwachting van klinische behandeling. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bij voorkeur aansluitend aan de observatieperiode in behandeling zou gaan. Vanwege de in Hoeve Boschoord bestaande wachtlijst voor klinische behandeling is dit alles echter niet mogelijk. De rechtbank ziet zich hier geconfronteerd met een maatschappelijke realiteit die in de weg staat aan de meest gewenste uitkomst. De rechtbank acht plaatsing van de verdachte op de open afdeling van Hoeve Boschoord niet optimaal, vanwege het risico dat de verdachte zich in dat geval voortijdig zou kunnen onttrekken aan behandeling door de open afdeling te verlaten, bijvoorbeeld wanneer de behandeling te intensief of confronterend wordt voor de verdachte. Tussentijdse opvangmogelijkheden ter overbrugging naar klinische behandeling zijn er verder alleen in het kader van een plaatsing op een open afdeling van de GGZ Winschoten, derhalve in een relatief vrijblijvend kader, en ook daarvoor bestaat een wachtlijst. Een observatie ex artikel 196 van het Wetboek van Strafvordering acht de rechtbank niet aan de orde, nu geen sprake is van de situatie dat een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte niet voldoende op andere wijze plaats kan vinden. Het onderzoek heeft immers inmiddels plaatsgevonden. Gelet op de problematiek van de verdachte en de noodzaak van behandeling zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, hetgeen ook kan inhouden dat de verdachte een observatie en/of behandeling ondergaat in Hoeve Boschoord. De rechtbank acht het de verantwoordelijkheid van de reclassering de verdachte daarbij - in ieder geval gedurende de periode totdat klinische opname gerealiseerd kan worden - dusdanig intensief te begeleiden dat de kans op recidive zo minimaal mogelijk wordt gehouden. De rechtbank ziet in het gevaar van recidive aanleiding om een proeftijd van drie jaar op te leggen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank : verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar; veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot : een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen; beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht, tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; bepaalt dat van deze straf een gedeelte van 179 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op drie jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft; stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland in Groningen, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt en draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde; De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zal meewerken aan observatie en/of behandeling in Hoeve Boschoord. Heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 15 juli 2006. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, F. Sijens en G.H. Boekaar, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2006.