
Jurisprudentie
AY0272
Datum uitspraak2006-06-13
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4395 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4395 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Geen bijzondere omstandigheden.
Uitspraak
05/4395 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] , wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 juni 2005, 04/2922 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft L.I. Stoker-Edens hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2006. Voor appellant is verschenen L.I. Stoker-Edens. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.J.J. Borgart, werkzaam bij de gemeente Wageningen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Op 12 maart 2003 heeft appellant zich gemeld bij de lokale vestiging van de Centrale organisatie werk en inkomen (het CWI) voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. Nadat appellant een afspraak voor een intakegesprek op 18 april 2003 heeft afgezegd, is door hem geen contact meer met het CWI opgenomen.
Op 10 oktober 2003 heeft L.I. Stoker-Edens zich gemeld bij het CWI ten einde een bijstandsuitkering voor appellant aan te vragen. De betreffende aanvraag is op 29 april 2004 ingediend met het verzoek de bijstand toe te kennen over de periode van 12 maart 2003 tot 1 november 2003.
Bij besluit van 4 augustus 2004 heeft het College aan appellant een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend over de periode van 10 oktober 2003 tot 1 november 2003. Daarbij heeft het College geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht om de bijstand eerder in te laten gaan dan op 10 oktober 2003.
Bij besluit van 19 oktober 2004 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 4 augustus 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Naar vaste rechtspraak van de Raad inzake toepassing van artikel 67, eerste lid, van de Abw wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 8 maart 2005, LJN AT0209) ziet hij, na de inwerkingtreding van artikel 68a van de Abw per 1 januari 2002, geen grond daarover wezenlijk anders te oordelen, zij het dat voor aanvraagdatum tevens meldingsdatum dient te worden gelezen.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren om appellant met (verdere) terugwerkende kracht bijstand te verlenen. De Raad kan zich met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak ter zake heeft overwogen geheel verenigen.
Dit betekent dat ook naar het oordeel van de Raad het College de ingangsdatum terecht op 10 oktober 2003 heeft gesteld. Hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd levert geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten op en brengt de Raad dan ook niet tot een ander oordeel.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordig-heid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.