Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0329

Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603413/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 24 maart 2006 heeft verweerder onder opschortende voorwaarden de aan verzoekster verleende milieuvergunning voor het in werking hebben van een inrichting voor onder meer de verkoop van motorbrandstoffen en LPG, gelegen aan [locatie] te [plaats], gedeeltelijk ingetrokken, voor zover het de LPG-installatie met toebehoren betreft.


Uitspraak

200603413/2. Datum uitspraak: 27 juni 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 24 maart 2006 heeft verweerder onder opschortende voorwaarden de aan verzoekster verleende milieuvergunning voor het in werking hebben van een inrichting voor onder meer de verkoop van motorbrandstoffen en LPG, gelegen aan [locatie] te [plaats], gedeeltelijk ingetrokken, voor zover het de LPG-installatie met toebehoren betreft. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 5 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 5 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 7 juni 2006 heeft verzoekster nadere stukken ingediend. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juni 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ing. K.H.R.J. Mahler en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.M.C. van Veen en F.T. Büchel-van Steenbergen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Verweerder heeft in verband met regelgeving betreffende externe veiligheid aanleiding gezien de aan verzoekster verleende milieuvergunning gedeeltelijk in te trekken, voor zover het de LPG-installatie en toebehoren betreft. 2.3.    Verzoekster beoogt met het verzoek te bewerkstelligen dat voortzetting van de LPG-activiteiten binnen haar inrichting is toegestaan hangende de behandeling van haar beroep. De Voorzitter stelt evenwel vast dat aan de gedeeltelijke intrekking de opschortende voorwaarden zijn verbonden dat "het besluit niet eerder dan op 27 oktober 2007 wordt geëffectueerd en slechts indien op dat moment niet wordt voldaan aan de op dat moment geldende (risico)criteria zoals aangegeven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer en de Regeling externe veiligheid inrichtingen milieubeheer". Aangezien aldus het verzoekster is toegestaan om in elk geval tot 27 oktober 2007 de aan haar vergunde LPG-activiteiten voort te zetten, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. 2.4.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J. Blok, ambtenaar van Staat. w.g. Hirsch Ballin    w.g. Blok Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2006 428.