Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0095

Datum uitspraak2006-06-22
Datum gepubliceerd2006-07-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5682 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om herziening. Geen nieuwe feiten of omstandigheden.


Uitspraak

05/5682 WUBO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K Als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek van: [verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), om herziening van de uitspraak van de Raad van 20 januari 2005, nummer 03/6465 WUBO. in het geding tussen: verzoeker en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 22 juni 2006 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft een verzoek om herziening ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2006, waar verzoeker, zoals schriftelijk bericht, niet is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en, c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. Verzoeker heeft grieven aangevoerd tegen de gang van zaken bij de Pensioen- en Uitkeringsraad betreffende zijn aanvraag voor een vergoeding voor het volgen van schilder- en tekenlessen en voor een reis naar Indonesië, met name wat betreft de wijze van besluitvorming door verweerster en de sanctionering daarvan door de Raad, zoals gemotiveerd in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. De Raad overweegt het volgende. Verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 8:88 van de Awb aangevoerd. Blijkens het verzoekschrift en de (bijlagen) heeft verzoeker met het onderhavige verzoek om herziening beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie over de tekortkomingen in de wijze van besluitvorming met betrekking tot de onderhavige zaak te voeren. Derhalve dient het verzoek om herziening te worden afgewezen. De Raad ziet, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2006. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) E. Heemsbergen. HD 11.05