Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX9505

Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-06-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 05/3959
Statusgepubliceerd


Indicatie

De gemeente Tilburg heeft in haar aanwijzingsbesluit van 21 december 2004, de bevoegdheid tot heffing van gemeentelijke belastingen toegewezen aan de “manager van de sector Burger- en ondernemerszaken”, maar heeft dit besluit pas op 27 april 2006 gepubliceerd. De rechtbank Breda vernietigt drie in 2005 opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelastingen omdat de aanslagen onbevoegd zijn opgelegd.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 05/3959 Uitspraakdatum: 27 juni 2006 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [X], wonende te [Z], eiser, en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, verweerder. Eiser wordt hierna ook aangeduid als belanghebbende. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 21 oktober 2005 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [0000000.0000.000000]). Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden voor de enkelvoudige belastingkamer op 4 april 2006 te [Z]. Aldaar is toen verschenen en gehoord namens verweerder [A]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en heeft bepaald dat op 18 april 2006 mondeling uitspraak zal worden gedaan. Met dagtekening 14 april 2006 heeft de rechtbank onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:68 van de Awb het onderzoek in de onderhavige zaak heropend en bepaald dat de zaak ter verdere behandeling zal worden doorverwezen naar de meervoudige belastingkamer. Het nadere onderzoek ter zitting voor de meervoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op 13 juni 2006 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens verweerder, [A] en [B]. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 april 2006 aan [X] op het adres [a-straat 1] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op 3 mei 2006 aan belanghebbende door het afhaalkantoor is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de naheffingsaanslag parkeerbelasting; - gelast dat de gemeente Tilburg het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 37 aan deze vergoedt. 2. Gronden 2.1. In artikel 231 van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheid om gemeentelijke belastingen te heffen is geattribueerd aan de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen, de heffingsambtenaar. Het college van Burgemeester en Wethouders (college van B&W) van de gemeente Tilburg heeft de verplichting om de heffingsambtenaar aan te wijzen. 2.2. Bij besluit van 21 december 2004 heeft het college van B&W de manager van de sector Burger- en ondernemerszaken van de dienst Publiekszaken van de gemeente Tilburg aangewezen als heffingsambtenaar in de zin van artikel 231 van de Gemeentewet (aanwijzingsbesluit). 2.3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder een besluit dient te worden verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het aanwijzingsbesluit aan de definitie van een besluit zoals vermeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Derhalve zijn de artikelen 3:40 tot en met 3:45 van de Awb, die zien op de bekendmaking en mededeling van besluiten, op het onderhavige aanwijzingsbesluit van toepassing. 2.4. In artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Artikel 3:42, eerste lid, van de Awb bepaalt vervolgens dat bekendmaking van besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, dient te geschieden door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. 2.5. Het aanwijzingsbesluit is naar het oordeel van de rechtbank een besluit dat is gericht tot een of meer belanghebbenden zodat bekendmaking dient te geschieden. Het aanwijzingsbesluit is namens de gemeente Tilburg op 27 april 2006 gepubliceerd in de Tilburgse Koerier. 2.6. De onderhavige naheffingsaanslag is met dagtekening 8 augustus 2005 aan belanghebbende opgelegd en de uitspraak op bezwaar is van 21 oktober 2005. Nu het aanwijzingsbesluit op 27 april 2006 is gepubliceerd, treedt dit besluit, gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Awb, pas vanaf die datum in werking. De heffingsambtenaar heeft derhalve, naar het oordeel van de rechtbank, pas vanaf 27 april 2006 de bevoegdheid verkregen om naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen of op daartegen gerichte bezwaren bij uitspraak te beslissen. 2.7. Nu de uitspraak op bezwaar is gedagtekend 21 oktober 2005 is deze gedaan door een daartoe niet-bevoegde persoon en dient deze reeds daarom te worden vernietigd. 2.8. Het vorenoverwogene zou meebrengen dat - na vernietiging van de uitspraak op bezwaar - alsnog op het bezwaar moet worden beslist. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank echter zelf omtrent de juistheid van de naheffingsaanslag beslissen. Nu die belastingaanslag is gedagtekend 8 augustus 2005 kan de conclusie immers niet anders zijn dan dat deze moet worden vernietigd omdat deze door een niet-bevoegde persoon is vastgesteld. 2.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. 3. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitspraak is gedaan op 27 juni 2006 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H.W.N. Lammers, griffier. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank; 2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.