Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0106

Datum uitspraak2006-06-22
Datum gepubliceerd2006-07-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5403 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om herziening. Aanvraag op grond van 2e generatie-problematiek ingediend na 1 januari 2002.


Uitspraak

05/5403 WUV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant) en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 22 juni 2006 I PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen het onder dagtekening 19 augustus 2005, kenmerk JZ/M70/2005, door verweerster te zijnen aanzien genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet). Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2006. Aldaar is appellant in persoon verschenen, bijgestaan door zijn dochter [naam dochter], terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 23 november 1993, zoals na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 april 1994, heeft verweerster afwijzend beslist op een aanvraag van appellant (geboren in 1943) van februari 1993, die onder meer - voorzover thans van belang - ertoe strekte om als zogenoemd 2e generatie-oorlogsslachtoffer met toepassing van artikel 3, tweede lid, oud, van de Wet met de vervolgde te worden gelijkgesteld. Daartoe is overwogen dat de psychische klachten van appellant niet in overwegende mate verband houden met de vervolging van zijn vader. Hierbij is blijkens de gedingstukken doorslaggevend geacht dat over de - in 1980 overleden - vader van appellant geen medische stukken beschikbaar zijn gekomen, ook niet in het kader van zijn eigen aanvraag op grond van de Wet, waaruit naar voren komt dat hij aan zijn vervolging toe te schrijven psychische klachten had. Het tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep heeft de Raad bij uitspraak van 17 augustus 1995, nr. WUV 1994/261, ongegrond verklaard, zodat dit besluit tussen partijen rechtens verbindend is geworden. In december 2003 heeft appellant zich gewend tot verweerster met het verzoek om hem in verband met zijn 2e generatie-problematiek alsnog voor, onder meer, een periodieke uitkering op grond van de Wet in aanmerking te brengen. Dit verzoek heeft verweerster afgewezen bij besluit van 11 augustus 2004, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, op gronden ontleend aan artikel 61, tweede lid, van de Wet. In dit geding staat ter beantwoording de vraag of, gelet op hetgeen door en namens appellant in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden. Die vraag beantwoordt de Raad op de hierna volgende gronden bevestigend. Verweerster heeft het verzoek van appellant van december 2003 terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van haar eerdere, hiervoor vermelde besluiten op de aanvraag van appellant van februari 1993, voorzover deze betroffen de weigering om hem op grond van zogenoemde 2e generatie-problematiek met de vervolgde gelijk te stellen. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat gelijkstelling op grond van (uitsluitend) die problematiek als gevolg van een wijziging van de Wet per 15 juli 1994 niet meer mogelijk is, terwijl het door verweerster nadien op dit punt nog gevoerde, begunstigende beleid ten aanzien van personen die vóór de bevrijding werden geboren per 1 januari 2002 is beëindigd. Ingevolge artikel 61, tweede lid, van de Wet is verweerster bevoegd op daartoe door de belanghebbende gedane aanvraag een door haar gegeven besluit in het voordeel van de bij dat besluit betrokkene te herzien. Deze bevoegdheid is van discretionaire aard, hetgeen betekent dat verweerster bij de uitoefening daarvan een ruime beleidsvrijheid toekomt. Dat brengt mee dat de Raad het bestreden besluit slecht terughoudend kan toetsen. Verweerster heeft het onderhavige verzoek om herziening afgewezen, onder overweging dat niet is gebleken dat aan de afwijzing van appellants eerdere aanvraag aperte, haar verwijtbare fouten ten grondslag hebben gelegen. Deze maatstaf is voor appellant gaan gelden omdat hij zijn nieuwe aanvraag op grond van 2e generatie-problematiek heeft ingediend na 1 januari 2002. De Raad heeft in inmiddels vaste rechtspraak aanvaard dat verweerster gerechtigd is verzoeken om herziening als het onderhavige aan deze maatstaf te toetsen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om het standpunt van verweerster dat in dit geval van zodanige fouten niet is gebleken, voor onjuist te houden. Nog steeds geldt dat over eventuele psychische klachten van de vader van appellant geen medische gegevens beschikbaar zijn gekomen - zijdens appellant is erkend dat die gegevens er niet zijn - , zodat ook over de eventuele oorzaak daarvan geen duidelijkheid bestaat. De opvatting van verweerster dat eigen verklaringen van de kinderen - ook al zijn deze, zoals hier, bij ingewonnen psychiatrische expertise aannemelijk bevonden - het gebrek aan medische gegevens over de ouder(s) niet kunnen compenseren, heeft de Raad al in eerdere, vergelijkbare zaken niet onredelijk geoordeeld. Gezien het vorenstaande kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit de door de Raad te hanteren terughoudende toets niet kan doorstaan. Voor vernietiging van dat besluit bestaat derhalve geen grond. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2006. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) E. Heemsbergen. HD 25.05