Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX9546

Datum uitspraak2006-05-12
Datum gepubliceerd2006-06-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-007406-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien bij artikel 1a, aanhef en onder 1°, van de wet op de economische delicten, juncto artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien bij artikel 1a, aanhef en onder 2°, van de wet op de economische delicten, juncto artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.


Uitspraak

Parketnummer: 20-007406-05 Uitspraak : 12 mei 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch economische kamer Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 november 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-075642-03 tegen: [verdachte], statutair gevestigd te [vestigingsplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis zal worden vernietigd en dat het hof te dien aanzien verdachte opnieuw zal veroordelen tot een geldboete van € 800,--. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2003 tot en met 30 juni 2003 te Mariahout, althans te Lieshout, in elk geval in de gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten landbouwplastic en/of een hoeveelheid houten planken en/of een kinderwagen en/of een stuk pvc pijp en/of touw en/of boomstronken en/of takken heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden. 2. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2003 tot en met 30 juni 2003 te Mariahout, althans te Lieshout, in elk geval in de gemeente Laarbeek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een perceel grond gelegen aan de achterzijde van de woning [adres] heeft ontgrond, in de zin van de Ontgrondingenwet, zonder de daartoe strekkende vergunning, terwijl het bepaalde in artikel 12 en 31 van die wet niet van toepassing was. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2003 tot en met 30 juni 2003 te Mariahout, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten landbouwplastic en een hoeveelheid houten planken en een kinderwagen en een stuk pvc pijp en touw en boomstronken en takken heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen. 2. hij op een tijdstip gelegen in de periode van 1 juni 2003 tot en met 30 juni 2003 te Mariahout, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een perceel grond gelegen aan de achterzijde van de woning [adres] heeft ontgrond, in de zin van de Ontgrondingenwet, zonder de daartoe strekkende vergunning, terwijl het bepaalde in artikel 12 en 31 van die wet niet van toepassing was. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Namens de verdachte is op gronden als vermeld in de door de raadsman van verdachte overgelegde pleitnota, - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Er is geen sprake van "ontgronden" in de zin van het bepaalde in artikel 3 van de Ontgrondingenwet, nu er sprake is van het maaiveld dat niet permanent is verlaagd, aldus de verdediging. Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is voor het hof komen vast te staan dat: - op 4 juli 2003 door [getuige 1], rentmeester bij Brabant Water, achter het perceel [adres] te [plaats], gemeente Laarbeek, is waargenomen dat over een oppervlakte van 400m2 de grond was geroerd met een machine; - er op 9 juli 2003 door verbalisanten van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost ter plaatse een nader onderzoek heeft plaatsgevonden; - tijdens dat onderzoek de bodem werd afgegraven; - tijdens deze graafwerkzaamheden afvalstoffen, te weten landbouwplastic, houten planken, een kinderwagen, een stuk pvc pijp, touw, boomstronken en takken zijn waargenomen; - de verbalisanten hebben gerelateerd dat juist op die plaats geel zand behoort te zitten, doch dat dit recent was verwijderd; - de opdrachtgever van verdachte, de heer[betrokkene 1], heeft verklaard de intentie te hebben om een oprit over zijn grond vanaf de weg naar zijn erf aan het perceel [adres] te [plaats], gemeente Laarbeek te realiseren en dat hij [betrokkene 2] opdracht heeft gegeven een gat te maken en het vrijkomende zand te gebruiken voor de opvulling van de verwijderde verharding; - verdachte in opdracht van de heer[betrokkene 1] graafwerkzaamheden heeft verricht; - de heer [betrokkene 2] namens verdachte de feitelijke graafwerkzaamheden heeft verricht; - [betrokkene 2] in opdracht van [betrokkene 1] het ontstane gat heeft opgevuld met afvalstoffen en heeft bedekt met aarde; - getuige [getuige] heeft gezien dat op 10 juni 2003 een kraan van verdachte bezig was om bij de bosrand zand uit te graven; - getuige [getuige] heeft gezien dat er geel zand tegen het hek lag wat het perceel van [betrokkene 1] afgrenst met de bosrand; - de vertegenwoordiger van verdachte, [betrokkene 2], heeft verklaard dat hij op 10 juni 2003 in een bosperceel aan de achterzijde van de woning [adres] te [plaats], gemeente Laarbeek, zand heeft opgeschept; - aan verdachte geen ontgrondingsvergunning was verleend. Op grond van de bovenvermelde feiten en omstandigheden, welke het hof tot het bewijs zal bezigen, leidt het hof af dat [betrokkene 2] een gat heeft gegraven en het vrijkomende zand elders (op het perceel) heeft gebruikt ter opvulling van de verwijderde verharding, zodat ter plaatse van de ontgraving sprake is van een permanente verlaging van het maaiveld in de zin dat er blijvend geel zand is onttrokken. Naar het oordeel van het hof is er dan sprake van een ontgronding in de zin van de Ontgrondingenwet. Hieraan doet niet af dat vervolgens het ontstane gat is gevuld met afvalstoffen en aarde. Het hof leidt het vorenstaande (onder meer) af uit de verklaring van verdachtes opdrachtgever, de heer [betrokkene 1], welke verklaring het hof betrouwbaar acht en welke verklaring in belangrijke mate wordt ondersteund door het overige bewijsmateriaal, waaronder de verklaring van de getuige [getuige] en het relaas van verbalisanten. Het hof verwerpt mitsdien dit verweer. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien bij artikel 1a, aanhef en onder 1°, van de wet op de economische delicten, juncto artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien bij artikel 1a, aanhef en onder 2°, van de wet op de economische delicten, juncto artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voorzover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de straftoemeting heeft het hof er in het bijzonder rekening mee gehouden dat de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 3 van de Ontgrondingenwet en artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde oplevert: 1 Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. 2 Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 600,00 (zeshonderd euro). Bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 200,00 (tweehonderd euro), niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. Harmsen, voorzitter, mrs. Van de Loo en De Lange, in tegenwoordigheid van mr. Van Ham, griffier, en op 12 mei 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken. ?? ?? ?? ?? - 2 - 20-007406-05