Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX9582

Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-06-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.810008-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk, dat hij en zijn mededaders gedurende een langere periode en zeer frequent grote hoeveelheden hennep naar Duiitsland vervoerden, waarbij zij zich hebben bediend van koeriers, die zich daartoe min of meer door hen gedwongen voelden.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1969, wonende [adres verdachte], thans verblijvende in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 juni 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle. De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen onder 1, 2 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; De officier van justitie acht hetgeen onder 3 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert voor dat feit vrijspraak; Voorts vordert zij tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]; Tenslotte vordert zij de onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte inbeslaggenomen 5 spuitbusjes traangas en de teruggave aan de verdachte van de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 6 februari 2006 in de gemeente Assen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, althans deel heeft uitgemaakt van een groep samenwerkende personen, waarvan behalve verdachte [naam medeverdachte] en/of [naam medeverdachte] en/of een of meer anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen (in de zin van artikel 1 van de Opiumwet) van hoeveelheden/een hoeveelheid hennep, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, - in welke organisatie verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld en/of - ten behoeve van welke organisatie verdachte personen (koeriers) heeft geworven en/of - aan welke organisatie verdachte (ook) anderszins steun heeft verleend; 2. hij in de periode van 1 september 2004 tot en met 6 februari 2006 in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Bellingwedde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1 van de Opiumwet, een hoeveelheid hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 6 februari 2006, in de gemeente(n) Assen en/of Aa en Hunze en/of Bellingwedde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij in of omstreeks de periode van 17 september 2005 tot en met 18 september 2005, te Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte - zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en/of - zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - de deur van de hotelkamer, waarin die [naam slachtoffer] en verdachte zich bevonden, op slot heeft gedaan, die [naam slachtoffer] daarmee belettende te vluchten/die kamer te verlaten en/of - die [naam slachtoffer] op een bed heeft gegooid en/of - die [naam slachtoffer] bij haar keel heeft gegrepen/gepakt en/of - op die [naam slachtoffer], die op bed lag, is gaan zitten en/of - dreigend tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat hij wilde dat zij voor hem zou gaan koerieren in drugs of, als ze dat niet wilde, zij voor verdachte in de prostitutie moest, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - die [naam slachtoffer] aan haar benen heeft getrokken en/of - met die [naam slachtoffer] in gevecht/worsteling is gegaan en/of - dreigend tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik vermoord je als je niet stil bent", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - een kussen in het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft geduwd/gedrukt en/of - die [naam slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of - die [naam slachtoffer] (opnieuw) bij haar keel gegrepen/gepakt en/of - de door [naam slachtoffer] gedragen broek heeft losgemaakt en/of - de handen van die [naam slachtoffer] (boven haar hoofd) heeft vastgehouden en/of - die [naam slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of - die [naam slachtoffer] in haar nek heeft gebeten en/of - die [naam slachtoffer] in (een van) haar wang(en) heeft geknepen en/of - het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer] naar zijn ontblote onderlichaam heeft geduwd en/of - (opnieuw) een kussen in het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft geduwd/gedrukt en/of - een arm op de keel/hals van die [naam slachtoffer] heeft geduwd/gedrukt en/of - vorenomschreven handeling(en) heeft verricht, terwijl hij die [naam slachtoffer] bij gelegenheid van een eerdere ontmoeting met haar, een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft laten zien, en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 maart 2005 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]) heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; VERWEREN TEN AANZIEN VAN DE VOORVRAGEN De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging te dien aanzien onduidelijk en onvoldoende concreet is. De rechtbank verwerpt dit verweer. De tenlastelegging voldoet, naar het oordeel van de rechtbank, aan de vereisten die de wet daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte zich naar behoren tegen de aanklacht kunnen verdedigen. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 september 2004 tot en met 14 januari 2006 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan behalve verdachte, [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte] en anderen deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet van hoeveelheden hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, - in welke organisatie verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld en - ten behoeve van welke organisatie verdachte personen (koeriers) heeft geworven en - aan welke organisatie verdachte ook anderszins steun heeft verleend; 2. hij in de periode van 1 september 2004 tot en met 14 januari 2006 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht in de zin van artikel 1 van de Opiumwet, een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 4. hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 maart 2005 te Assen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]) heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] pijn heeft ondervonden; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1, onder 2 en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet van het Wetboek van Strafrecht. onder 4: Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht; STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 10 februari 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld; De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. De rechtbank neemt het de verdachte met name zeer kwalijk, dat hij en zijn mededaders gedurende een langere periode en zeer frequent grote hoeveelheden hennep naar Duitsland vervoerden, waarbij zij zich hebben bediend van koeriers, die zich daartoe min of meer door hen gedwongen voelden. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet bewezen De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het 1, onder 2 en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 1, onder 2 en onder 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten: vijf spuitbusjes traangas. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een agenda, een adresboek, een Postbank overschrijfboekje en 3 dagafschriften, een zwarte map met boekhouding, een zwarte map met Rabobankbescheiden, administratieve bescheiden Postbank Handelsonderneming [naam handels-onderneming], twee dagafschriften Postbank, een notariële akte Daverschot, een Vodafone contract, een groene map met bankgegevens, 73 injectiespuiten zonder naald, 23 injectiespuiten met naald, 4 injectienaalden, 2 glazen capsules Sustanon, een glazen capsule DecaDurabolin, een lege strip Oxacepam pillen, een kartonnen doos, 4 DVD speelfilms, een los notitieblaadje met telefoonnummers, een dagafschrift Rabobank De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door H.L. Stuiver, voorzitter en mrs. H. de Wit en A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 juni 2006, zijnde mr. A.M.E. van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.